60. Moet lukken toch?
(Deel 60! Een beetje extra lang :) reacties zijn welkom :D (Oh en trouwens, op het moment van publiceren is het aantal stemmen van dit boek precies 999! Nice hahaha))
Dat kwartier is zo voorbij en voordat ik het weet, tikt Ahmik me alweer aan om te vertrekken. Ik ga eerst op mijn hurken zitten en wrijf in mijn ogen. Door de vermoeidheid is het even zwart voor mijn ogen, maar na een paar seconden trekt dat weer weg. Door het wachten ben ik inmiddels weer helemaal gewend aan het donker. Ik werp een korte blik op Ahmik en besluit toch maar mijn vraag te stellen. 'Zullen de paarden de wachters niet waarschuwen?'
Hij kijkt op. 'Ja, dat hebben ze al een tijd geleden gedaan. De wachter is het niet opgevallen. Hij verveelt zich duidelijk. Dat is trouwens ook één van de redenen dat we hier hebben gewacht. Zo hebben de paarden al aan onze aanwezigheid en geur kunnen wennen.'
Ik trek mijn wenkbrauwen op, dat is me niet opgevallen. Er valt nog veel te leren. Maar voor nu moeten we eerst maar eens onze eigen paarden zoeken tussen deze massa vierhoevers.
Ahmik staat nu ook op en kijkt naar de kudde. 'Kom, de wachter heeft zijn interesse al een tijdje geleden verloren. We lopen naar de dieren toe, waarschijnlijk zullen ze een beetje onrustig reageren maar dat geeft niet. Meng je een beetje, zodat je niet teveel opvalt. Knip één keer met je vingers, Tempesta zal vanzelf naar je toekomen. Dit is het signaal dat haar voor nu is aangeleerd, later kan je dat veranderen.'
Ik knik gespannen, dat lukt me wel. 'Heeft ze al een wachtwoord?'
Hij grinnikt zacht. 'Niet nodig, dat beest is stronteigenwijs. Ze laat maar een paar mensen op haar rug. De rest krijgt binnen een seconde een lesje zandhappen.'
Een grijns speelt rond mijn mond, ja, zo werkt Tempesta. Het is goed om te horen dat ze niet is veranderd.
'Nou ga haar maar begroeten.' Om die woorden kracht bij te zetten geeft Ahmik een duwtje in mijn rug.
Ik begin te lopen, maar draai me dan om. 'Wacht! Waar zien we elkaar we-' De plek waar hij net stond is nu leeg en als ik om me heen kijk, kan ik hem niet vinden... En nu? Ik haal mijn schouders op, Ahmik heeft vast wel een plan. Die gedachte laat me weer omdraaien.
Op mijn tenen loop ik in een snel-wandel tempo naar de paarden. De eerste waar ik langskom tilt nieuwsgierig zijn hoofd op en ik blijf even stilstaan, zodat hij aan mijn handen kan snuiven. Ik denk dat hij mijn geur al eerder heeft geroken, want het dier duwt zijn neus in mijn handen en laat zijn hoofd daarna weer zakken om verder te grazen. Mijn handen strelen nog even over de vacht voordat ik verder loop. Ik buk een beetje zodat mijn hoofd niet te ver boven de ruggen uitsteekt en kan opvallen voor een scherpe blik. Als ik een paar paarden gepasseerd ben, knip ik in mijn vingers. Ik heb geen idee of dat te hard of te zacht was, maar nog een keer durf ik het niet te doen. Het is niet echt een geluid dat thuishoort in de natuur, de wacht mag nog zo verveeld zijn, het valt op. Ik begin dan ook zenuwachtig aan mijn nagels te pulken als ik Tempesta nog niet zie verschijnen. Net als ik begin te overwegen om het toch nog een keer te doen, voel ik iemand een duw in mijn rug geven. Vliegensvlug draai ik me om, mijn armen ter bescherming voor mijn gezicht, klaar om een mogelijke klap op te vangen. Maar voor me staat geen mens met een opgeheven hand. Voor mij staat het dier dat ik al een eeuwigheid niet heb gezien. Mijn paardje. Tempesta.
Mijn eerste gevoel zegt dat ik haar om haar hals moet vallen en een dikke knuffel moet geven, maar dat lijkt me niet zo'n goed plan. Opeens word ik overvallen door een vlaag van onzekerheid. Kent ze me nog? Zal ze me nog wel op haar rug willen hebben? Wat als ze me niet meer kent en niet op haar rug wilt? Kan ik hier dan nog wel wegkomen?
Ik schud de vragen van me af, daar komen we op één manier achter en hier treuzelen werkt niet. We gaan gewoon stap voor stap.
En dus laat ik het dier aan mijn hand snuffelen, haar oortjes staan naar voren en ze staat het toe dat ik haar neus aai. Als ik met mijn vingers het plekje onder haar kin kietel, sluit ze genietend haar ogen. 'Hallo meisje, heb je me gemist? Wat leuk dat je er bent, denk je dat we weer een ritje kunnen maken? Mag ik weer op je rug klimmen?' Bij het geluid van mijn stem opent ze haar ogen weer en geeft me een duwtje met haar hoofd. Ik grinnik zacht. 'Mag ik dat als een ''ja'' beschouwen?'
Ik loop naar haar buik en nieuwsgierig draait ze haar hoofd mee. ''Schiet je wel op?'' Lijkt ze ermee te willen zeggen. Voorzichtig leg ik mijn armen over haar rug. Tempesta's houding verandert niet. Ze blijft rustig staan als ik haar manen vast pak. En dus vat ik genoeg moed om haar los te laten, een stapje achteruit te doen, een aanloopje te nemen en mijn been over haar rug te zwieren. Met dichtgeknepen ogen blijf ik zitten. Ik blijf zitten... Voorzichtig doe ik één oog open. Met één oortje naar voren en één oortje naar achter kijkt Tempesta op haar gemak om zich heen. Langzaam aai ik haar hals, als ik dan nog geen reactie krijg dat op een afwerp-poging lijkt, begin ik te ontspannen. Ze kent me nog en vindt dit het prima. Opgelucht haal ik adem, weer een zorg minder. Ik druk zacht met mijn benen tegen haar flanken en ze reageert direct keurig. Door met mijn benen druk uit te oefenen kan ik haar sturen en haar tempo bepalen. Ze beantwoordt mijn hulpen zonder problemen en ik ben blij verrast hoeveel ze heeft geleerd sinds ons laatste ritje. Maar dan nu het volgende probleem, waar is Ahmik?
Besluiteloos laat ik Tempesta stoppen, waar moeten we heen? Ergens in de verte hoor ik een geluid, net te zacht om te kunnen benoemen, maar het dier waar ik op zit, reageert meteen. Met een flinke pas begint ze, tussen alle paarden en pony's door, in de richting van het geluid te lopen. Ik besef me dat ik wel heel erg opval als ik rechtop blijf zitten en schuif wat naar achter, zodat ik op haar rug kan gaan liggen.
Tempesta blijft doelgericht doorlopen en ik zie dat het aantal paarden om me heen zichtbaar vermindert. Dan spettert ze het riviertje door en grijp ik uit een reflex haar manen vast. Ze snuift verontwaardigt en ik geef haar snel een klopje. 'Sorry, ik vertrouw er wel op dat je me niet laat vallen. Het is gewoon een automatisme.'
Niet veel later verdwijnt het ruisende rivierwater onder ons en zie ik de grond voorbij schieten, hier en daar liggen dennenappels en takken, waaruit ik opmaak dat we weer een bosstrook inlopen. Zo lopen we nog een minuutje door, maar dan stopt de merrie abrupt met lopen. Het is zo plotseling dat ik ervan schrik, maar zodra ik overeind kom, zie ik daar mijn neef op zijn paard zitten. Opgelucht adem ik uit en stuur Tempesta dicht naast zijn dier zodat we niet te hard hoeven te praten. Ik kijk hem verwachtingsvol aan.
Hij kijkt lachend terug. 'Ik zie dat ze je gevonden heeft. Deel één van de missie is geslaagd.'
Ik zend hem een verontwaardigde blik. 'Deel één? Volgens mij bedoel je deel vier. De tent uitkomen was deel één, ongezien het kamp verlaten was deel twee, zacht langs de wachter in het bos sluipen was deel drie. Dus dat maakt dit deel vier en gaan we nu aan deel vijf beginnen. Vertel. Wat is het plan?'
Ahmik lacht zacht. 'Nou omdat jij het zegt, en dat ''zacht voorbij die wachter komen'', zo zacht zou ik het nou niet perse willen noemen...'
Het is dat we allebei op een paard zitten en ik er dus niet goed bij kan, anders had ik hem nu echt een stomp gegeven. In plaats daarvan geef ik hem maar een dodelijke blik.
'We gaan nu een stuk parallel aan de rivier rijden, maar meer richting de bomen. Dan hebben we minder last van stenen die we niet goed kunnen zien met het licht. Dan snijden we een stuk af en buigen uiteindelijk van de rivier weg. Het landschap glooit licht, dus dat was de perfecte plek voor de rest om te wachten. Maar om daar te komen moeten we een stuk veld oversteken. We moeten langs een paar wachters. Een paar staan aan de andere kant van de rivier, dus die vormen niet zo'n groot probleem. We moeten er echter twee van dichtbij passeren, die zijn wel een probleem. Of beter gezegd, kunnen een probleem zijn. Ik heb er vertrouwen in dat we wel ongezien langs de eerste komen, maar de tweede wordt misschien wat moeilijker. Maar we gaan het proberen, en anders zal ik moeten zorgen dat hij in elk geval de komende anderhalf uur niet veel geluid maakt.'
Met grote ogen kijk ik hem aan. 'De anderen? Zijn er anderen?'
Hij glimlacht. 'Is dat het enige wat je hebt meegekregen?'
Gauw schud ik mijn hoofd. 'Nee. Maar zijn er anderen?'
'Ja, maar die zie je straks wel. We moeten hier eerst weg. Blijf schuin achter me rijden en stop als ik mijn hand opsteek. Begrepen?'
Ik knik, dat moet lukken.
Hij geeft zijn paard de sporen en in een snelle stap vervolgt het dier zijn weg tussen de bomen. Ik stuur Tempesta er achteraan, terwijl ik ervoor probeer te zorgen dat ze niet té dicht op Ahmiks paard loopt, dat is voor dat dier niet zo fijn denk ik. Nu krijg ik wel de perfecte gelegenheid om het paard te bekijken. Hoe heette hij ook alweer? Oja, Gaagii ''Raaf''. Het dier is donkergrijs en heeft lange, zwarte manen. Drie van zijn voeten zijn tot net onder de knieën wit, de ander is zwart. Al met al is het een best mooi beest om te zien. En ik vermoed dat hij verschrikkelijk trouw aan Ahmik is, waarschijnlijk zijn die twee grote vrienden. Na een tijdje buigen we naar links af. Mijn neef kijkt even om, om te kijken of alles goed gaat. Zodra hij heeft vastgesteld dat ik nog steeds achter hem aan rijd, wijst hij naar onze linker kant. Dan legt hij zijn vinger op zijn mond. Ik knik en steek een duim op.
Na een paar minuten draait hij zich weer om. 'We zijn er voorbij.' Fluistert hij. Opgelucht laat ik mijn adem ontsnappen, onbewust had ik die het laatste stukje ingehouden, bang dat die onze positie zou verraden aan de wachter die hier ergens zou moeten staan.
We blijven een hele tijd rechtdoor gaan en langzaamaan verdwijnen we dieper tussen de bomen en verlies ik het zicht op de rivier. Op een gegeven moment laat Ahmik Gaagii overgaan in een lichte draf en zonder dat ik Tempesta aan hoef te sporen, gaat ze met het tempo mee. Door het verhoogde, door elkaar heen rammelende, tempo, word ik me opeens weer pijnlijk bewust van dat wat de adrenaline zo goed verborgen had gehouden. Mijn spierpijn. En door die ene gedachte is al mijn gevoel in één klap terug. Mijn buikspieren protesteren om het luidst en heel even krijg ik het gevoel dat ik niet kan blijven zitten. Meteen grijp ik Tempesta's manen vast. Door die plotselinge beweging versnelt ze een paar passen en loopt opzij, waardoor ik, met mijn net herstelde evenwicht, opnieuw een beweging moet incasseren. Door de zijwaartse stap voel ik hoe ik opzij begin te glijden.
En vanaf dat moment gaat het allemaal mis...
========
Pam pam paaaam :D
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top