56. Zoveel pijn...
Hai, dus. Ehm. Ja, lees dit eerst even voordat je aan het hoofdstuk begint alsjeblieft. Ten eerste *WAARSCHUWING* in dit hoofdstuk komt mishandeling en stuf voor. Als je er niet tegen kan, lees het dan niet. (Dan weet ik trouwens sowieso niet hoe handig het was om dit boek te lezen, maarja :D)
Ten tweede, omdat het zolang heeft geduurd (kamp enzo) is dit een heeeeel lang hoofdstuk. Ongeveer 3925 woorden. En aangezien ik dit niet in twee delen wilde doen, sorry :).
En dan als laatste, lees ook even de A/N op het einde van dit hoofdstuk. Daar ga ik jullie nu nog niet mee lastigvallen.
Reacties tussendoor zijn heel erg welkom :)). Veel leesplezier!
Ik staar voor me uit, ik heb geen besef van de tijd. Ik weet dat Auqui het al een tijd geleden heeft opgegeven om contact met mij te maken. Hij heeft met zijn hand voor mijn gezicht gezwaaid, me een tik op mijn achterhoofd gegeven en is toen hoofdschuddend weggelopen. Het voelde als twee uur geleden, maar voor hetzelfde geld waren het twee minuten. Ik heb geen idee.
Mijn lichaam staat uit, terwijl het in mijn hoofd één grote chaos is. Elke seconde vliegen mijn gedachten naar een ander onderwerp. Herinneringen, geluiden, beelden, pijn, angst, vreugde, verdriet, gemis en verlangen. Ik heb pas door dat ik huil als ik zout op mijn lippen proef. Meteen veeg ik mijn tranen wild weg. Ik word een emotioneel wrak! Ik mag me niet laten kennen, ik moet volhouden. Ik moet dit doen. Anders kom ik nooit meer thuis... Maar ergens ver weg vraagt een stemmetje in mijn hoofd of er überhaupt een kans is dat ik ooit nog thuis kom. Ik sluit mijn ogen. Ik weet het niet.
Ik weet zoveel niet. Ik weet niet of ik ooit nog thuis kom. Ik weet niet of ik ooit mijn grootvader nog zal zien. Ik weet niet of ik hier ooit weg kom. Ik weet niet of ik dit overleef. Ik weet niet wat Jims plannen zijn. Ik weet niet wat Auqui van me wilt. Ik weet niet waarom Awan op het ene moment zorgzaam is en waarom hij me daarna weer verraadt. Ik weet niet waarom ik in de steek gelaten word. Ik weet het niet.
Ik schud mijn hoofd, hier kom ik niet verder mee. Ik moet stoppen met zelfmedelijden hebben. Wat weet ik wel?
Ik weet dat ik nog leef. Ik weet dat ik nog familie over heb. Ik weet dat ik opgevangen zal worden als ik zou weten te ontsnappen. Ik weet dat Awan ten minste af en toe aardig is. Ik weet dat er een meisje is dat me zou kunnen helpen. Ik weet dat er tot nu toe geen verschrikkelijke lichamelijke straffen zijn geweest. En ik weet dat ik Sharduul al een tijd niet meer heb gezien. Een kleine glimlach verschijnt op mijn gezicht. Deze dingen zijn ten minste een beetje positief en bieden uitzicht. Nu is het de vraag wat ik ermee ga doen.
Ik open mijn ogen, blijkbaar ben ik in slaap gevallen. Ik wrijf in mijn ogen en bedenk me dan dat ik ergens wakker van moet zijn geworden. Anders was het niet zo abrupt geweest. Meteen ben ik alert, waar ben ik wakker van geworden? Waar heeft mijn onderbewustzijn me voor gewaarschuwd? Zacht kom ik overeind, zo te voelen ben ik met mijn nek schuin tegen het tentdoek in slaap gevallen, want mijn nek is helemaal stijf en pijnlijk. Ik ga op mijn hurken zitten en terwijl ik mijn hoofd van links naar rechts strek blijven mijn ogen gericht op de ingang van de tent. Ik houd mijn adem in als het doek wordt opgetild, die laat ik al snel weer ontsnappen als ik Awan de tent binnen zie stappen. Ik begin hem te vertrouwen, hij heeft voor me gezorgd en me getroost.
Het gevoel van opluchting maakt al snel plaats voor een gevoel van onraad als ik zijn blik zie. Dat voorspelt niks goeds. Zijn blik staat leeg, als hij naar voren stapt zie ik een vonk medelijden en pijn door zijn ogen schieten, maar net zo snel als die gekomen was, is hij ook weer weg. De drie woorden die volgen, zorgen ervoor dat de haren op mijn rug rechtovereind komen te staan.
'Het spijt me.' Meer niet.
In de paar passen die hij naar voren moet zetten om bij mij te komen, zet ik mijn gedachtes op een rijtje:
Er gaat iets gebeuren dat niet in mijn voordeel speelt.
Awan gaat me niet te hulp komen, want zijn blik is leeg en hij heeft zich verontschuldigd. Dat geeft aan dat er iets gaat gebeuren wat niet positief is, maar waar hij niks aan gaat doen.
Hij is hier waarschijnlijk om me op te halen, anders had hij niet zo vastberaden gelopen.
Ik kan hem niet overhalen, hij heeft orders en heeft standje ''emotieloos'' aanstaan.
Dat betekent dat ik moet zorgen dat ik niet kom op de plek waar ik heen moet, anders gaat er iets gebeuren.
Aangezien hij weer verrader speelt, mag ik hem aanvallen en pijn doen.
Dat is sowieso mijn goed recht als gevangene, zodra ik een kans zie, mag ik aanvallen.
'Mij ook.' Fluister ik daarom terug. Ik spring op uit mijn gehurkte positie en maak een omtrekkende beweging, langs de ronding van de tent. Awan die snapt dat ik naar de in- en uitgang wil, zet weer een paar stappen naar achteren en blokkeert zo mijn weg. Ik grom en hij grijnst. Dat maakt mijn bloed aan het koken, hij is de enige man geweest die me als gevangene goed behandelde, en nu blijkt dat zelfs híj geniet van de macht die hij heeft. Ik had hem anders ingeschat. Omdat ik niet van plan ben terug te trekken, ontbloot ik mijn tanden. Als ik mee moet, zorg ik dat dat niet zonder een paar nagelkrassen en flink wat blauwe plekken. Dat kan ik je verzekeren Awan!
Hij maakt een beweging naar links, en omdat ik niet doorheb dat het een schijnbeweging is, spring ik naar rechts. Hij heeft een tevreden blik op zijn gezicht als hij zo mijn arm te pakken krijgt. Maar om die te pakken te krijgen, buigt hij een beetje naar voren. En biedt mij zo een prachtige gelegenheid om hem met een vlakke hand een klap op zijn wang te geven. Hij negeert de rode plek die ontstaat en grijpt met zijn losse hand mijn haar vast. Ik, die al een pijnlijke hoofdhuid heb, geef een schreeuw. Ik zet mijn nagels in zijn armen en dit keer is hij de persoon die een vaag geluid maakt, het zit tussen een grom en lach in. Ik trek mijn arm los en als reactie daarop krijg ik een klap op mijn kaak. Hij is niet eens zo heel hard, maar ik voel mijn benen onder me wegvallen en het wordt een paar seconden zwart voor mijn ogen. Daarvan maakt Awan snel gebruik door mijn arm op mijn rug te draaien en mijn hoofd aan mijn haar naar achteren te trekken. Als ik weer helder zicht heb en weer stevig sta, kan ik niets meer.
Een grinnik klinkt naast mijn oor: 'Goed geprobeerd wel, dat moet ik je nageven.'
Ik snuif. 'Van een verrader hoef ik geen complimenten.'
'Meid je moet eens proberen te ontdekken wie de echte vijanden zijn.' Zegt hij, daarmee proberend mij af te koelen.
Ik lach humorloos. 'Bij jou lijkt het me duidelijk.'
Het blijft stil als hij me een zet naar voren geeft waardoor ik genoodzaakt ben om te gaan lopen. Hij drukt mijn hoofd omlaag zodat ik kan bukken voor de uitgang. Zodra we allebei buiten staan, merk ik dat mijn problemen nog groter zijn dan dat ik had verwacht.
Het opperhoofd staat met zijn handen in zijn zij en een woedende blik in zijn ogen voor mijn neus. Onwillekeurig krimp ik ineen, dat ik geen respect voor deze man heb, betekent niet dat hij me geen angst aan kan jagen. Hij is onvoorspelbaar, en dat maakt hem verschrikkelijk gevaarlijk.
'Het kind dat nu voor het grote opperhoofd Pallaton staat,' zo begint hij tegen Awan, omdat hij zich te goed voelt om zich direct tot mij te wenden. 'heeft verschillende daden begaan die het opperhoofd niet kan goedkeuren.' Hij laat een stilte vallen voor het dramatische effect, daar maak ik gebruik van door even een opmerking tussendoor te plaatsen. Natuurlijk ook via Awan, ik heb mijn waardigheid. Als Pallaton het zo speelt, kan ik dat ook.
'Het kind waar Pallaton over spreekt, is al lang geen kind meer. Een jakhals heeft haar jeugd een lange tijd geleden afgepakt-' Ik kijk even om me heen of ik Jim ergens zie. '-en ze wenst niet meer zo genoemd te worden. Het is een belediging en de wolven zullen het komen wreken.' Ik geef me mentaal een schouderklopje, dat kwam er heel poëtisch uit, en is ook nog eens dubbelzinnig. Zelfs Awan raakte even van slag, hij liet bij het woord 'wolven' abrupt mijn haar los. Wat me overigens wel verbaast, want hoe poëtisch ook, heel realistisch is het op dit moment niet.
Pallaton werpt me een geïrriteerde blik toe. 'Het ópperhoofd Pallaton wenst niet onderbroken te worden.' Hij legt extra nadruk op het woord 'opperhoofd'. 'Omdat het kind zo gesproken heeft, zal ze niet langer mild behandeld worden. Het zal ons geen moeite kosten om geen medelijden meer te tonen.'
Ik lach smalend. 'Medelijden? Ik dacht dat ''echte indianen'' dat niet kenden.' Doe ik zijn eigen woorden na. Een harde trap tegen mijn benen laat me naar beneden zakken. De pijn giert door mijn lichaam. Man, ik moet echt leren mijn mond te houden. Mijn arm en schouder doen intens veel pijn, Awan heeft bij mijn val nauwelijks tijd gehad om mee te bewegen. Daardoor is mijn arm haast uit de kom gedraaid. Pallaton geeft me echter geen tijd om daar over na te denken.
'Niemand beledigt ongestraft het opperhoofd! Of nog erger, de Ute stam! Je straf zal worden verdubbelt, dan zien we daarna of het kind nog steeds zo brutaal is! Breng haar weg!' En weer is hij zijn zelfbeheersing verloren, het praten richting Awan heeft hij ook opgegeven, alleen de laatste woorden waren weer aan de verrader gericht.
Ik word aan mijn haar omhoog getrokken en naar de zijkant van het kamp gebracht. Er staat al een kring van mensen te wachten op vermaak. Op mij. Ik probeer de brok in mijn keel door te slikken, maar hij is te groot. Van mijn brutaliteit en dapperheid, hoe gespeeld ook, is niks meer te bekennen. Ik word de kring binnengetrokken en besef me al gauw dat ik deze ronde verloren heb.
Grijze oude vrouwen staan kraaiend van plezier bij elkaar en roepen opmerkingen terwijl ze met hun kooklepels naar me wijzen. Een beetje verderop staan een paar kinderen die zich half verschuilen achter de rok van hun moeder terwijl weer anderen juist een wedstrijdje doen wie het dichtstbij durft te komen. Ik ontbloot mijn tanden, ik houd van kinderen, maar deze hebben te veel lef. Snel rennen ze weer terug en trekken aan de hand van hun moeder. Op een afstandje van de squaws staat een intimiderende groep mannen, met hun armen losjes naast hun lichaam, het is duidelijk dat ze bij onraad meteen hun mes bij de hand hebben. Ook Jim en Auqui willen de show niet missen. De eerste staat afgezonderd van de indianen, alsof hij een of andere ziekte heeft, met zijn hoed ver naar voren getrokken toe te kijken. Zijn ogen liggen in de schaduw, maar zijn gele tanden zijn duidelijk te zien in de lach die rond zijn mond ligt. En Auqui staat tussen de groep pubers. Meiden en jongens van mijn leeftijd. De meiden zwermen om hem heen, maar hij negeert ze. Zonder zijn ogen van mij af te halen, slaat hij zijn arm om een meisje heen. De rest druipt af. Mijn ogen glijden over de groep jongens en kort heb ik oogcontact met de jongen van vannacht, meteen sla ik mijn ogen neer. Net te laat om de grijns op zijn gezicht te missen.
Allemaal kijken ze toe hoe ik op de grond word gegooid en vragen ze zich af hoe deze jonge gevangene zich zal gedragen tijdens de publieke vernedering. Zal ze haar straf waardig dragen? Zal ze haar aanvallers uitschelden? Zal ze meteen het doodslied inzetten? Of zal ze zich als een laffe hond op haar knieën werpen en smeken?
Nou de eerste twee lijken me het verstandigst, het doodslied ken ik niet en als ik dat laatste doe zullen ze me verachten en de straf alleen maar erger maken. Dus de eerste twee lijken me het beste. Nu is het de vraag of ik daar mentaal en lichamelijk sterk genoeg voor ben. Waar we vanzelf achter gaan komen.
En inderdaad, Awan loopt weg en ik kom voorzichtig overeind. Ik overweeg om het zand van mijn kleren te kloppen, maar aangezien ik de kans redelijk groot acht dat ik zometeen weer in contact kom met de grond, doe ik dat maar niet. De kring voegt zich samen, er blijft maar één plek open. Ik draai een rondje en besef me dat er geen ontkomen meer aan is.
En dan komt de laatste persoon aangelopen, door het enige overgebleven gat in de kring. Zodra hij ook in het midden staat, sluiten de mensen achter hem de cirkel. Zelfverzekerd stapt hij door, in zijn linkerhand een houten stok, zijn rechterhand op het lemmet van zijn mes dat aan zijn riem hangt. En een akelige grijns op zijn, nog steeds verminkte, gezicht.
Het lijkt alsof iemand een bal in mijn maag heeft geplaatst en die steeds verder oppompt. Mijn longen krijgen minder ruimte en mijn hart maakt overuren. Het gevoel neemt mijn zintuigen over, mijn ogen zijn alleen gefocust op de gestalte van de man. Zwarte randen van inspanning komen in mijn blikveld. Mijn gehoor maakt plaats voor het kloppen van mijn hart. Elke slag lijkt harder en tegelijkertijd doffer.
Sharduul lacht. Dan draait hij zich om naar een deel van de mensen. Hij is vastbesloten om hier een show van te maken. Zijn stok legt hij op de grond en ik wil niet eens weten wat het doel van het houten geval is. Nu Sharduul met zijn rug naar me toe staat neemt mijn instinct het over van mijn verstand. Vluchten. Zonder te kijken waar ik heen ga begin ik te rennen, hopend dat ik tussen de mensen door kan. Maar als ik aan de rand van de kring kom, kijk ik recht in de gezichten van de mannen; brede spierbundels met een norse of spottende blik. Ze duwen me niet terug, maar ze wijken ook geen centimeter van hun plek.
Mijn ademhaling is gejaagd en mijn borstkas gaat in een rap tempo op en neer. Ik probeer een andere kant, maar ook de vrouwen verplaatsen niks. De oude vrouwtjes zien eruit alsof ze me levend willen villen dus dat weerhoud me ervan om door die linie heen te breken. Als ik mijn gezicht weer naar binnen draai zie ik hoe Sharduul zijn praatje heeft beëindigd, waar ik helemaal niks van heb meegekregen, en nu met zijn armen gespreid op me af komt. Twee seconden lang begrijp ik zijn doel niet, twee seconden die me een voorsprong hadden kunnen geven. Maar ik heb te laat door dat hij me wilt insluiten. Als een paard in een kraal. Ik doe nog een hopeloze uitval naar links, mislukt. Hij sleept me weer naar het midden, hij gooit me op de grond en knielt daarna bij me neer. Ik probeer weg te krabbelen, maar met een goed gemikte klap in mijn gezicht dwingt hij me stil te zitten. Met touw dat blijkbaar achter hem lag, bindt hij mijn handen aan elkaar. Ik klem mijn kiezen op elkaar als het touw langs de wonden op mijn armen schaaft. Als hij klaar is controleert hij even of ze goed vast zitten door me eraan omhoog te trekken. Tevreden over zijn werk begint hij te praten.
'Ik hoorde jij niet als kind behandeld meer worden?' Hij wacht niet op een antwoord en gaat verder in zijn gebrekkige woordenschat. 'Jij dus niet behandeld als kind, twee jongens getest op weekhartigheid.'
Ik snap niks van wat hij zegt, maar de mensen om ons heen wel. Alle vrouwenstemmen beginnen te joelen en de mannen beginnen naar de pubers te wijzen. Ik sla het allemaal met grote ogen gade. Sharduul wijst één jongen aan. 'Jij begint. Je snapt doel. Ga gang.'
De jongen die hij aanwees is even groot als ik. Zijn haar hangt los over zijn schouders, zijn gezicht staat grimmig en geconcentreerd. Hij komt naar me toe gelopen en kijkt nog een laatste keer naar Sharduul, die knikt.
Voordat ik me ergens op kan voorbereiden krijg ik een zachte klap tegen mijn wang. Schokjes komen van de plek af, maar echte pijn doet het niet. Deze jongen slaat nog niet op volle kracht. Sharduul merkt het ook: 'Jij niet kan harder?'
De jongen spant zijn arm weer aan en ik zie een tweede klap aankomen, ik zet een stap naar achteren. De jongen kijkt verbaasd naar zijn hand die nu lucht doorklieft en gelach klinkt uit de verzamelde menigte. Hij kijkt chagrijnig en zet nu ook een stap naar voren. Hij grijpt mijn kleding vast en ik krijg twee harde stoten achterelkaar op mijn kaak. Het duizelt me en uit evenwicht gebracht, val ik opzij. De jongen laat me los en doordat mijn handen vastgebonden zijn, kan ik me niet opvangen. Ik knal tegen de grond aan en proef de smaak van bloed in mijn mond. Even is het zwart voor mijn ogen.
Een stekende pijn is het eerste wat ik voel, de pijn breidt zich uit van het specifieke punt op mijn buik naar de plekken eromheen. De tweede trap is niet op dezelfde plek, maar iets hoger en mijn rib kraakt vervaarlijk. Ik kreun en trek mijn benen op om mijn romp te beschermen. De jongen trekt zich er niks van aan en aangemoedigd door het publiek begint hij me overal te schoppen waar hij me maar raken kan. De pijn is niet te verdragen. De jongen lijkt weer een weg naar mijn buik gevonden te hebben en ik kan er niks tegen beginnen. Zijn trappen volgen zich in een snel tempo achterelkaar op. Ik heb het gevoel dat ik stik. Ik kan geen ademhalen, met elke trap wordt de lucht uit mijn longen geslagen en tegelijkertijd heb ik kokhals neigingen. Ik voel hoe er vloeistof langs mijn gezicht drupt. Bloed? Tranen? Ik probeer mijn hoofd en nek met mijn armen te beschermen, maar vastgebonden lukt dat niet geweldig. Ik probeer zo stil mogelijk te liggen en hoop en bid dat het snel voorbij is. Ik krijg met een vuist klappen op mijn gezicht, alles doet pijn. Mijn ogen beginnen zich te sluiten en langzaamaan verlies ik de grip op mijn bewustzijn.
Een plens water wordt over me heen gegooid en happend naar adem word ik wakker. Blijkbaar zijn ze gestopt en nemen ze nu even pauze. Niemand, behalve Sharduul, let nog op mij. Verschillende mensen zijn gaan zitten en hebben een kop met vloeistof vast. Iets wat lijkt op soep.
Het water heeft mijn kleren doorweekt en als ik probeer overeind te gaan zitten, voel ik steken van pijn door mijn lichaam razen. Ik val terug, tranen schieten in mijn ogen en ik ben blij dat er niemand kijkt. Daar vergat ik Sharduul.
'Ach, Blue Eye pijn?' Hij lacht. 'Meisje zo voelen wat pijn is!'
Ik krul me weer op tot een bolletje en leg mijn hoofd vermoeid neer. Ik heb geen kracht meer om iets te antwoorden. Mijn kracht is weggevloeid. Kort sluit ik mijn ogen, meteen dansen er vage vormen voor mijn ogen. In combinatie met mijn tuitende oren houd ik het niet vol en ik open ze weer. Daardoor zie ik hoe een paar voeten op me af komt lopen. De macht om mijn ogen op te slaan heb ik niet meer. De schoenen herken ik, en de stem die van de persoon afkomt bevestigt mijn vermoeden.
'Ach meisje toch. Lukt het niet meer? We zijn maar even gestopt, je moet het natuurlijk wel bewust meemaken, anders is de lol eraf, vind je niet?'
Het blijft stil.
'Rox, vind je niet?' Dwingend, gevaarlijk.
Ik kreun zacht. Meteen heb ik spijt, een hoestbui volgt, de pijn rond mijn ribben is niet te houden en het hoesten gaat over in kokhalzen.
Jim zet een stapje achteruit, zijn sporen draaien in de plotseling opgestoken wind. 'Kijk uit schat, zometeen worden mijn laarzen nog vies! Nou sta eens op!'
Mijn hoofd ligt in watten volgens mij, de grond is heerlijk zacht en de persoon tegenover mij komt alleen maar uit een nare droom. Mijn gedachtes maken kortsluiting. Zei hij nou ''sta eens op''? Ik probeer mijn hoofd te draaien, zodat ik hem aan kan kijken. Praten doet pijn, zou hij mijn blik begrijpen? Langzaam word ik weer wat helderder, tuurlijk begrijpt hij dat! Rox, je ligt hier als een verrotte appel op de grond. Daar doet hij het juist voor!
'Rox. Sta op!' Jims geduld is op, hij pakt mijn handen vast en trekt me omhoog alsof ik een veertje ben. Een vertrapt, geknakt veertje dan.
Zodra ik sta, val ik bijna meteen weer om. Het enige wat me ervan weerhoudt is de hand die mijn schouder grijpt. Zodra die me loslaat, val ik op mijn knieën en vouw ik dubbel van de pijn. Een schreeuw blijft steken in mijn keel en het lijkt alsof mijn hele lichaam in brand staat.
'Hm deze positie vind ik wel het best, wat vind jij Sharduul? Als ze dit nu veel eerder had gedaan... Het had haar veel leed bespaard als ze al eerder had geknield.' Ik zie het dan niet, maar in de woorden van Jim klinkt de grijns gewoon door.
In een laatste daad van verzet gooi ik me op mijn zij, nóóit zal ik voor hem knielen. Het kost me een aantal seconden om de pijngolf te boven te komen. Ondertussen hoor ik Jim roepen: 'Lieve mensen, let allemaal op! We gaan weer beginnen!'
Ik heb mijn ogen gesloten, maar ik hoor Sharduul roepen dat hij een vrijwilliger nodig heeft voor de stokslagen. Ik sper mijn ogen open. Stokslagen?! Mijn onmacht is zo groot, ik kan niks, en zij genieten ervan. Stokslagen? Ik kan dit er niet bij hebben! Ik weet niet of ik dat haal. Een traan biggelt weer over mijn wang. De kring wordt gesloten. Mijn zicht is wazig, mijn oren piepen, iets nats druipt van mijn gezicht.
Een ander paar voeten komt naar me toe, de stok sleept hij naast zich, het laat een spoor achter in het zand. De voeten stoppen voor mijn hoofd. De stok gaat omhoog en ik knijp mijn ogen stijf dicht. De angst maakt me misselijk. Net voordat de stok op mijn rug terecht komt hoor ik verschillende kreten uit de menigte opgaan. De persoon is afgeleid en de stok komt met veel minder vaart op mijn rug neer. Maar nog steeds te hard. Mijn kreet voegt zich bij die van de rest. Ik open met een van pijn vertrokken gezicht voorzichtig één oog. Iedereen is afgeleid en sommige mensen beginnen naar een groepje mensen te rennen. Het groepje komt uit het bos gelopen met in hun midden een persoon die vastgebonden lijkt te zijn. Ik probeer mijn andere oog ook te openen. Nog een gevangene? Mijn concentratie is waardeloos, ik zie het ene moment vage vlekken en dan is het opeens weer helder. Twee mensen komen op mij af gerend. Een man en een meisje. Ik protesteer zacht als ze me proberen overeind te helpen. Maar daar trekken ze zich niks van aan. De pijn komt in golven op me af.
Wat gebeurt er allemaal? Met de laatste kracht die ik in me heb, kijk ik nog één keer op. Mijn zicht is helder en mijn blik kruist die van de gevangene. Ik kijk recht in de ogen van een bekende. Dan draaien mijn ogen weg en ik voel hoe de bodem onder mijn voeten vandaan verdwijnt. Ik begin te vallen, steeds dieper, totdat er alleen nog maar duisternis is.
===========
En toen ging ze dood... Nee sorry joke ehm ja. Lees hieronder even please :))
Hai ben ik weer. Wat vinden jullie ervan? Wie denken jullie dat ''de bekende'' is?
Even een belangrijk puntje: Ik vraag me nogal af wat jullie van al het geweld vinden. Toen ik dit boek begon te schrijven was dat niet helemaal het plan (toen had ik nog helemaal geen plan tho), maar inmiddels is het deel geworden van het verhaal en die tijd. Nu denk ik dat het allemaal een beetje onrealistisch zou worden als het zonder messen, geweren en andere pijnlijke stuf was. Maar ik zou toch graag jullie mening weten. Storen jullie je eraan? Vind je het vervelend? Of zorgt het er juist voor dat je verder wilt lezen, het de spanning behoudt en vinden jullie het erbij horen?
Dan ander puntje. Het einde komt dichterbij. Daarmee bedoel ik niet dat het einde helemaal in zicht is. En dat het bijna is afgelopen. NOPE. Dat duurt nog even. Maar ik heb het einde nu globaal in mijn hoofd. En mij kennende gaat het nog honderd keer veranderen en uiteindelijk langer duren dan de bedoeling was. Maar ja. Dat wilde ik even zeggen.
Ehm ja dat. Vergeet niet om even te reageren!
En fijne avond/dag nog! (Geen idee wanneer je dit leest xD)
~boekenwormenlezers~
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top