55. Haat

'Hmm, waarvan zul je leren? Wat zal ervoor zorgen dat je niet nog een keer gaat proberen te ontsnappen?' Auqui wrijft over zijn kin terwijl hij denkend langs mij heen staart. We zijn terug in het kamp en ik zit weer in de tent van Awan, die zelf nergens te bekennen is. Jim staat grijnzend naast de zoon van het opperhoofd.

Nadat ik rustiger was geworden heeft Auqui me weer mee teruggenomen en zijn we langs Jim gegaan, die met alle plezier mee kwam toen hij hoorde dat er een straf moest worden bedacht.

'Misschien moeten we je een lijfstraf geven. Of heb jij een ander idee Jim?' Jim zijn gezicht vertrekt in een frons bij het woordje 'jij', maar die verdwijnt al snel.

'Je zou mij natuurlijk mijn gang kunnen laten gaan... Ik denk dat dat genoeg straf zal zijn.'

Een rilling trekt door me heen als ik recht in zijn koude ogen kijk. Ik wend me smekend tot Auqui: 'Maar ik heb echt al genoeg geleerd van net, ik meen het, ik zal het niet meer proberen!'

Maar hij lijkt mijn smeekbede niet gehoord te hebben. Hij gaat namelijk recht voor Jim staan die, ondanks dat Auqui lang is, ver boven hem uitsteekt. 'Jim, ik, als zoon van het opperhoofd, verdien meer respect. Ik zou voortaan graag hebben dat je mij met ''u'' aanspreekt. Zo niet, dan zullen daar gevolgen voor je aan vast zitten.'

Jim maakt zich klaar om met een stortvloed, waarschijnlijk niet zulke lieve, woorden te komen. Maar voordat hij zijn mond open kan trekken praat Auqui snel door. 'Voor de rest kun je beter op je woorden letten, anders bezorg ik je met één vingerknip de marteldood.' Dat zorgt ervoor dat Jim daadwerkelijk zijn mond houdt. Ik zie hoe er in zijn nek rode plekken verschijnen en hoe het litteken op zijn gezicht wat opzwelt, en ik hoop van harte dat Auqui niet instemt met Jims voorstel. Maar het geluk is niet aan mijn kant.

'Maar goed, Jim, ik denk dat ik de eer aan jou laat. Doe wat je wilt, maar laat haar wel leven alsjeblieft, het zou fijn zijn als ze hierna wel nog kan lopen en een beetje fatsoenlijk kan functioneren.' De stem van mister Ego klinkt vlak, alsof het hem helemaal niks kan schelen. Wat misschien ook wel het geval is, ik had het kunnen verwachten. Maar ergens, ergens waar ik geen controle heb over mijn gevoel, hoopte ik dat hij medelijden met me zou hebben. Dat hij me dit niet aan zou doen. Waarschijnlijk komt het doordat hij me vanochtend opgevangen en getroost heeft. Nu ik erover nadenk zou het me niet eens verbazen als blijkt dat die jongen en Auqui het hadden afgesproken, hoewel dat ook weer niet helemaal logisch is, want hoe wisten ze dat ik vannacht een poging zou wagen? Ach, laat ook maar zitten.

Jims ogen beginnen te stralen en zijn woede is als sneeuw voor de zon verdwenen. Hij stroopt de mouwen van zijn, door het zweet, gelige blouse op. Een ander exemplaar dan degene die hij gisteren droeg, want die had geen mouwen. 'Met alle plezier.'

Ik werp een laatste smekende blik op Auqui, maar hij blijft stug naar Jim kijken. Ik weet dat hij voelt dat ik naar hem kijk, want zijn voeten schuifelen wat over de grond en hij recht zijn schouders. Dan sla ik mijn ogen neer. Er is geen ontkomen aan, maar aanvaarden kan ik het ook niet. Dus sta ik op, iets wat Auqui duidelijk niet had verwacht en wat Jim amuseert. Er ontstaan kleine rimpeltjes naast zijn ogen, 'Wat dacht je, dame? We hebben geen zin meer om te zitten? Ik sta op om te laten zien dat ik niet weerloos ben? Dan voel ik me groter? Wat aandoenlijk.' Hij pinkt zogenaamd een traantje weg. Eerlijk? Ik heb geen idee. Waarom deed ik het? Ik slik, misschien toch niet zo'n goede keuze...

'Weet je waar die blik op je gezicht me aan doet denken?' Zijn gele tanden komen tevoorschijn. 'Die ene keer dat je buiten adem kwam melden, dat er wel erg veel rook uit de stallen kwam. Weet je het nog?'

Mijn luchtpijp lijkt problemen te hebben met het doorlaten van zuurstof.

'Toen maakte je ook al zo'n slechte keuze, heb je daar ook nog spijt van? Of moet ik het je helpen herinneren?'

Ik zak langzaam terug naar de grond. Meer tegen mijzelf dan tegen Jim zeg ik: 'Ik maakte de juiste beslissing. Anders, anders waren ze allebei niet naar buiten gekomen! Het-' Mijn stem hapert. 'Het was de juiste, beslissing!'

Jim zakt door zijn knieën en grijpt mijn kin beet. 'Weet je dat wel zeker?' Zijn stem is zacht en hij praat rustig, zo anders dan hoe ik me toen voelde. Ik probeer de herinnering uit mijn hoofd te dwingen, ervoor te zorgen dat hij weer naar hetzelfde ondergestofte plekje terug verdwijnt. Maar het werkt niet...

'Mama! Jim! De stallen! Ze, ze staan in brand!' Buitenadem kom ik het huis ingerend. Mijn moeder is nergens te bekennen en Jim zit op een stoel bij de eettafel, zijn fles drank onafscheidelijk in zijn hand. Zijn stoel knalt met veel kabaal naar achteren als hij opspringt en langs me heen rent. Zodra hij de rookwolken ziet begint hij te sprinten. Ik struikel achter hem aan. Mijn keel wordt droog. 'De paarden! Ze zijn nog binnen!' Een schel gehinnik weerklinkt binnen. Een in doodsangst.

Jims ogen schieten over het erf, dan valt zijn oog op de put. Voordat ik doorheb wat zijn plan is, grijpt hij me bij mijn kraag en sleurt me ernaar toe. In een noodtempo takelt hij de emmer vol met water eruit en stort hem boven mij uit. Dat herhaalt hij twee keer, terwijl ik te geschokt ben om ook maar te bewegen. Dan trekt hij me weer naar de stallen. 'Wat sta je hier nog? Ga naar binnen jij achterlijk kind! Bedek je neus en red die beesten! Denk erom, Tekender eerst! Als hij sterft is het jouw schuld!' Na een laatste duw strompel ik het houten gebouw in.

De hitte slaat in mijn gezicht. De rook dringt mijn longen binnen en prikt in mijn ogen. Het vuur is te groot, het geluid van de knetterende vlammen is angstaanjagend. Ik hoor ons eigen paard druk tegen de wand schoppen. Maar van de kant van Tekender, het paard van Jim, hoor ik niks. Even twijfel ik, maar dan trek ik de deur van Bella open en schreeuw naar binnen. 'Ren! Wegwezen!' Het paard racet langs me heen en ik haast me naar de stal van Tekender. Maar als ik er bijna ben, stort er een grote balk naar beneden. Splinters vliegen in het rond en het ding verspert me de weg. Ik zie dat ik op geen enkele manier veilig bij de stal zal kunnen komen. Wanhopig kijk ik of ik een oplossing vind, het is hopeloos. Mijn luchtpijp knijpt samen, Jim vermoordt me!

Als het dak boven mij begint te kraken, ren ik vervuld van spijt en angst naar de deur. Hoestend werp ik mezelf naar buiten. Net op tijd: met een donderend geraas stort het gebouw achter me in. Splinters en brandende stukken hout vliegen over en tegen me aan, maar ik voel niks. Ik denk alleen maar aan dat arme dier, bedolven onder de vlammen, ik vond Tekender een verschrikkelijk beest, maar dit verdiende hij niet...

Een brok ontstaat in mijn keel. 'Ik had hem niet kunnen redden, dan waren we beiden bedolven onder die balk!'

Jim lacht schamper, 'Was dat maar gebeurd, besef je waar je verantwoordelijk voor was? Jíj hebt je paard vermoord, niet ik.'

Een eenzame traan valt naar beneden.

Mijn oren piepen na van al het geluid, maar als ik drie schoten hoor, weet ik dat meteen te plaatsen. Met een ruk kijk ik op en ik zie nog net hoe Bella, het paard waar mijn vader zo van hield, en mijn beste dierenvriendin, in elkaar zakt. Jim staat naast haar, met het wapen in zijn handen. Mijn mond opent zich voor een schreeuw, maar er komt geen geluid uit mijn keel. Binnen een paar seconden zit ik op mijn knieën naast het dier, van het hout en de brandwonden heb ik geen enkele last. Tranen stromen over mijn wangen als ik het arme paard zacht over haar hals streel. Een laatste stuiptrekking, een laatste samentrekking van de vacht, een laatste zucht. En dan beweegt ze niet meer.

Ik knijp mijn ogen samen om het beeld te verdringen, mijn handen vormen vuisten als het niet lukt.

Een langgerekte kreet maakt zich uit mijn longen vrij, dan vlieg ik op Jim af. Mijn nagels krassen over zijn gezicht terwijl ik hem al het lelijks van de wereld toe slinger. Maar met een harde trap dwingt hij me achteruit.

Ik wieg mezelf heen en weer terwijl ik als een soort mantra hetzelfde blijf herhalen: 'Alsjeblieft, alsjeblieft, laat het stoppen, alsjeblieft...'

Jim lacht schamper.

'Dacht je nou echt dat je iets tegen mij kon beginnen?' Met zijn duim veegt hij een straaltje bloed onder zijn lip vandaan. 'Je bent nog dommer dan ik dacht. En zo een hoge verwachting had ik niet meer na alles wat je hebt gedaan. Misschien moet ik je een keer echt iets duidelijk gaan maken. Maar wat dringt eindelijk in die lelijke kop binnen?' Hij tikt met zijn vinger tegen zijn kin, 'Wat kan ik blijven herhalen, zonder dat je dood gaat, maar wat zorgt er wel voor dat je gaat luisteren?' Een lach schalt over het erf, onmogelijk in contrast met alles wat er gaande is. 'Ik sluit je ergens op! Een kelder, een kolenhok, een kast, opslagruimte, iets wat daarop lijkt! Dat werkt wel, je begint met drie dagen, en elke keer dat je er weer in moet komen er weer drie dagen bij, ik ben zo slim! Lekker weinig eten, lekker weinig drinken. Perfect. Het liefst op die manier dat het haast ondraagbaar wordt, elke keer iets anders. Dat gaat nog wat van mijn creativiteit vergen.' Zijn lach krijgt een psychopathisch tintje.

Met tranen in mijn ogen kijk ik op. 'Maar mama zal mij eten komen brengen! Mama zal mij helpen!'

Hij knipoogt. 'Nee hoor, daar zorg ik wel voor.'

Ik tril over mijn hele lichaam. De nachtmerries die volgden, de angsten die ik had als het donker was. Ratten die kwamen kijken of mijn kleren bruikbaar waren voor hun nesten en of mijn huid eetbaar was. De rook die mijn longen binnendrong als de plek naast het hok ''toevallig'' perfect bleek om een vuur met veel bladeren aan te maken. De keer dat hij één van de dode dieren nog even snel naar binnen gooide. Ik heb gebraakt totdat er niks meer in mijn maag zat en nog weken 's nachts moeite gehad met in slaap komen. Waar gaat het dan mis in je hoofd? Want welke gek doet dat iemand aan? Welke psychopaat doet dat een kind aan?!

Jim, en Jim alleen. De psychopathische gek, geen geweten, geen eergevoel, geen liefde. Door en door slecht.

'Waar denk je aan?' Zijn stem brengt me weer terug naar aarde, de wrede, wrede aarde.

Ik snuif. 'Aan jou.'

'Oh? Moet ik me vereerd voelen?'

'Nee absoluut niet, je moet je diep schamen.'

Hij ontbloot zijn tanden en krijgt het uiterlijk van een wild dier. 'Ik schaam mij voor niks,' hij wacht even. 'Jawel, ik schaam mij voor één ding, ik schaam me voor jou. En jij, achterlijk kind, moet mij respecteren. Ik dacht dat ik dat héél duidelijk had gemaakt.'

Ik voel al iets aankomen en het bloed trekt weg uit mijn wangen.

'Misschien niet duidelijk genoeg, moeten we kijken of het litteken er nog zit? Of is het inmiddels tijd voor een verversing?'

Met een snelheid waarvan ik niet wist dat ik die had, zit ik binnen twee seconden tegen de achterkant van de tent, mijn rug strak tegen het doek aan. Mijn ademhaling gaat gejaagd: 'Nee, nee hoeft niet! Het spijt me Jim, ik vergat mijn plaats. Het spijt me, het spijt me!'

 Grinnikend komt Jim naar me toe. 'Ach meissie toch, dat is mooi. Mooi te laat! Kom laat eens zien. Dan kan onze Prins,' hij draait zich om naar Auqui, 'ook mooi meegenieten. Dat wil je hem toch niet ontzeggen?'

Ja! 'N-nee?' Wat zou er gebeuren als ik ja zou zeggen? Zou hij dan mijn huid sowieso mishandelen?

'Brave meid. Show him!' Auqui komt nieuwsgierig dichterbij.

Ik aarzel, ik haat het litteken, maar ik ken het inmiddels en het is niet zo dat ze het niet mogen zien. Het is meer dat de flashbacks in Jims buurt veel sterker zijn en eerder terugkomen, doordat hij de veroorzaker van de momenten was. Ik ben niet bang voor het laten zien, maar bang voor de herinnering die eraan vast zit. En Jim weet dat. Hij weet dat hij zo macht over me heeft, en hij geniet ervan.

'Nou kom, we hebben niet de hele dag de tijd.'

Ik draai mijn gezicht de andere kant op, terwijl ik mijn shirt tot de hoogte van mijn eerste rib optil. Daar, op mijn linkerzij staan twee letters. WS, ik denk niet dat ik ooit in mijn leven zal weten waar het voor staat. Jim vindt het veel te leuk om mij daarover in onwetendheid te laten.

Na een paar seconden laat ik de stof weer vallen, dat was lang genoeg.

Jim glimlacht en reikt met zijn vingers naar de plek van het litteken, maar raakt me niet. 'Mijn prachtige kunstwerk.' Dan staat hij op, maakt een lichte buiging en loopt lachend de tent uit. Zijn voetstappen verwijderen zich, en ik blijf alleen achter met Auqui, die nog geen enkel teken van emotie heeft laten zien.

==========

Ik heb geen idee hoe het met jullie zit, maar ik heb een haat naar Jim. Grappig hoe je je eigen gecreëerde karakter kan gaan haten.

Anyways, ehm sorry voor de absurd late update, maar het lukte maar niet, en lukte maar niet, en ugh.

Maargoed here it is. Ehm ik ben er nog steeds niet heel trots op of blij mee, maar anders duurde het nog veel langer hahaha.

Komende twee weken ben ik weg, dus ik weet niet of het me lukt om dan iets te plaatsen, maar ik ga mijn best doen om daarna een hoofdstuk klaar te hebben :)

Byebye!

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top