53. Aan wie behoor ik?
Adem in. Adem uit. Rustig blijven. Ik breng mijn hoofd tussen mijn knieën, dan leg ik mijn handen tegen mijn achterhoofd en duw naar beneden. Met mijn hoofd geef ik tegendruk waardoor het op eenzelfde hoogte blijft. Langzaam verdwijnt de lichtheid in mijn hoofd. Na een paar minuten ben ik voldoende gekalmeerd en kijk ik op. Waar Jim nog steeds, noem het een wonder, geduldig staat te kijken.
'Surprise!'
Ik grimas en probeer mijn stem zo helder mogelijk te houden, ik kijk nèt langs hem heen als ik vraag: 'Wat wil je van me?'
Hij begint als een psychopaat te lachen. 'Meid ik wil je zien lijden. Lijden, voor alles wat jouw ouders mij aan hebben gedaan.'
Een naar gevoel holt me uit en blijft steken in mijn luchtpijp. Ik blijf strak naar het tentdoek naast zijn schouder staren. Proberend kalm te blijven, maar met een duidelijk kwade ondertoon antwoord ik hem. 'Ze hebben je niks misdaan! Je bent een gek. Een gek die alleen maar aan zichzelf denkt. Hebben we dan nog niet genoeg geleden? Mijn vader, je hebt hem vermoord. Voor onze ogen. Mijn moeder, ze is dood nu. Ik ben een wees. Wat? Wat is je probleem? Snap je het dan niet? Je hebt ons leven verpest! Wat wil je nog van mij? Ik had nog nooit van je gehoord en je nog nooit gezien voordat je ons leven binnen kwam vallen. Je hebt je prooi gehad. Laat mij met rust. Hebben we nog niet genoeg geleden?'
Zijn lach is opgehouden en overgegaan in gesis. 'Rox, kijk me aan.'
Ik weiger.
'Rox, kijk me aan!'
Ik weet niet waar ik het lef vandaan haal, maar ik negeer zijn bevel. 'Of anders?'
Zijn voet zag ik te laat aankomen, één keer, twee keer, drie keer word ik tegen mijn scheenbeen getrapt. Hevige pijnscheuten schieten door mijn been en de tranen schieten in mijn ogen. Ik verplaats mijn blik naar de grond voor mijn voeten, maar kijk hem nog steeds niet aan.
Hij zakt door zijn knieën en strijkt een plukje haar achter mijn oor, kippenvel ontstaat op mijn armen. Dan pakt hij mijn kin en dwingt die omhoog. Hierdoor komen mijn ogen op zijn ooghoogte, zijn blik staat vals. Sadistisch, eng. 'Ik zei, kijk me aan als ik praat. Dat betekent dat je opkijkt, en in mijn ogen kijkt. Dat snap je, toch Rox? Je bent niet dom. Toch?'
Ik schud kort met mijn hoofd, maar die beweging wordt alweer geblokkeerd door Jim. 'En dan weet je vast ook wel dat ik het fijn vind als je praat, in plaats van hummen of knikken. Toch?' Zijn stem klinkt zacht en angstaanjagend.
'Ja, dat weet ik.' Zeg ik, hem nu recht aan kijkend.
'Fijn, dan begrijpen we elkaar.' Zijn hand laat mijn kin los en streelt langs mijn kaak. Ik sluit mijn ogen en een huivering trekt langs mijn ruggengraat.
'Raak me niet aan.' Mijn stem klinkt onvast, en hij grinnikt slechts.
'Meisje, ik doe wat ik wil.'
Dan bedenk ik me dat ik niet helemaal weerloos ben, mijn handen zijn niet vastgebonden, dus ik sla zijn hand weg terwijl ik naar achter probeer te schuiven. Maar hij is sneller, met de kracht waarmee ik hem wegsloeg, slaat hij terug op mijn gezicht. Ik duik opzij, maar wordt tegen gehouden omdat hij mijn haar grijpt en me weer overeind trekt. Hij slaat me met platte hand nog een keer tegen mijn kaak. Het brandt en tranen schieten in mijn ogen. Maar ik wil niet breken. Niet voor hem. Met moeite dring ik ze terug, iets wat hem duidelijk irriteert. Hij trekt nog eens aan mijn haar waardoor ik gedwongen word om mijn hoofd naar achter te bewegen. Dan laat hij me los en ik kijk hem recht in zijn ogen. Zijn lichtblauwe kijkers steken fel af bij zijn zongebruinde huid. In zijn ogen zie ik een vlammetje branden, een vlam van sadisme en haat.
Dat zet me ertoe aan om mijn angst nog even uit te schakelen. 'Je bent een monster. Ik haat je.'
Een zweem van een glimlach speelt rond zijn lippen als hij me een knipoog geeft en antwoord: 'Schat, daar doe ik het toch voor.'
Hij komt zonder moeite overeind en beveelt mij hetzelfde te doen. Ik blijf zitten, mijn scheen bonkt helemaal en mijn wang tintelt nog steeds van de klappen die ik er op heb gekregen. Ik vind dat ik het recht heb om eerst even bij te komen.
Jim echter, is het daar niet mee eens. 'Rox! Verdomd kind! Sta op of ik zorg dat je de komende week niet meer op kùnt staan!' Om die uitspraak kracht bij te zetten krijg ik een, gelukkig niet al te harde, trap in mijn zij. De lucht slaat uit mijn longen en ik buig me voorover. Hij heft zijn voet alweer naar achteren om nog eens te trappen, maar in lichte paniek roep ik hem toe dat ik al overeind kom. Hij houdt zich daarom ook in en wacht totdat ik sta.
Ik blijf strak naar voren kijken als hij een rondje om me heen loopt en ik besef me hoe ziek mijn situatie is. Ik ben nu weer terug bij af, erger nog, want er is nu ook nog een indianenstam tegen mij gekeerd. Daarover, Auqui heeft nog helemaal niks gezegd en staat al de tijd al met over elkaar heen geslagen armen ons te observeren. In zijn ogen is geen greintje medelijden te zien, hij kijkt alleen maar geïnteresseerd naar Jim en hoe hij zich gedraagt.
Als Jim zijn rondje gelopen heeft legt hij zijn handen op mijn schouders. 'Mijn meisje wordt groot.'
Vuur schiet uit mijn ogen. 'Ik. Ben. Niet. Van jou!' Roep ik hem toe. Hij grijnst alleen.
'Lieverd, ik heb het voor het zeggen bij jou.' Zijn grijns verandert in een glimlach. 'Weet je het dan niet meer?'
Verdwaasd zet ik een stap achteruit, zijn handen glijden van mijn schouder maar hij lijkt het niet erg te vinden. Er verschijnen lach rimpeltjes naast zijn ogen als ik verstar en sneller begin te ademen. Ik probeer de herinnering uit mijn hoofd te verbannen, maar als een zeepbel komt hij omhoog zweven en springt daarna open om mij zijn inhoud te tonen.
'Jij doet nu wat ik zeg!' Hij zet zijn hoed nog eens goed op zijn hoofd en kijkt met een vorsende blik op mij neer. Maar ik sla mijn armen in protest over elkaar.
'Ik doe alleen wat mama mij vraagt. Niet wat jij zegt!' Ik ben er klaar mee, Jim loopt maar wat rond te commanderen, hij houdt totaal geen rekening met ons! Dit is één van de zeldzame momenten dat mama niet in de buurt is, misschien een reden om dat wat ik net zei niet te zeggen. Maar ik ben gefrustreerd, bang, maar gefrustreerd. Het zal wel door het puberen komen. Soms heb ik vage vlagen van opstandigheid, niet heel handig met een agressief en opvliegend persoon in de buurt. Ik zie ook al snel in dat dit geen slimme zet was, in zijn hals verschijnen rode vlekken en het litteken over zijn gezicht zwelt wat op. Snel probeer ik het goed te maken. 'Jim, sorry, het spijt me.' Ik buig mijn hoofd en hoop dat hij me geen pijn doet.
'Laten we dit voor eens en altijd duidelijk maken. Ik ben hier de baas, ík bepaal wat er gebeurt, ík zeg wat jij moet doen en wat niet! Je hebt nu drie seconden voorsprong, dus ik zou maken dat je wegkomt!' Hij grijpt naar zijn mes en ik weet niet wat hij van plan is, maar ik weet wel dat ik het niet wíl weten. En dus sprint ik weg alsof mijn leven ervan afhangt. Wat ook zo kan zijn. Ik ren naar de stallen terwijl ik achter me Jim hoor aftellen van drie naar nul.
'Drie!' Ik trek de deur van de stallen open en ren naar binnen.
'Twee!' Verwilderd kijk ik om me heen en blijf even stilstaan. Dan valt mijn blik op de ladder die naar het kleine plateautje loopt.
'Eén! Ik negeer de splinters die mijn handen binnendringen en klim zo snel als ik kan naar boven.
'Nul!' Snel kruip ik naar mijn geheime plekje en gris er één van mijn verborgen messen vandaan.
'Wie niet weg is, is gezien! Ik kom!' Zwaar ademend en met het mes stevig in mijn hand geklemd maak ik me zo klein mogelijk. Kon ik maar verdwijnen...
Mijn ademhaling zit hoog en ik word weer steeds lichter in mijn hoofd.
'Joehoe, meisje, waar zit je dan toch?' Mijn handen beginnen te zweten als Jim de stal binnenkomt en in één rechte lijn naar de ladder loopt, ik vloek in mezelf, ik had die ladder weg moeten duwen, dan kon hij niet naar boven komen.
Maar nu lukt dat wel en met een paar tredes is hij boven, het plateau kraakt gevaarlijk onder zijn gewicht, maar hij lijkt er zich niks van aan te trekken. Met getrokken mes komt hij dichterbij en ik schuif nog verder naar achter, met het mes voor me uit gestoken, mijn handen trillen licht. Hij begint te lachen. 'Je vader zou zich voor je schamen.' Met die woorden trapt hij tegen mijn handen aan waardoor het scherpe voorwerp en tevens mijn enige verdediging met een grote boog naar beneden valt. Zijn lach klinkt schel in mijn oren. Hij stopt zijn mes weer terug. 'Die zal ik niet eens nodig hebben...' Hij bukt en grijpt mijn haar, daaraan trekt hij me op totdat ik weer op mijn benen sta. Ik sla hem, maar hij negeert het, ik trap hem, maar hij lijkt het niet te voelen. Dan laat hij me los en opgelucht wil ik naar adem happen. Maar dat wordt me ontnomen door een hand die zich als een bankschroef om mijn keel wikkelt.
Ik begin naar adem te happen en kan niet meer helder nadenken, met mijn handen ga ik naar mijn keel, alsof ik me kan beschermen tegen dat wat mij ooit pijn deed.
Mijn handen grijpen zijn polsen vast, maar wat kan de kracht van een jong meisje tegen die van een volwassen man beginnen? Mijn zuurstof raakt op en zwarte plekken met oranje en gele irritante stipjes dansen door mijn beeld. Ik heb het gevoel dat mijn benen me niet meer houden en voel ze onder me wegvallen. Maar de hand om mijn keel houdt me tegen. Tranen van pijn en doodsangst glimmen op mijn wangen. Dan laat hij me los en ik val. Als een vis op het droge begin ik naar adem te happen en te hoesten. Hij buigt zich voorover en fluistert: 'Als ik je vraag iets te doen, doe je dat dan?'
Niet in staat te antwoorden knik ik verwoed.
'En wie heeft het voor het zeggen bij jou?'
Iets verder op adem gekomen kan ik hem nu antwoorden. Schor en haast onhoorbaar. 'Jij.'
Hij knikt goedkeurend, 'Goed, laten we dat vooral niet vergeten.'
Ondertussen zit ik weer bijna in een paniekaanval, maar Jim trekt me terug naar het heden. Zijn handen klemmen zich om mijn keel. Mijn handen omvatten de zijne en proberen ze los te trekken, zonder succes. Met een piepend geluid probeer ik lucht naar binnen te zuigen. Met grote ogen kijk ik hem aan. Hij fluistert me de bekende woorden toe:
'Als ik jou vraag iets te doen, doe je het. Toch?'
Niet in staat hem te antwoorden probeer ik te knikken. Dit accepteert hij.
'En dus heb ik het voor het zeggen bij jou. Toch?' Een grijns verschijnt, hij geniet van zijn macht.
Tranen verschijnen in mijn ogen. Het is niet eerlijk! Maar nee schudden durf ik niet.
'Toch?!' Dwingender, hij knijpt harder. Geen lucht meer. Ik sluit mijn ogen, dan knik ik.
'En dus, behoor jij, aan wie?' Zijn greep verzwakt en opgelucht adem ik in. Maar ik geef hem niet snel genoeg antwoord en hij spant zijn handen weer aan, de lucht ontsnapt me opnieuw.
'Aan wie Rox? Antwoord me. Ik wil het van je horen.' Ik begrijp zijn bedoeling en zodra hij me loslaat, antwoord ik hem meteen. Met moeite, maar ik weet dat hij dit de hele dag vol zou kunnen houden. Hij zal net zolang bezig blijven totdat ik hem meteen zijn antwoord zou geven.
'Jou.'
Hij laat me los en meteen zet ik een stap naar achteren. Mijn longen vullen zich dankbaar met lucht. Jim kijkt me met een zelfvoldane blik aan. 'Ik zie je snel weer meisje.' Met dat loopt hij, met zijn jas dramatisch achter zich aan flapperend, gevolgd door Auqui, de tent uit.
Nog een paar seconden blijf ik staan, niet in staat te bevatten wat er is gebeurd. Dan stort ik in. Ongecontroleerd verlaten de snikken mijn mond. Waarom? Waarom ik? Tranen stromen als watervallen over mijn wangen en ik krul me op tot een hopeloos bolletje mens.
Vaag hoor ik achter mij Awan opstaan en naar me toe komen. Niet veel later voel ik zijn warme armen om me heen. Verbijsterd bevries ik voor een moment, dan probeer ik me uit zijn knuffel te werken. Maar hij laat me niet los en wiegt me zacht heen en weer. Uiteindelijk geef ik mijn gevecht op en laat me tegen zijn borst zakken, zijn troost aanvaardend.
===================
Ik ben eigenlijk best wel blij met dit hoofdstuk hahaha, dat wilde ik even laten weten :D
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top