52. Jij...
Een rilling trekt door me heen, zijn kniehoge laarzen zijn inmiddels meer bruin dan zwart door al het stof, maar zijn gouden sporen zijn, zoals ik het mij altijd al herinner, glanzend opgepoetst. Elke avond deed hij dat voor het haardvuur, net zolang totdat in elk karteltje de schittering van de vlammen te zien was. Het was één van de weinige klusjes die hij niet uit handen gaf. Ik huiver bij het zien van de scherpe puntjes, ik haat ze, het is zielig voor de paarden, en al helemaal als de mannen een race houden en ze de flanken van het paard helemaal opentrappen. Ik heb vaak genoeg de wonden van Tekender moeten verzorgen. Zijn witte mustang, een prachtig paard om te zien, maar hij is net zo vals als zijn baas. Ik wil niet denken aan de aanvallen die dat beest heeft gedaan als ik probeerde hem te verzorgen.
Hij draagt zijn versleten bruine broek, naast de paar nette verstellingen, duidelijk door een vrouwenhand gedaan, zijn er ook tal van slordige stukken overheen genaaid. Kort gaan mijn gedachtes terug naar mijn moeder, wat een hekel had ze aan het verstellen van zijn broeken. Telkens als hij weer binnenkwam met een gescheurde broek probeerde ze haar geduld te bewaren, maar als ze hem vertelde dat hij een nieuwe broek moest gaan kopen werd hij boos en riep iets als ''verspilling'' en ''dat slaat nergens op''. Wat er nu voor heeft gezorgd dat de broek die hij nu aan heeft meer uit dikke lagen aan elkaar genaaide stukken bestaat, dan uit het oorspronkelijke kledingstuk. Ik durf niet eens te zeggen of bruin de kleur was die de broek omschreef toen hij nog in de winkel lag.
Zijn lappenbroek wordt bij elkaar gehouden door een zwarte leren riem die, in vergelijking met de rest van zijn outfit, er spiksplinternieuw uitziet. Waarschijnlijk onder het motto ''De belangrijkste dingen moeten goed functioneren''. En zijn riem is zeker belangrijk. Aan de riem, die overigens door een zilveren gesp bijeen wordt gehouden, hangen zijn belangrijkste wapens: Een revolver in een holster aan de linkerkant van zijn heup, hij is linkshandig, dus zo kan hij er het snelste bij. En aan de andere kant hangt, schuin zodat het bij het lopen niet in de weg hangt, een lang mes. Ik begin sneller te ademen, dat is hét mes, mijn vader... Ik knijp mijn ogen dicht als beelden van het gevecht door mijn hoofd schieten, met moeite verdruk ik ze. Als ik mijn ogen weer open doe zie ik wat waziger dan eerst. Zijn zweep hangt aan de daarvoor speciale lus. Alle overige ruimte is gebruikt voor kogelhouders, dus een soort reepjes stof die in golfjes op de riem gestikt zitten waar kogels ingedrukt kunnen worden zodat je niet snel zonder munitie zit. En ik durf te wedden dat er in zijn linkerlaars nog een kleinere dolk verborgen zit.
Boven zijn broek draagt hij een elastisch, mouw- en kraagloos overhemd dat er inmiddels niet meer zo wit uitziet. Gele zweetvlekken bedekken het gehele kledingstuk en hier en daar zit een rode of bruine veeg. Daaroverheen draagt hij een zwart leren jackje waar vroeger lange mouwen aan moeten hebben gezeten, maar die waarschijnlijk in of na een gevecht zijn afgescheurd. Dat het hemd en het jack mouwloos zijn weet ik nog uit mijn herinneringen, maar dat is nu niet te zien omdat hij daar weer overheen een lange bruine jas die tot op zijn kuiten reikt draagt. Vanaf het midden van zijn bovenbenen split de jas zodat je er makkelijk mee kan paardrijden. Met drukknopen is de jas dicht te doen als het te koud is, maar nu op het heetst van de dag hangt de jas open. Ik vraag me überhaupt af waarom hij dat ding nu aanheeft, waarschijnlijk om een intimiderende indruk te maken. Maar aan de zweetdruppeltjes die zijn nek in kruipen te zien, was dat niet echt de beste keuze. Hij wilde vroeger altijd al een spectaculaire entree hebben, op een dag kwam hij al schietend een café binnengelopen, dat vond de barman niet echt leuk en schoot toen ook, daardoor loopt de man hier voor mij altijd een beetje mank.
Langzaam beginnen er zwarte vlekken vanuit mijn ooghoeken mijn zicht te belemmeren. Zijn gezicht had er vroeger misschien knap uitgezien, hij heeft een scherpe kaaklijn, de stoppels van een paar-dagen-niet-geschoren-baardje en een rechte neus. Zijn dunne lippen zijn in een grijns vertrokken, waardoor ik uitzicht krijg op een rij gele tanden, wonder boven wonder heeft hij al zijn tanden nog. Een groot litteken loopt van zijn linkerwang, over zijn neus, door zijn rechter wenkbrauw. Ik huiver bij het zien ervan, ik ben er nog altijd niet aan gewend. De wond is slordig gehecht en er zitten veel huidplooien op een verkeerde plek wat zorgt voor een afschrikwekkend uiterlijk. Ik knijp mijn ogen nog eens goed dicht om de zwarte vlekken te verjagen. Als ik ze weer open doe, kijk ik verder naar boven. Zijn donkere, vettige en halflange haar zit naar achter gehaald onder een brede, donker bruine cowboyhoed verborgen. Om zijn smalle schouders hangt aan een riem zijn lievelings geweer Damsimij, wat een redelijk lange naam is, en hij dus meestal afkort naar Mijdam. Een groot geweer met een breed houten schouderstuk en een lange loop, waar hij erg goed mee overweg kan. Niet alleen om mee te schieten, maar ook om rake klappen uit te delen. Gelukkig, heeft hij dat richting mij niet gedaan.
En dan kijk ik hem recht in zijn ogen. De ogen die mij de rillingen geven. De ogen die mij zo vaak sadistisch aan hebben gekeken, dat alleen deze aanblik me al in elkaar laat kruipen door de angst voor dat wat komen gaat. De fel gekleurde ogen die me doen denken aan die van een slang, klaar om zijn prooi aan te vallen. De ogen van hèm.
Een piep dringt mijn oren binnen als hij begint te praten. De hoge noot zorgt ervoor dat ik nog dieper in elkaar duik. Zijn lippen bewegen, maar zijn stem komt nog niet binnen. Pas als hij alweer is gestopt met praten verwerken mijn hersenen wat hij heeft gezegd.
'Rox, meisje, lang niet gezien.'
Zweet loopt over mijn rug, sterretjes dansen voor mijn ogen, de wazige vlekken worden steeds overheersender. Met moeite krijg ik er één woord uitgeperst.
'Jim.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top