49. Bomen!

'Wakker worden. Rise and shine dear.'

Ik schiet overeind terwijl ik de eerste persoon die ik zie een trap tegen zijn schenen geef. Dan pas word ik me weer bewust van waar ik ben en ik zie dat de persoon die ik getrapt heb mijn grote vriend Auqui is. Een grijns verschijnt op mijn gezicht als ik hem pijnlijk op één been zie hinken. Hij kijkt me chagrijnig aan. 'Waar was dat voor nodig?' Ik glimlach liefjes, 'Wil je alle redenen? Je gezicht vraagt erom, je wekte me uit mijn dierbare slaap, je noemde me dear en ik slaap licht, dus als ik iets hoor schiet ik meteen in de verdediging.' zijn ogen worden groter bij de opmerking over zijn gezicht en zijn handen vliegen naar zijn wangen. 'Mijn perfecte gezicht? Zit er iets op? Viezigheid? Waar?!' Ik grinnik inwendig. 'Tussen je kin en je voorhoofd zit iets raars...' Ik val even stil. 'Oh wacht nu ik beter kijk, dat is je gezicht. Sorry, mijn fout.'

Zijn handen zakken naar beneden en hij zucht opgelucht. 'Dus er zit niks?' Ik schud mijn hoofd. Ik kijk kort om mij heen, Awan is nergens te bekennen. Stomme hond, hij zou me wakker maken. Auqui eist mijn aandacht weer op, 'Aangezien je er niet uitziet en stinkt gaan we daar iets aan doen. Ik kan namelijk niet gezien worden met iemand die er niet uitziet, dat verpest mijn schoonheid.' Ik kijk hem verontwaardigd aan 'Dit meen je niet toch?' Hij knikt overtuigd en ik laat een sarcastisch lachje horen.

'Maar goed, we gaan dus zo naar de rivier, en nee, ik zie je kijken, je kan niet ontsnappen. Als je tegenwerkt dan staan daar straffen op. Dus ik zou maar gewoon gehoorzamen als ik jou was.' Hij praat tegen me alsof ik een kind ben en ik rol met mijn ogen. Hij haalt een touw achter zijn rug vandaan en wilt mijn handen pakken, ik dacht het niet, ik schuif naar achter waardoor ik tegen het tentdoek aanzit. Mijn handen houd ik achter mijn rug en ik kijk Auqui onschuldig aan. Hij loopt naar me toe, maar ik schop naar zijn schenen. Bang voor blauwe plekken deinst hij weer terug. Hij draait zich om, 'Papa!' geeft hij nu al op? Ik begin te lachen en hij draait zich weer naar mij om. 'Wat?' Ik begin nog harder te lachen, 'Heb je nu al hulp van je pappie nodig? Schattig.' een beetje steken kan geen kwaad. Zodra zijn vader de tent binnen komt lopen probeer ik mijn lach in te houden, zijn gezicht staat op onweer. 'Wat is er Auqui?' Hij krimpt ineen van de toon van zijn vader, 'Ik krijg de touwen niet rond haar handen vader.' Pallaton kreunt en slaat zijn blik op, 'Waarom heb ik zo'n zoon gekregen, ik geloof niet dat hij van mij is.' dan grist hij de touwen uit zijn handen en loopt met ferme passen op mij af. Mijn lachen gaat over naar een nerveus lachje en zodra hij voor me staat ben ik stil. Ik vraag me af waar mijn lef om hem te trappen heen is als hij met één hand naar mijn haren grijpt en er een ruk aan geeft. Mijn handen schieten naar mijn hoofd en daar maakt hij gebruik van, hij laat mijn haar los en trekt me aan mijn handen omhoog. Voordat ik ook maar kan reageren is het touw al vier keer strak om mijn polsen getrokken.  Daarna trekt hij het touw nog een keer tussen mijn handen door en legt er een vage knoop in. Het uiteinde van het touw geeft hij aan zijn zoon. Die kijkt, net als ik, verbaasd naar mijn handen. Het opperhoofd zucht overdreven en loopt weg. Auqui komt weer bij zinnen en geeft een ruk aan het touw, hij begint te grijnzen als ik naar voren struikel. 'Lets go.'

Buiten moeten mijn ogen wennen aan het licht, Auqui houdt daar geen rekening mee en dus loop ik met half gesloten ogen achter hem aan. De sprint van gister voel ik nogal goed in mijn spieren en bij elke stap lijkt het alsof er in plaats van spieren zoutzuur in mijn benen zit. Mijn trots echter dwingt me om niet als een pinguïn te waggelen en zo goed en kwaad als het kan volg ik de jongen met de ''geweldige'' persoonlijkheid. Als mijn ogen gewend zijn kijk ik om me heen, de tipi's zijn hier net zo opgesteld als bij de Navajo stam, de beschilderingen zijn wel weer anders, de beschilderingen geven namelijk aan wie er in de tent woont of wat die persoon heeft bereikt of gedaan. Voor de tenten zie ik een paar squaws zitten. Tot mijn verbazing zie ik meerdere van de vrouwen met ijzeren bestek dingen door elkaar lepelen. Mijn hoofd is nog aan het verwerken wat ik heb gezien als ik een krijger met een hoge zwarte hoed zie lopen, de hoed die hij op heeft is zo te zien ooit met oorlogsverf beklad en het is er daarna weer afgeveegd. Blijkbaar werkte dat niet zo goed als gehoopt daar er nu nog een paar vale strepen van uitgeveegde kleuren resten. De smink is in zo diep in de stof gewreven dat ik me niet in kan houden en in de lach schiet. Auqui kijkt verbaasd over zijn schouder en volgt mijn blik. Zodra de krijger doorheeft dat ik om hem moet lachen veranderd er iets in zijn blik. Logisch wel, ik bedoel uitlachen is pijnlijk, maar het is normaal aangezien ik hun gevangene ben en dat mijn manier is om hen te laten merken dat ik hen minacht, maar in dit geval ziet het er gewoon hilarisch uit. De man ziet er de hilariteit niet van in en komt met ferme stappen op mij afgelopen.

Bang voor een klap verschuil ik me een beetje achter Auqui, mijn hoofd zo dat ik over zijn schouder heen kan kijken. Mijn redder in nood roept iets naar de man. 'Sínízį́ aadi!' Iets wat ik kan vertalen naar iets van 'Jij daar staat!', wat er waarschijnlijk op neerkomt dat de persoon daar zal moeten blijven staan. De man staat stil, maar ik zie dat hij het liefst Auqui opzij beukt, maar daar zal de zoon van het opperhoofd niet van gediend zijn dus houdt hij zich in. Auqui voelt die macht en grijnst. Ook ik glimlach opgelucht, mijn levende schild werkt blijkbaar. Totdat Auqui zegt: 'We zouden niet willen dat ik bruut opzij geslagen zou worden natuurlijk.' Met dat draait hij zich om, pakt mijn schouder en duwt me naar voren. Sprakeloos sta ik daar verstijft. 'Nou mag je slaan.' Dat heeft hij niet net gezegd toch? Helaas wel en na een seconde voel ik een enorme klap op mijn kaak. Tot mijn opluchting sloeg de man met vlakke hand en niet met een vuist, want dan was mijn kaak waarschijnlijk gebroken geweest. Mijn hoofd beweegt mee met de richting waarop de man sloeg en ik voel hoe ik op mijn wang heb gebeten. Langzaam vloeit de ijzeren smaak van bloed door mijn mond. De wang waar zijn hand onzacht mee in aanraking is gekomen brandt en een tintelend gevoel verspreid zich over mijn jukbeen. Langzaam draai ik mijn hoofd terug en spuug wat bloed uit. Met ogen die fonkelen van ingehouden woede kijk ik de man aan, als ik mijn handen vrij zou hebben had ik hem terug geslagen. Helaas word ik vaker dan nodig aan mijn gevangenschap herinnerd en ook nu trekt Auqui mij met een steeds grotere grijns mee. Mijn handen zijn wit door al het bloed dat er niet meer goed bij kan, de trouwen zitten nogal strak om mijn polsen en ze zijn nogal ruw, dus dat prikt extra, dat Auqui om de zoveel tijd een ruk aan het touw geeft helpt niet mee.

Ik probeer mijn aandacht af te leiden van de zeurende pijn en kijk weer om me heen. Er staan steeds minder tenten en op een gegeven moment gaat de vrije weide over naar struikjes en kleine boompjes. Dit is de andere kant van wat ik vannacht gezien heb, want daar zag ik tussen de tenten door de toppen van bomen. Hier is het nog wel een grasvlakte en pas een paar honderd meter verderop zie ik weer een bosrand. Aan onze rechterkant loopt wel een dicht begroeit bos. Mijn verstand beredeneerd dat daar waarschijnlijk een rivier loopt. Daar waar de paarden staan, achter de rij bomen die ik vannacht kon zien, zal de rivier waarschijnlijk doorlopen. Daar zullen de paarden drinken en stroomafwaarts, ik denk waar wij nu heenlopen, zullen de mensen zich wassen. Zo zullen de paarden niet het bevuilde water drinken. Waarschijnlijk zullen de mensen hun drinkwater weer net boven de paarden halen, zodat ze geen verkeerde dingen van de paarden binnen krijgen. Denk ik. Conclusie, we lopen nu stroomafwaarts en als ik ooit terug wil naar de Navajo's kan ik het beste tegen de stroom in vluchten, niet letterlijk in het water natuurlijk, dat zal de vlucht alleen maar belemmeren. Hoewel mijn sporen dan wel veel moeilijker te volgen zijn. Maar goed, tegen de stroom in dus, omdat bij het Navajo dorp het ook naar beneden liep en ik, toen ik nog met Sharduul en Awan opgescheept zat, zag dat we het water met de stroom mee aan het volgen waren.

Ondertussen zijn we al bij de bosrand aan gekomen en ik zie dat we een wachter gepasseerd zijn. Nu voel ik hoe een koude hand zich rond mijn keel grijpt, ik wil niet alleen zijn met Auqui, ik vertrouw hem compleet niet. We lopen steeds verder het bos in en automatisch begin ik langzamer te lopen zodra ik het groen van het veld niet meer kan zien. Ik hoor hoe een geïrriteerd geluid bij Auqui vrijkomt. 'Kan je niet gewoon doorlopen?'

Ik schud opstandig mijn hoofd, maar bedenk me dan dat hij dat niet ziet. 'Nee?' Het kwam er mee uit als een vraag dan als een antwoord. Nu draait hij zich wel om en kijkt me met één opgetrokken wenkbrauw aan. 'Weet je dat zeker?'

Ik schud snel mijn hoofd. Mijn opstandige gedrag is als sneeuw voor de zon verdwenen en ik vraag me af waar het heen is gegaan, want ik zou het graag terug hebben.

'Ik hoor geen antwoord?' Hij grijnst weer als ik naar beneden kijk. Hij geniet van de macht die hij op dit moment over mij heeft. Ik blijf stil en daar is hij niet heel blij mee. Met trage stappen komt hij dichterbij, zo te zien heeft hij nog nooit gehoord van persoonlijke ruimte want hij blijft dichterbij komen. Om mijn aura intact te houden loop ik naar achter en bots tot mijn grote frustratie tegen een boom aan. Waarom staat die nou weer hier! Een irritant stemmetje geeft me het antwoord: Je staat in het bos... Ik negeer het stemmetje en concentreer me weer op de situatie waarin ik in zit. Als ik langs de boom wil glippen trekt Auqui aan het touw en kan ik niets anders dan op mijn plek blijven staan. Hij zet nog een laatste stap naar voren en staat bijna tegen me aan, ik voel zijn adem langs mijn wang strijken en ik hou mijn adem in. 'Ik hoor nog steeds geen antwoord? Wat bedoelde je?' Hij praat zacht en hij glimlacht, waarbij er een kuiltje in één van zijn wangen verschijnt. Hij staat te dicht bij en ik wil hem hier weg hebben, hoe doe ik dat? Er schiet me iets te binnen en voordat ik er twee keer over na kan denken verlaten de woorden mijn mond.

'Je stinkt uit je mond...'

Geschrokken deinst hij achteruit. 'Dat meen je niet toch?'

===================

Ik hoop dat jullie het leuk vonden! Dank jullie wel voor het lezen! Elke stem en read maakt mijn dag goed <3 dus echt bedankt!

~boekenwormenlezers

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top