48. Blijven leven

Ik klap op de grond als Awan me loslaat, ontsnappingspoging één mislukt. Ik kijk nog snel door de tentopening naar buiten, maar Awan haalt het doek al naar beneden en weer zit ik opgesloten. Dit keer met een vervelende verrader. Ergens zegt een stemmetje in mijn hoofd dat hij altijd al bij hen hoorde en dat hij dus geen verrader is, en dat ik het zo voel omdat hij het tegen Sharduul voor me opnam.

Maar nog steeds ben ik boos, nee ik ben ziedend. Hij is het slaafje van het opperhoofd, een onderschikte hond! Ik kruip naar mijn oude plek toe. Mijn been doet nog verschrikkelijk veel pijn door die trap. Ik ga onder de deken liggen en draai mijn rug naar Awan toe. Ik sluit mijn ogen en probeer te slapen. Voor hem ben ik niet zo bang, als hij iets echt kwaads in de zin zou hebben zou hij dat al wel hebben laten blijken de afgelopen- drie weken geleden. Als Sharduul in plaats van Awan hier zou zijn zou ik geen oog dicht doen. Maar dat is niet zo, en dus kan ik in elk geval redelijk veilig gaan slapen. Na een paar minuten gelegen te hebben draai ik me op mijn andere zij. Daarbij lig ik dus weer met mijn gezicht naar de kant van Awan, wat ik ook weer niet wil dus draai ik weer door. Daardoor kom ik in de dunne deken vast te zitten en ik probeer me er gefrustreerd weer uit te draaien. Ik slaak een zucht als het ding niet soepel meewerkt. Ik eindig op mijn rug en ik knijp mijn ogen stijf dicht. Na een paar seconden besluit ik toch dat het niet lekker ligt en gooi de deken van me af, ik ga op mijn knieën zitten en laat mijn ogen wat meer wennen aan het duister. Als ik naast me kijk zie ik dat Awan geamuseerd mijn bewegingen volgt.

'Kan je het zien?' Sis ik hem toe. Zijn grijns verdwijnt niet en hij knikt: 'Ja hoor.' Ik rol met mijn ogen en pak de deken. Die sla ik als een soort cape om mij en mijn hoofd heen daarna laat ik me voorover vallen. Ik hoop op een zachte landing, maar helaas denkt de vloer daar niet zo over. Ik kreun als ik de grond raak. Zacht hoor ik Awan grinniken, maar ik besluit het te negeren. Een tijd lang is het stil. Op een gegeven moment schraapt hij zijn keel. 'Slaap je?' Aangezien ik geen zin heb in een gesprek hou ik mijn ogen dicht en verstop me zo subtiel mogelijk nog verder in mijn cocon. 'Oké je bent wakker.' Concludeert hij. Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Sorry voor die trap, maar ik moet doen wat mijn opperhoofd aan mij opdraagt.' Het blijft weer een tijd stil, dan zucht hij en ik hoor hoe ook hij gaat liggen.

'Verontschuldigde je je nou serieus?' Ik val even stil als hij een instemmend geluid maakt en weer recht gaat zitten, ik kijk hem van onder de dekens aan. 'Dat was een retorische vraag... Indianen verontschuldigen zichzelf niet! Niet richting hun vijanden! Dat doet af aan je eer! Je doet iets of je doet het niet, daar is geen weg op terug. Je kan je schamen, maar excuses zijn iets wat je niet aan een vijand, sowieso niet na minder dan een half uur, maakt! Dat zou jij als trouwe slaaf van je opperhoofd toch moeten weten.'

Hij buigt beschaamd zijn hoofd. 'Gedraag je als een indiaan!' Doe ik de stem van hun opperhoofd na en ik rol met mijn ogen. Daarna draai ik me om en lig zo met mijn rug naar hem toe. 'Zo moet je niet over hem praten! Ten eerste is hij een goed opperhoofd en ten tweede is hij er niet van gediend als mensen slecht over hem praten.'

'Wat je een goed opperhoofd noemt...' Mompel ik. 'Hij heeft af en toe wat woedeaanvallen, maar dat maakt hem nog geen slecht opperhoofd!' Neemt hij het voor de man op. 'Des te meer zou hij als opperhoofd zijn best moeten doen om controle te houden. Maar weet je ik heb hier geen zin in. Ik wil slapen. Hoe gaan mijn dagen er ongeveer uit zien nu ik weer beter, of nou ja, wakker ben?' Hij haalt zijn schouders op. 'Dat ligt vooral aan Auqui en Pallaton. Zij hebben het zeggenschap over je, willen zij je nu dood dan ben je er morgen niet meer. Weten ze het nog niet ben je praktisch het veiligste. Willen ze je laten leven...'

Ik spits mijn oren. 'Ja? Wat dan?' Hij zucht. 'Dan blijf je leven, maar ik denk niet dat je hier als gevangene een leven wilt. Dat houd je nooit lang vol.' Het begint te duizelen in mijn hoofd. Blijven leven is positief toch? Wat gebeurd hier dat dat niet positief is? Ik open mijn mond om het te vragen, maar klap die weer dicht als hij weer begint te praten: 'Je wilt nu nog niet weten wat dat inhoud. Je komt er vanzelf wel achter. Voor nu beslist vooral Auqui wat er met je gebeurt. Dus ga nu maar gewoon slapen. Ik maak je wel wakker.'

Ik begin: 'Maar...-' Hij breekt me af. 'Laat het rusten.' Ik hoor hoe hij gaat liggen en ik zucht diep. Hier heb ik dus helemaal niks aan. Mij gedachtes dwalen af naar de Navajo's. Wat zou Qochata nu doen? Hij zal wel moeite hebben met het verlies van Wematin en Tse. Ik hoop dat Ahmik hem goed zal ondersteunen. Mijn neef zal ook ontroostbaar zijn geweest toen hij Wematin vond. Ik stel me voor hoe het gegaan zou zijn. Beelden schieten door mijn hoofd. Hij zou op zoek zijn gegaan naar Wematin. Hij had het hele dorp rondgevraagd waar zijn vriend was. Niemand had het geweten, toen hij bij Maska kwam had die hem verwezen naar de plek waar Tse en ik aan het trainen zouden moeten zijn. Opgelucht zou hij naar de open plek zijn gerend en daar aangekomen zou hij overgegaan zijn naar sluipen om ons te laten schrikken. Hij zou zich in het gras hebben laten vallen en tussen de hoge sprieten door naar de bosjes zijn gekropen. Op vingers en tenen, zichzelf bestraffend als zijn handpalm per ongeluk de grond aan zou raken. Gealarmeerd door de stilte zou hij plat op zijn buik gaan liggen en afwachten of hij iets zou horen. Als de doodse stilte zou voortduren zou hij ongerust naar de boom beginnen te sluipen. Zijn hoofd net hoog genoeg om over de graslijn heen te kijken. Hij zou langzaam overeind komen, nadat hij vaak zijn omgeving op mogelijke tegenstanders had gecontroleerd. Het eerste wat hem zou opvallen waren de brede stroken platgedrukt gras. Dat zich afhankelijk van de tijd al deels had opgericht. Hij zou steeds ongeruster om zich heen kijken. En uiteindelijk naar beneden. Daar zou hij de twee lichamen zien van de dappere krijgers. Een geschokte 'Oef' zou zijn mond verlaten en hij zou alle trainingen vergetend op Wematin en Tse afrennen. Hij zou op zijn knieën vallen en wanhopig opzoek gaan naar hartslag en een teken van leven. Hij zou de hand van Wematin vastpakken en in paniek zijn vingers tegen Wematin zijn keel drukken om te kijken of het hart nog bloed door de aders pompte. Zodra hij zijn vingers tegen de nek van mijn broer aan had gedrukt, zou hij de blauwe striemen zien en hij zou zijn handen verslagen laten zakken. Door een waas van tranen zou hij een gepijnigde kreet uitstoten en zich naar Tse haasten. Hij zou de jonge jongen onderzoeken en erachter komen dat er ook bij hem geen teken van leven te verkrijgen is. Hij zou zich op de grond storten en met zijn vingers door de grond klauwen. Zijn schouders zouden schokken en daar er niemand was hoefde hij zich niet in te houden. Na zijn verdriet onder controle genomen te hebben zou hij opstaan en naar het dorp sprinten. De schemering zou al zijn gevallen en hij wist dat als hij niet op tijd was de wilde dieren de twee mensen zouden vinden. Hij zou naar Qochata rennen en hem het nieuws mededelen. Het oude opperhoofd zou het bericht zakelijk ontvangen en alleen in zijn ogen zou het verdriet zichtbaar zijn. Zijn houding zou niks verraden en hij zou zijn mensen bij elkaar roepen. Zijn beste krijgers zou hij roepen om alles te onderzoeken. En op dat moment zouden ze beseffen dat ik nergens te bekennen was. En daarmee zou de zorg alleen maar vergroten.

Tranen lopen over mijn wangen en ik voel hoe het vocht tussen mijn gesloten ogen doorloopt. Ik probeer mezelf te vermanen, mezelf te vertellen dat ik mag rouwen als ik hier weg ben. Maar de tranen blijven glijden en ik huil mezelf in slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top