47. Knielen

Ik ruk een paar keer aan mijn arm, maar stop al snel als ik het verband langs mijn, nog net niet, genezen wonden voel gaan. Woedend kijk ik Awan aan, zijn enige reactie is dat hij ook mijn andere arm pakt en die op mijn rug draait. Ik grom van de pijn en kijk weer voor me. Het enige leuke in deze situatie zijn de gezichten van de twee leiders. De één nog leuker dan de ander. Pallaton kijkt me aan alsof hij een spook ziet, zijn gezicht trekt bleek weg en zijn houding verslapt even. Maar als een waardig indiaan laat hij in zijn gezicht niks zien, dat is dan ook het enige waarin hij respect van mij krijgt.

Auqui zijn houding daarin tegen, straalt volledige verbazing uit. Zijn mond hangt een beetje open en zijn wenkbrauwen raken nog net zijn haarlijn niet. 'Wa-w-wa-wa...' Hakkelt hij zacht. Ik grinnik ondanks de situatie even. Hij krijgt een stomp van zijn vader. Snel schraapt Auqui zijn keel. 'Waar kom jij vandaan?' Ik rol met mijn ogen. 'De tent...' Mijn stem klinkt nog redelijk schor, maar ik ben verstaanbaar. 'Maar... Huh? Jij sliep...' Ik zucht diep, 'Niet meer dus.'

Langzaamaan komen er meerdere mensen uit hun tenten, maar blijven, als ze het opperhoofd en mij zien bij hun tent staan. Heel kort gaat er iets van trots door me heen, blijkbaar heb ik wel wat status hier. Of het komt door hun opperhoofd... Laat maar. Verschillende mensen laten zich een 'Oef' ontvallen. De beide mannen zijn inmiddels hersteld van hun verbazing en Pallaton kijkt me ijzig aan. Ergens in mijn hoofd gaat een alarmbelletje rinkelen, maar ik weiger ernaar te luisteren. Als ik me nu zwak toon is mijn leven zo goed als voorbij. En dus blijf recht ik mijn schouders en kijk hem met dezelfde blik terug aan, weigerend om mijn ogen neer te slaan. Pallaton lijkt niet echt blij met deze houding maar negeert het voor nu.

'Je bent dus los. Wie of wat heeft je daarbij geholpen?'

Ik zucht, waarom geen vertrouwen in mij? Ik heb heus geen hulp nodig! Ik antwoord daarom ook: 'Niemand, ik ben immers onafhankelijk.'

Het opperhoofd begint te lachen en kijkt de kring die rond ons is gevormd rond, ik hoor hoe mensen oprecht, maar sommigen ook geforceerd, mee lachen.

'Jij? Jij bent niks waard. Je bent een hond. Binnen twee weken zul je vrijwillig knielen en om genade smeken!' Hij kijkt me minachtend aan.

Ik schud mijn hoofd. 'Ik zal nooit vrijwillig knielen.' En ik spuug op zijn voeten, heel toevallig weet ik dat dat, naast het noemen van een hond en nog wat anderen dingen, een hele grote vernedering is. Iets wat je bij een opperhoofd eigenlijk niet moet maken. En hier op dit moment test ik zijn waardigheid uit. Als een eervol opperhoofd zou hij nu minachtend zijn neus ophalen of iets en dan mij negeren terwijl hij in zijn tent verdwijnt. Om zo te laten blijken dat de belediging van 'die hond' hem niks doen. Maar dat is niet wat er gebeurde, en eerlijk gezegd had ik het moeten zien aankomen, maar dat had ik niet. Ik zag hoe hij zijn arm ophief, maar ik reageerde niet. Pas toen zijn hand mijn gezicht raakte werd ik uit mijn trans gerukt. Met grote ogen en een open mond kijk ik hem aan. Mijn wang brandt, de geschokte blik op mijn gezicht veranderd langzaam naar een woedende. Hoe durft hij. Hij behoort geen opperhoofd te zijn...

Pallaton kijkt me verwilderd aan, hij lijkt nog niet te beseffen dat hij een verschrikkelijk domme fout heeft gemaakt. Hij ademt zwaar als hij mijn kin vastpakt en die iets omhoog duwt. Zijn ogen boren zich in de mijne. 'Kniel.'

Het vuur in mijn ogen zie ik haast weerspiegeld in zijn donkere ogen. 'Nooit.'

Hij lijkt zijn controle alweer te verliezen. 'Kniel voor mij! Kniel voor het opperhoofd der Ute!'

Precies op de zelfde manier als de eerste keer herhaal ik mijn eerdere antwoord. 'Nooit.'

Hij lijkt door te draaien als hij begint te roepen: 'Kniel! Kniel! Kniel!' Hij laat mijn kin los en stampt nog net niet als een kind dat zijn wil niet krijgt op de grond. Ik voel hoe Awan zacht in mijn arm knijpt. ''Je bent gek, waar ben je mee bezig?!'' Lijkt hij daarmee te willen zeggen. Maar ik trek me er niks van aan. Leer mij kennen. Ik ben niet gek, nee, ik ben gestoord. Ik vraag me af hoe ik niet al lang ben doorgedraaid in alles wat ik heb doorgemaakt. En waar ik nu mee bezig ben? Dat is iets wat men neigt te noemen: Overleven. Laten zien dat ze niet die macht over me hebben. Anders is er binnen een week niks anders meer over van mij dan, óf een huilend hoopje Rox. Of is er letterlijk niks meer van me over... Dus nee Awan, denk maar niet dat ik vrijwillig voor jouw 'grote leider' zal knielen!

Ik kap mijn gedachtes af als ik weer een klap tegen mijn kaak voel. 'Je knielt nu voor mij, of ik zorg dat je knielt.' Sist hij tussen zijn tanden door. Ik knijp mijn ogen dicht als er speeksel meekomt. Dat is gewoon smerig. 

'Try me.' Verlaat fluisterend mijn mond. Maar ik weet dat hij het gehoord heeft. Ik zet mijn voeten stevig in de grond, wat me korte steekjes rond de schotwond oplevert. Maar het is lang niet zoveel als ik had verwacht. Ik voel hoe mijn ogen even dreigen weg te rollen als ik weer een klap van het opperhoofd moet opvangen. Door zijn vuist die voor de tweede keer tegen mijn kaak aan klapt zie ik even sterretjes en sta ik iets minder vast op mijn benen. Maar dat haalt me niet onderuit en ik kijk hem daarna weer aan. Waar was dat goed voor? Pallaton zet weer een stap naar achter en geeft een knikje naar de persoon achter mij. Mijn gedachtes schakelen over naar Awan, blijkbaar is het zijn taak om mij naar de grond te werken. Sneu voor hem, mag hij de zaakjes van het opperhoofd gaan regelen. Maar goed, hij heeft dus mijn armen vast, dus zal me hoogstwaarschijnlijk daaraan naar beneden proberen te trekken. En inderdaad. De plotselinge druk op mijn armen trekt me naar achteren zodat ik op een gegeven moment op het punt kom dat ik geen evenwicht meer heb. Snel zet ik een stap achteruit, maar daar staan zijn benen. Ik probeer mijn armen los te trekken en een gefrustreerde grom verlaat mijn mond.

Even gebeurd er niks, stille hoop verschijnt binnen in mij, maar dat is meteen verdwenen als ik een trap tegen mijn verkeerde been krijg. Mijn knie schiet naar voren door de klap op mijn onderbeen, terwijl ik op mijn tanden moet bijten om de pijn die rond de schotwond ontstaat te negeren. Als ik daarna een duw naar voren krijg en mijn handen losgelaten worden klap ik op mijn knieën op de grond. Met mijn handen vang ik me nog net op voordat ik op de grond knal. Als ik weer wil opstaan zet Awan zijn voet in mijn knieholte. Ik draai me om en zend hem een blik gevuld met haat. Hij slaat zijn ogen neer en durft me niet meer aan te kijken. Ik kijk weer naar voren en kijk in plaats van Pallaton Auqui aan. Die staat met een stomme grijns te kijken naar wat er allemaal gebeurt. Als ik ook hem een doodsblik zend verdwijnt de grijns en kijkt hij al snel weer serieus. Ergens vind ik het wel grappig, blijkbaar hebben mijn blikken toch iets in zich wat zelfs ''ervaren krijgers'' afschrikt.

'Kijk me aan.' Pallaton heeft besloten om mij nog even zijn macht te doen voelen. Ik haal mijn blik van Auqui en kijk het ongeloofwaardige opperhoofd aan. Mijn gezicht straalt spot uit. Spot voor een opperhoofd dat die titel niet eens waard is. Blijkbaar is hij klaar met me. Want een 'Breng haar naar de tent.' is genoeg om meegesleurd te worden naar de tent waar ik blijkbaar al drie weken in leef.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top