41. Ontsnappen

Ik hap naar adem en probeer overeind te komen. Met een zachte hand word ik terug geduwd. 'Blijf liggen meisje.' Ik huiver en probeer mijn ogen te openen, heel langzaam gaat mijn linkeroog open. Ik schrik als ik niet veel meer zie dan een witte waas. Mijn ademhaling versnelt en ik probeer met mijn handen in mijn ogen te wrijven maar het kost me te veel energie om mijn hand ook maar een beetje op te tillen. De paniek overvalt me, wat is dit? Wat gebeurt er? Weer die rustige woorden: 'Sst stil maar, het komt goed. Laat het gaan.' Door de waas heen zie ik een donkere schaduw dichterbij komen. Ik probeer mijn hoofd weg te trekken, maar ik krijg er geen beweging in. 'Ssh' Zacht strijken en een paar vingers over mijn ogen waardoor ik wel gedwongen wordt om ze te sluiten. 'Laat het gaan.' Langzaam voel ik dat de rust me overneemt....

De dronken man doet niet echt zijn best om te sluipen. Met zware stappen komt hij binnen gelopen. 'Kom tevoorschijn schurk! Wat denkt u wel niet? Hm? Ons begluren. Waar zijt gij?' Voor een dronken persoon praat hij nog redelijk duidelijk en ik ben bang dat als hij net zo goed is met zijn wapen, er over een paar minuten een bloedende Rox op de grond ligt. Luid pratend stapt hij verder de kamer binnen. Hij loopt naar mijn bed. 'Nou waar zijt gij verstopt?!' Met geweld trekt hij mijn dunne deken van mijn bed. Als daar niemand onder blijkt te liggen zucht hij diep en loopt door naar de kast. 'Nu zal ik u hebben!' En hij trapt de deur van mijn gammele kast in. Met een luide kraak breekt de deur door en de schapjes die zich erachter bevonden breken door. Tranen schieten in mijn ogen, dat was de kast die ik samen met mijn vader in elkaar gezet. Samen waren we naar het bos gegaan en hadden een mooie boom uitgezocht. Hij had en twee weken over gedaan om het hout te bewerken en er mooie planken uit te halen. Toen hebben we, of nou ja vooral hij, de planken omhoog gedragen en zijn toen de kast in elkaar gaan zetten. Tot er een prachtig scheef geval stond waarvan de deuren precies niet pasten. Maar ik vond het geweldig en mijn vader en ik waren er super trots op. En die man, heeft hem vernield. Boem, klap. Klaar. Woede borrelt in me omhoog en ik doe iets waar ik misschien nog wel spijt van ga krijgen. Ik stap achter de deur vandaan en zet mijn handen in mijn zij. 'Jij. Deed. Wat?!' De man kijkt me seconden lang verbaasd aan en begint dan heel hard te lachen. Verontwaardigd frons ik mijn wenkbrauwen. Lacht hij mij nu uit? 'Ik dacht dat er hier een grote man zat om ons te schieten, maar zo'n klein opdondertje als jij had ik niet verwacht.' En hij begint weer te lachen. Ik hoor gelach van beneden, ik zei het al, het is een gehorig huis. 'Jij bent ongevaarlijk.' Zegt hij terwijl hij de tranen uit zijn ogen wrijft. Precies op dat moment hoor ik mijn moeder lachen. En dat is voor mij het teken om mijn vaders mes tevoorschijn te halen. Ik trek het onder mijn shirt vandaan en ga in een aanvalshouding staan. 'Ik? Ongevaarlijk.' Ik lach. 'Je moest eens weten.' Ik spring vooruit en wil hem in zijn buik steken, maar een golf van helderheid glijdt er over zijn gezicht en hij trekt in een fractie van een seconde zijn revolver. Met zijn andere hand glijdt hij langs het mes naar mijn pols, draait die, waardoor die op mijn rug terecht komt. Daardoor draait mijn lichaam mee en sta ik met mijn rug naar hem toe. Mijn arm in een enorm pijnlijke positie, met nog steeds een mes vast en niet te vergeten een geladen pistool tegen mijn slaap. Mijn hart klopt in mijn keel en mijn net nog zo stoere actie is veranderd in een levens bedreigende situatie. 'Laat. Vallen.' Sist de man in mijn oor en hij knijpt in mijn pols. Ik piep van de pijn en laat het mes los. Met een schietgebedje hoop ik dat het niet op mijn voeten valt. Beneden is het stil geworden. 'En nu lopen.' Sist hij nog een keer. 'K-kan je me i-iets losser laten?' Vraag ik zacht. Als antwoord duwt hij mijn arm nog iets hoger, ik hoog geluid verlaat mijn mond. Waardoor hij nog iets harder duwt. Ik bijt op mijn lip en voel de eerste traan over mijn wang lopen. Als hij me met het pistool een zetje in mijn rug geeft begin ik met kleine stapjes naar de trap te lopen. Hij volgt me terwijl hij nog steeds mijn arm omhoog duwt. Voor de trap stop ik. Hoe moet ik hier naar beneden lopen terwijl hij mijn arm vast houdt? Die vraag verdwijnt al snel als hij me los laat er ik plotseling een trap in mijn rug krijg.

In een reflex grijp ik naar achter, iets wat de nog steeds half dronken man niet helemaal verwacht had. Ik vind mijn evenwicht terug, maar hij klapt naar voren. Daar sta ik, dus ik krijg een man van tachtig kilo in mijn rug. Waardoor ik toch nog mijn evenwicht verlies en naar voren val. Ik grijp zo snel mogelijk de balk, die naast de trap hangt als leuning, en val dus maar half terwijl de man tegen me aan botst maar langs me glijdt en met veel kabaal de trap af dendert. Kreunend blijft hij beneden liggen. Stoelen worden naar achter geschoven en rennende voetstappen klinken over de stenen vloer. Snel probeer ik mezelf op te trekken, maar houdt daarbij geen rekening met mijn ene arm die half gevoelloos is door de verkeerde houding van net. Ik schrik van de plotselinge pijngolf en laat snel de balk los. Wat niet helemaal slim was omdat ik nu nog maar aan één arm hang. Snel verplaats ik mijn voeten en probeer op te staan. Als ik sta kijk ik over mijn schouder recht in de ogen van de andere tweelingbroer. Zijn ogen flikkeren van woede en hij met een grote stap staat hij aan de andere kant van het lichaam van zijn broer en begint hij de trap op te rennen, wat niet heel snel gaat doordat hij doordat hij nogal wat gedronken heeft gaat dat niet heel hard. Adrenaline begint te stromen en ik ren naar mijn kamer om het mes te pakken. Dan ren ik naar mijn ouders kamer. De man komt net boven aan en versnelt nu hij me zo dichtbij ziet. In mijn ouders slaapkamer is een groot schuifraam. Daaronder het dak van het houthok. Als ik daarop kom kan ik via de ladder die daar tegenaan staat op het erf komen.

En dat is ook precies wat ik doe, het gaat niet zo soepel als ik had gehoopt door het mes in mijn hand. De pijn in mijn arm is al redelijk weggezakt alleen mijn schouder steekt nog een beetje. Dus neem ik in die hand het mes omdat ik toch minder kracht met die arm kan zetten. Ik schuif het raam open en kijk naar buiten. Heel kort twijfel ik, wat als het dak me niet houdt? 'Hé staan blijven!' Langer twijfel ik niet en spring uit het raam. Ik land keurig op mijn voeten, zak door mijn knieën heen en heel kort kijk ik verbaasd naar beneden. Dat ging beter dan verwacht! 'Hé wat zei ik nou?!' Als ik omhoog kijkt zie ik de man naar beneden kijken. Ik schrik en ren naar waar de ladder zou moeten staan. 'Halt! Of ik schiet!' Zweet staat me op mijn voorhoofd als blijkt dat de ladder niet staat waar hij zou horen staan. Een knal vult de stille avondlucht en verdwaasd kijk ik naar het gat tussen mijn voeten. Een tweede stem roept iets, ik herken de stem van de jongste, Lucen: 'Ho niet schieten! Het is nog maar een kind!' Tot mijn verbazing klonk de stem niet van boven, ook niet van binnen. Maar van buiten. Waarschijnlijk bij de keuken. Ik gooi snel het mes naar beneden en ga leg me op mijn buik. Met mijn benen glijd ik over de rand heen en het ruwe hout van het dak laat splinters achter in mijn buik en handen als ik me verder naar achteren schuif. Als ik alleen nog aan mijn handen hang laat ik me vallen. Ik land dit keer niet zo goed en ga door mijn enkel heen. Ik sis door mijn tanden heen en probeer op te staan. Bij het licht van de maan en sterren zoek ik het mes, tot mijn geluk ligt het twee meter van me af. Ik kruip erheen en pak het stevig vast. Ik hoor het grind knerpen, een teken dat Lucen mij heeft horen vallen en hierheen aan het rennen is. Snel probeer ik op te staan en begin ik half hinkelend te rennen. Het grind onder mijn voeten knerpt maar al snel hoor ik over dat geluid heen ook nog een ander paar voetstappen dat steeds sneller dichterbij komt. Ik gil als ik bij mijn kraag word gegrepen en naar achteren wordt getrokken. Met het mes nog steeds in mijn hand probeer ik Lucen te slaan, maar ruim van te voren wordt mijn actie tegengehouden en grinnikt hij. 'Fel ben je wel.'

==============

What do you think? Wat staat haar allemaal te wachten?

Ik heb hem nog niet nagelezen op fouten dus sorry daarvoor. Waarschijnlijk zitten er flink wat in want ik ben nogal moe.

Byee!

~boekenwormenlezers

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top