4. Alweer?

Ik denk dat ik een halve minuut weg ben geweest. Want als ik weer opkijk staat de man er nog steeds, er staat nu iemand naast hem. Het zijn indianen. De ene is denk ik zo'n 20 jaar en de ander is veel ouder, ik denk 70 ongeveer.
Ze stappen binnen en, met getrokken mes, doorzoeken ze eerst de ruimte. Als ze naar mij toe komen zegt de oudste iets tegen de jongste. Ik versta het niet en ik ben bang, dus zeg ik één van de weinige woorden uit de indianenstam van mijn vader, die mijn vader mij heeft geleerd: 'help.'
Als ik dat zeg draaien ze zich verbaasd om, de oudste spreekt tegen mij, maar ik versta er geen woord van!
Ik schud mijn hoofd.

Terwijl de jongste met getrokken mes voor mij komt zitten, en gebaart wat er gebeurt als ik zou proberen te ontsnappen, maakt de oudste met zijn mes mijn voeten los. Daarna maakt hij mijn handen los van de paal, maar de touwen laat hij wel om mijn handen zitten. Dan maakt hij een ander touw vast aan mijn handen en geeft het aan de jongste.
Ik heb geen idee wat ze willen.
De jongste trekt me mee de tent uit, eindelijk kan ik zien waar ik ben.
Een prachtig landschap ligt voor me, als ik de gewonde mensen om me heen tenminste weg denk, een vlakte begroeid met fris groen gras met hier en daar een verdwaalde boom. En in de verte zie ik de rand van een bos. Nu besteed ik ook aandacht aan de mensen die om me heen liggen het merendeel blanken, het zijn grote, enge kerels die er niet uitzien alsof ze ergens bang voor zijn. Ik neem alle gezichten in me op, maar ik kan dat van Jim niet vinden....

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top