39. Waan en Werkelijkheid

Ik zucht gefrustreerd, voor de zoveelste keer probeer ik een fatsoenlijke houding aan te nemen. Mijn hele kuit is verkrampt en mijn rug en nek doen pijn van het lange zitten zonder een goede ondergrond en rugleuning. Daarbij komt dat ik me kapot zweet terwijl ik het koud heb en dat een heel klam gevoel geeft. Ik denk dat ik hier al drie uur aan het proberen ben mezelf bezig te houden. Zolang ik met mijn gedachtes maar bij HEM weg blijf.

Ik heb alle schaduwen van het licht dat net tussen de tentopening door komt bekeken, ik heb het aantal messen geteld die, natuurlijk buiten mijn bereik, langs de rand van het tentdoek liggen, ik heb geprobeerd de figuren te raden die op de buitenkant van het tentdoek staan en ik heb geprobeerd te raden van wie deze tent is. Er ligt namelijk wel een slaapmat en je kan zien dat er hier geleefd wordt. Of werd, nu ik er ben misschien niet meer. Maar daar moet ik dus nog achter komen...

Mijn maag knort en ik buig een beetje naar voren, voor zover dat kan doordat mijn rug aan de paal vast zit. Al mijn spieren protesteren en ik kreun als de pijn in mijn hand terug komt. Ik probeer de vingers van mijn andere hand voorzichtig te bewegen, ze voelen verkleumd maar ze bewegen makkelijk. Met een frons kijk ik er naar. Raar. Voorzichtig breng ik mijn, licht trillende, handen naar mijn voorhoofd om het zweet weg te vegen. Ik bijt op mijn tanden als het touw langs mijn polsen schuurt. Met grote ogen kijk ik naar mijn vochtige hand, ik heb het ijskoud, hoe kan ik zo veel zweten? Vrijwel direct daarna krijg ik het opeens heel warm. De hitte rolt over mijn lichaam en ik voel hoe ik nog meer begin te zweten. En dan, net zo plotseling als het gekomen was, verlaat de warmte mijn lichaam en daalt de kou weer neer. Rillend en klappertandend duik ik in elkaar. Ik sluit mijn ogen even en adem rustig in en uit. Als ik na een tijdje mijn ogen weer open doe zie ik alles wazig. Ik trek mijn schouders een beetje op en laat mijn hoofd naar voren hangen. Centimeter voor centimeter trek ik mijn benen op, de pijn verbijtend. Als ze eindelijk omhoog staan lijkt al mijn energie weg te vloeien. Uitgeput leg ik mijn hoofd op mijn knieën. Mijn handen blijven in een onhandige, pijnlijke positie tussen mijn buik en benen liggen. Mijn haren glijden naar voren en leggen mijn bezwete schouders en rug bloot. De kou van net gaat weer over naar een hitte die niet te beschrijven is. Ik gooi mijn hoofd naar achter om mijn inmiddels natte haar weg te krijgen en iets van koelte te voelen op mijn gezicht. Ik wil mijn arm optillen om met mijn hand het haar dat op mijn voorhoofd en wangen plakt weg te vegen, maar ik tril zo dat ik mijn handen niet omhoog krijg. Mijn tong lijkt dik en plakt aan mijn gehemelte. De temperatuur in de tent lijkt met de seconde te stijgen, ik kijk naar het kiertje hopend op een fris briesje. Maar er komt niks. Langzaam sluit ik mijn ogen en dan neemt de duisternis me over.

Ik word wakker van een geluidje bij het tentdoek. Ik ben nog steeds ongecontroleerd aan het rillen en ik merk dat mijn benen tijdens het slapen opzij zijn gezakt, ik krijg ze niet meer omhoog. Ik open langzaam mijn ogen om omhoog te kijken. Misschien is er iemand die me kan helpen. Maar als ik op kijk zie ik niks anders dan een lege tent. Een gevoel van eenzaamheid bekruipt me en zachte snikken verlaten mijn mond. Al het vocht in mijn lichaam lijkt op want er komen geen tranen. Ik sluit mijn ogen weer en ik verlies het besef van waan en werkelijkheid.

Het licht schijnt tussen mijn oogleden door en als ik ze voorzichtig open zie ik mijn vader in de tentopening staan, hij gaat door zijn knieën en spreid zijn armen. 'Rox meisje, hoe is het?' Ik ren naar hem toe. En begin te huilen. Maar als ik er bijna ben veranderen zijn armen in twee slangen. Met grote ogen kijk ik hem aan. Opeens verdwijnen de donkere ogen en het zo bekende gezicht en maken ze plaats voor de ruw behaarde poemakop. De slangen doorklieven de lucht en met opengesperde bek vliegen ze op me af. Op het moment dat ze in mijn gezicht willen bijten boren twee tomahawks in hun symmetrische koppen en opslag zijn ze verdwenen. De poema heeft zijn normale vorm aangenomen en loopt grommend op me af. Ik struikel naar achter als ik zijn misselijkmakende adem over mijn gezicht voel strijken. Een groot zwart gat verschijnt en ik val naar beneden. In de val verschijnt het geschrokken gezicht van Awan, hij zegt iets maar ik hoor niks. Mijn fluisteringen worden opgenomen door de plotselinge wind. 'Help.' Het woord dreunt door en neemt alles over. Ik sluit mijn ogen en wacht op de klap van de grond. Maar als ik ze weer open doe sta ik voor onze oude boerderij. Ik ren in het donker over de kiezels naar de deuropening. Ik kijk naar binnen en zie dat de kaarsjes zijn aangestoken. In het donker zit mijn moeder op haar schommelstoel. Ik ren naar haar toe en ga op haar schoot zitten. Als haar gezicht in het licht draait verandert ze en vult de bulderende lach van Jim mijn oren. Ik stribbel zwak tegen als ik word opgetild, maar ik kan niks beginnen tegen de gespierde armen die me vast houden en me op iets zachts neer leggen. Jim verdwijnt en maakt plaats voor het hoofd van Tse. Ik glimlach als ik zijn hand op mijn voorhoofd voel, zijn gezicht betrekt en met een rare blik kijkt hij me aan. Hij trekt zijn hand terug en schudt zijn hoofd. Mijn glimlach verdwijnt, deed ik iets niet goed? Het mes was in het doel toch? Wematin verschijnt naast Tse en voelt ook aan mijn voorhoofd. Ik begin te lachen en zijn gezicht betrekt. Tse en Wematin verdwijnen en ik sta op. De wind draait door mijn haren en ik begin te rennen. Uitgestrekte velden verschijnen en in de verte zie ik Adsila, Sik'is, Tse en Maska met een enorme vis spelen. Ik ren extra hard maar ik kom niet meer vooruit. Een geluid doet me opschrikken. Ik sta stil en kijk achterom. Stof. Geroffel. Bizons. Overal. Ik gil en begin te rennen. Nauwelijks kom ik vooruit en de bizons komen steeds dichterbij. De eerste paar rennen me al voorbij. En al snel verschijnen de donkere vachten overal in mijn blikveld...

Ik sta stil. Tegenover een man. Een oudere man. De cirkel om ons heen lijkt zich te verkleinen. Elk woord wat hij zegt gaat aan mij voorbij. Hij heft zijn arm en wil me slaan. Zijn arm wordt vastgepakt door Wematin. Woedend kijkt de indiaan Wematin aan. Wematin verdwijnt. En toen was er een mes. Voor ons. Op de grond. We duiken er naar toe. Maar hij is eerder. Zijn gezicht verandert. Sharduul. Hij slaat me. Ik val. Het mes boort zich in mijn been. Een schreeuw. Sharduul verdwijnt. Awan zit naast me. Een natte doek verkoelt mijn hoofd. Een enorme spin zit op zijn schouder. Het beest kruipt naar me toe. Awan mompelt wat woorden. Ik hoor niks. Ik zie alleen nog maar de spin. Maar kort daarna zie ik ook niks meer.

===============================

Well, what happend? Arme Rox, waan en werkelijkheid. Wat is echt? Maak dat zelf maar uit. Hints genoeg ;)

Sorry voor de late update. Ik was compleet inspiratieloos. Maar hier is weer een hoofdstukje. En hopelijk komt de volgende sneller ;)

Liefs! (Stem en comment zijn lief :) )

~boekenwormenlezers~


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top