35. Herinneringen

Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik Awan aan. 'We gaan vertrekken?' Praat ik hem na, om er daarna ironisch aan toe te voegen. 'Opstaan?' Hij kijkt me emotieloos aan. Ah fijn, nu heeft hij zijn emoties weer uitgeschakelt. Je kan echt niets van hun stemming opmaken als ze telkens zo vermoeiend doen. Ik zucht. 'En hoe denk je dat ik dat moet doen dan?' Hij fluit een keer en een van de paarden komt aangestapt. Als het paard naast ons staat tilt hij me zonder pardon op en zet me zonder een woord op het paard neer. Daarna springt hij zelf achterop. Hij schuift wat naar voren zodat hij met zijn armen om mij heen bij de manen kan. Ondertussen is Sharduul ook opgestegen, zijn paard draagt nu de bepakking. Dan geven ze tegelijk hun paarden de sporen en we racen weg. Het landschap vliegt aan ons voorbij. Het gras dat zich door de regen weer had opgericht buigt langzaam met de wind mee. De paarden laten met hun hoeven twee lange donkere stroken in de groene zee achter. Het lichtbruine paardje blijft stug door galloperen samen met haar wit met zwart gestipte vriend.

De continue golving van het landschap nemen mijn gedachtes mee. (Falling apart van Micheal Schulte past mooi bij dit stuk, maar het kan natuurlijk ook zonder ;))

Mijn moeder schatert het uit als mijn vader weer een van zijn onhandige jachtpartijen vertelt. Met mijn hoofd steunend op mijn handen lig ik op het gras terwijl ik mijn gelukkige ouders aan kijk, met een glimlach luister ik naar het verhaal dat ik inmiddels kan dromen.

Het beeld vervaagt en maakt plaats voor een nog oudere herinnering.

Met glimmende oogjes kijk ik naar het kuikentje in mijn handen, 'Mag ik het hebben? Ah toe?' mijn moeder kijkt mijn vader vragend aan. Hij knikt en ik begin op en neer te springen, 'Kijk uit schat, anders laat je haar zo nog vallen!' meteen stop ik met springen en streel zacht met mijn vinger voorzichtig over de korte vleugeltjes heen.

Een waterige glimlach strijkt over mijn gezicht heen.

Krijsend van plezier zit ik voor op het paard bij mijn vader. Met een glimlach kijkt hij naar beneden. De manen van het paard wapperen in mijn gezicht als we over het strand racen. Wij liggen aan kop terwijl mijn moeder lachend achter ons aan komt op haar lieve, slome appeloosa.


Boos kijk ik mijn moeder aan, 'Dat wil ik niet aan!' roep ik terwijl ik met mijn voeten stamp. Met grote ogen van afschuw kijk ik het gele jurkje dat mijn moeder vast heeft.  'Maar schatje, het staat je vast mooi!' 'Nee! Ik doe het niet!' Antwoord ik eigenwijs. Mijn moeder zucht, papa steekt zijn hoofd om de deurpost. 'Wat is er aan de hand?' 'Deze dame hier wil dit jurkje niet aan!' Verzucht mijn moeder. Verbaasd kijkt mijn vader me aan, 'Wil jij dat jurkje niet aan?'  ik schud mijn hoofd zo hard dat mijn haren in mijn gezicht blijven plakken. 'Nee! Ik draag geen jurkjes en geel is lelijk!' Mijn vader kijkt schuin omhoog. 'Is dat zo ja?' 'Ja!' Ik ga koppig zitten en sla mijn armen over elkaar. 'Mmh, weet je. Vroeger vond ik meisjes met jurkjes aan altijd heel mooi.' Met grote ogen kijk ik hem aan, 'Mooi?' hij knipoogt. 'Ja zeker! Vooral als ze gele jurkjes droegen!' Ik spring op 'Geef hier! Geef hier!'  mijn moeder glimlacht terwijl ze me in het jurkje helpt. Als ik het aan heb, geven papa en mama elkaar teder een kus. Ik spring van mijn ene been op het andere, 'Gaan we nou?!' ze kijken elkaar aan voordat ze allebei een van mijn handen vastpakken en ik huppel tussen ze in door de gang naar buiten.

Die mooie dag uit mijn leven gaat over op een verdrietige.

Languit lig ik op de grond, de tranen lopen over mijn wangen terwijl ik half in mijn speeksel stik. 'Waarom?! Waarom?! Kom terug! Alsjeblieft! Laat me niet alleen...'  Ik kom in ademnood, kokhals en lig hiperventilerend op het graf.

Een traan vind zijn weg naar beneden.

Ver weg hoor ik een stem terwijl mijn hand op iemands borst word neergelegd.

'Rox. Rox, kijk me aan, het komt goed, volg mijn adem ritme. Doe het na, in, uit, in, uit, in uit.' Ik doe mijn best om te horen wat hij zegt, ik voel onder mijn hand een rustige ademhaling langzaam aan voel ik me weer wat rustiger worden. Na een tijdje adem ik weer normaal. Ik kijk Wematin dankbaar aan, wacht Wematin!

Tranen lopen over mijn wangen en ik sluit mij ogen terwijl ik tegen Awan aanleun voor steun.

Ik hoor een vrolijke schreeuw tussen de bomen uit komen, Wematin komt er tussen uit. 'Zie je wel dat je het alleen kunt!' zegt hij blij 'Dit had je gepland of niet, om te kijken of ik het alleen kon?' vraag ik een beetje verontwaardigd, hij knikt vrolijk.


Wematin begint alweer met een hele stortvloed aan woorden als Ahmik hem ruw onderbreekt 'Jo Wematin doe eens rustig, misschien is ze wel bij de andere helft van de groep die de berg op is gevlucht. En áls ze dood is..' hier werpt hij even een veel betekende blik de kring rond, 'Dan is ze waardig gestorven, ze heeft twee kinderen gered, het hele kamp voor de stormloop behoed, de schapen gered en ze is gestorven in een actie om het derde kind te redden.' Ahmik kijkt nog eens dwingend de kring rond en iedereen begint spontaan te knikken. Wematin laat zijn schouders hangen, dit lijkt mij een mooi moment 'Ach, als ik jou was zou ik iets meer vertrouwen hebben, Rox is een taaie.' Ik kan mijn lach bijna niet meer inhouden, Wematin zucht nog een keer 'Ja dat weet ik wel, ze heeft immers ook die poema overwonnen, maar dit is toch echt wel wa... Rox?!' Hij draait zich vol ongeloof om, 'Ja de enige echte!' zeg ik met een serieus gezicht terwijl ik van binnen niet meer bijkom,'Maar hoe... Maar wat... Maar jij... En toen...' hij hakkelt maar door totdat er eindelijk een zin uit zijn mond komt, 'Je leeft nog?!' voor de grap bekijk ik mezelf even en kijk daarna het meisje voor mij aan, die knikt met een grijns en ik zeg dan: 'Volgens mij wel.' De mond van Wematin zakt open. Iedereen heeft geprobeerd zijn lach in te houden maar zodra het meisje voor mij op het paard haar schaterlach laat horen begint iedereen te bulderen van het lachen.

Het beeld verschiet naar Sharduul en Wematin in het gevecht.

Opeens vertrekt zijn gezicht en valt hij voorover. Verbaasd kijk ik toe, de man heeft iets heel raars op zijn rug. Dat had hij net nog niet! Als ik beter kijk zie ik dat het mijn broer is die met zijn tomahawk de man van achter is genaderd. Nadat mijn aanvaller van de schrik is bekomen begint hij tegen te stribbelen. Ze rollen over de grond terwijl ik ze met grote ogen aan staar. Langzaamaan worden de aanvallen van Wematin zwakker, en de angst slaat me om het hart. 'Rox, ga weg, niet kijken!' Verdwaasd kijk ik hoe de aanvaller Wematin in een houtgreep houdt en hoe hij langzaam aan zijn keel dichtknijpt. Ik wend mijn ogen af. Dat kan niet gebeuren! Mijn stem schalt helder over de plek. 'Stop!'

Ik begin over heel mijn lichaam te trillen.

Geschrokken kijk ik toe hoe hij Wematins keel nog meer dichtknijpt. Die haalt geen lucht meer en grijpt in een laatste poging naar de arm van de indiaan. Dan rollen zijn ogen weg en wordt hij helemaal slap. Ik schreeuw als ik zie hoe hij wordt losgelaten en dan in een onnatuurlijke houding in elkaar zakt. Ik laat me op mijn knieën vallen, de pijn negerend, als ik zie hoe hij hard op de grond terecht komt. Op handen en voeten kruip ik naar zijn lichaam toe, ik grijp zijn arm en schud hem wild heen en weer. 'Wakker worden! Word wakker alsjeblieft!' Mijn stem breekt en ik zie de eerste druppel van mijn wang op zijn borstkas vallen. 'Wematin!'

Mijn schouders schokken en de snikken die ik binnen probeer te houden komen als misvormde hikken mijn keel uit.

Awan roept iets en zijn en Sharduuls paard stoppen. Ik probeer mijn dichtgeplakte ogen open te krijgen. Awan staat met een chagerijnig hoofd naast me en trekt me ruw van het paard af. Ik bijt hard op mijn wang door de pijn die in mijn been ontstaat. Sharduul geeft een touw aan en Awan trekt mijn handen hardhandig naar voren. Een piep verlaat mijn mond als hij op mijn poemawond drukt. Een schuldige blik schiet door zijn ogen terwijl hij het touw strak om mijn polsen knoopt. Ik knijp mijn ogen stijf op elkaar als ik in Sharduuls handen wordt geduwd. Ik verlies mijn evenwicht en knal vol tegen hem aan. Hij grijnst en legt zijn armen om mij heen terwijl hij stap voor stap naar de dichtsbijzijnde boom toe loopt. Ik kan niks anders dan hinkelend op mijn opengesneden voet mee springen. Bij elke stap vertrekt mijn gezicht meer, de tranen blijven stromen en zijn grijns blijft groeien. Ik wil het uitschreeuwen van de pijn als we bij de boom aankomen, dan laat hij me onverwachts los. Mijn hoofd knalt tegen de boom aan en alles wordt wazig. Verdwaasd kijk ik naar de geblurde wereld om mij heen. Sharduul lacht hard en Awan zie ik als een wazige vlek bij twee grote vlekken die paarden moeten voorstellen.

=============

Xx

~boekenwormenlezers~



Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top