28. Nachtrit
Neem de tijd het is een laaaaang hoofdstuk (5857 woorden!!) Enjoy en ik zou het heel leuk vinden als jullie af en toe na een alinea reageren... Geen druk! Veel plezier met lezen!!
================================
Met een schreeuw word ik wakker, was het allemaal een droom? Snel kijk ik naar mijn arm. Nee het was geen droom, mijn wonden zijn verzorgt en aan de manier waarop het verband er omheen zit weet ik dat Wematin het heeft gedaan. Ik leef dus nog. Fijn om te weten, opzich... Zoals aan de plek waar ik lig te zien is lig ik in een andere tent dan eerst. Het is donker, en er komt geen licht door het tentdoek heen dus het is waarschijnlijk nacht. Zo min mogelijk steunend op mijn rechterhand en arm werk ik mijzelf omhoog. Een kort nachtelijk uitstapje kan geen kwaad, toch? Als ik sta loop ik gebukt de tent uit. Zodra ik buiten sta adem ik de verse, frisse lucht in. Het is duidelijk nacht, maar alsnog redelijk licht. Ik kijk omhoog, de mooiste sterrenhemel die ik ooit in mijn leven heb gezien strekt zich uit boven mijn hoofd. Er zijn zo veel felle sterren, en de maan is bijna vol. Het is adembenemend mooi.
Bij het licht van de maan en sterren loop ik tussen de tenten door, ik bekijk mijn arm nog een keer. Langzaam beweeg ik mijn vingers om en om. Bij mijn ringvinger doet het krommen pijn en bij mijn pink helemaal strekken. Maar ze doen het nog, dat is een goed teken! 'Probeer de positieve dingen te zien' zei mijn vader altijd, 'dan kom je er wel.'
Waar zou ik heen gaan? Ik kan niet te ver, want er staan sowieso wachters op wacht. Oeh, ik zou naar "mijn" paard kunnen gaan en kijken of ik met haar kan rijden! Ja dat ga ik doen. Maar, waar staat ze? Niet hier bij de tenten... Waarom staan er hier eigenlijk geen paarden? Als de stam aangevallen wordt hebben ze toch meteen hun paarden nodig?
Ik kwam mijn paard tegen aan de overkant van de rivier, dus daar waar ze staat is ook aan de overkant. Die trainer kwam aanrennen. Dus die moet ergens anders overgestoken zijn, dus als ik de rivier volg kom ik er waarschijnlijk vanzelf. Opgewekt over mijn beredeneerde ontdekking loop ik naar de rivier toe. Het water glinstert in het maanlicht en aan de overkant zie ik een paar herten lopen. Vol bewondering kijk ik er naar, wat een prachtige dieren! Langzaam loop ik door, ik wil de natuur niet verstoren met mogelijk gevolg dat ik het nieuwe hapje word van één of ander roofdier, wat natuurlijk al bijna zo is geweest. Na zo'n tien minuten langs het kabbelende water te hebben gelopen zie ik in de verte een brug. Een brug! En Wematin maar zeggen dat er geen brug was en dat ik via de stenen naar de overkant moest springen! Nou ja, goed om te weten natuurlijk. Vrolijk loop ik naar de brug toe. Eigenlijk is het niet de brug zoals ik het ken, maar het wordt voor het zelfde gebruikt: oversteken. Ik ben chique bruggen gewend, mooi afgewerkt, van ijzer, steen of hout, met een veilige omheining. Dit zijn eigenlijk zes gehalveerde dikke boomstammen die over het water heen liggen, ze zijn met touwen aan elkaar vastgemaakt zodat ze niet makkelijk uit elkaar schuiven als er iets of iemand overheen loopt. Rustig loop ik er overheen, tussen de bomen door lijkt er een soort pad te lopen. Ik besluit die te volgen, hopelijk kom ik bij de paarden uit. Voordat ik het bos inloop voel ik nog snel even aan de broek die ik aanheb of er een wapen aanhangt. Er hangt een gloednieuwe tomahawk aan! Hoe kan ik die net pas opgemerkt hebben?! Snel maak ik hem los en voel hoe hij in mijn hand ligt. Hij past perfect.
Hij is helemaal van hout, aan de bovenkant zit aan de ene kant een vierkant, redelijk plat vlak dat uitkomt op een harde, scherpe punt. Als ik er aan voel merk ik dat het hard genoeg is om iemand zijn hoofd mee in te slaan. Fijn dit. De andere kant is een afgerond vlak en dun hak- en snijdeel, ook van hout dus ik verwacht dat het niet heel scherp is. Ik ga er zacht overheen met mijn duim. Er zit een snee in. Ja, het is dus wel scherp. Ik houd hem tegen het maanlicht en zie dat het hout een beetje een zwart randje heeft. Hij is dus in het vuur gehard. Nice. Aan het bovenstuk zit vanaf het midden een steel die ongeveer dertig centimeter lang is en met een soort leer is het handvat afgewerkt. Aan de bovenkant is de steel gespleten en daar zitten de mes-bijl en de hoofd-in-hamer-punt, zoals ik ze maar even heb genoemd, in vast gemaakt. Met touw dat erg vaak kruislings en naast de steel er omheen is gebonden, het is haast onmogelijk om dat nog los te krijgen, gelukkig maar. Het zou wat zijn, zit je midden in een gevecht wil je net iemand een klap geven vliegt het bovenstuk van je tomahawk er af, sta je daar een beetje awkward te lachen met alleen een stok in je handen terwijl je vijand je aankijkt met een are-you-kidding-me blik... Nou ja verder zitten er tussen de steel en het, laat ik het vanaf nu bijlstuk noemen, bijlstuk met een dun wit touwtje met daar twee veren aan. Als ik de tomahawk omhoog wil gooien bedenk ik me net op tijd dat ik nog steeds een redelijk verwonde arm heb en het waarschijnlijk niet echt goed zou zijn als ik daar nog meer klappen mee op moet vangen.
Dus stop ik, braaf luisterend naar het slimme deel van mij, de tomahawk weer terug aan mijn broek. Hij zit overigens in een soort holster dat aan mijn broek hangt. De steel steekt er doorheen en de bovenkant, het bijlstuk dus, zorgt er voor dat de bijl niet door het holster een valt. Aan de onderkant zit namelijk een gat zodat de steel er makkelijk doorheen kan, anders had je een dertig centimeter lang holster nodig. Dit is dus een stuk makkelijker. Wel is hij makkelijk er uit te halen als er gevaar dreigt, ik oefen de beweging een paar keer, je weet maar nooit, en als het redelijk goed gaat en mijn arm gewend is aan het gewicht stop ik hem weer terug en loop zacht het bospad op. Bij elk krakend takje vliegt mijn hand naar mijn riem, waarna ik er vaak al snel achter kom dat ik niet altijd even zacht mijn voeten neerzet en het de helft van de tijd gewoon mijn eigen voeten zijn die zorgen voor gekraak en geknisper. Als ik het hele pad afgelopen ben zie ik een kudde paarden staan, maar helaas staan er links en rechts van de kudde twee wachters. De paarden staan op het begin van een open vlakte, ik sta nog net binnen de bosrand. Oké, stappenplan. Stap één: kom tussen de paarden zonder dat de wachters dat door hebben. Stap twee: zorg dat de paarden niet weg gaan lopen, of verraden dat er iemand is. Stap drie: vind het juiste, eigenwijze paard tussen de honderd paarden die hier los rond lopen. Niet het beste en makkelijkste stappenplan bedenk ik me met een moeilijk gezicht. Maar goed moet lukken, wat kan er nou mis gaan?
Het gras is hier langs de bosrand nog erg hoog, het komt, doordat ik nu gehurkt zit, tot aan mijn schouders. Ook is het nogal nat, de douw glinstert in het maanlicht. Bij de paarden is het gras echter door al het grazen nogal laag, moeilijk sluipen dus. Ik buig het gras een beetje opzij, de wacht aan mijn linkerkant staat en leunt met zijn kin op zijn handen en met zijn handen op het geweer. Van deze afstand kan ik niet echt goed zien of hij zijn ogen open of dicht heeft. De wacht aan de rechterkant zit op de grond met zijn gezicht naar de paarden toe. Die is dus de grootste uitdaging, over de linker maak ik me niet zoveel zorgen. Die staat redelijk ver weg, maar die rechter, die staat op twintig meter afstand... Dan kijk ik naar de paarden, Baleno zie ik redelijk snel staan, hij staat redelijk aan de voorkant, vanuit mij gezien dus het dichtstbij, met nog twee andere paarden. Iets verderop zie ik 'mijn' paard staan... Ja eigenlijk is het ook mijn paard, ik moet er nog even aan wennen merk ik.
Als ik nou ergens hier wat takjes kan verzamelen kan ik die zo gooien dat het voor de wachter lijkt alsof er iets achter hem staat. Dan moet hij zich omdraaien en zoeken, dan kan ik me achter Baleno verschuilen, ik hoop dat hij dat toelaat, en dan via Baleno naar mijn paard. Ik moet echt een naam voor haar verzinnen. Langzaam verplaats ik me weer naar achteren, ik zie Baleno zijn oortjes bewegen en hij spert zijn neus vleugels open. Ik doe een schietgebedje, laat hem alsjeblieft mijn geur herkennen en zich koest houden! Please? En ja, Baleno graast weer rustig verder. Braaf paard. Tussen de bomen vind ik een paar takjes, ik weet dat ze er zijn omdat ik er nog al wat, tja, heb plat gestampt... Nadat ik er een stuk of tien heb gevonden sluip ik weer naar mijn plekje toe, de wacht heeft niet van plek gewisseld, dus dat is gunstig voor mij. Ik zit nu met één knie op de grond en sta klaar om na het gooien snel van deze plek weg te gaan. Ik pak drie takjes, het is wel moeilijker om te gooien omdat ik dat normaal met rechts doe, ik mik op de struik achter de wacht. Zodra de takjes de struik raken draait de indiaan zich bliksemsnel om terwijl hij uit zijn zittende houding opspringt. De paarden schrikken een beetje van de onverwachtse beweging en maken onrustige geluiden. De indiaan loopt op zijn hoede op de struik af... Daar stopt het voor mij, want ik check nog een keer de linkerwacht en loop dan snel en gebukt naar Baleno toe. Hij legt even zijn oortjes plat in zijn nek en laat zijn tanden zien, maar als hij ruikt en ziet dat ik het ben gaan zijn oortjes naar voren. Ik kroel even over zijn schoft, terwijl ik over zijn rug naar de wachter gluur die inmiddels tot de conclusie is gekomen dat er niks aan de hand was en weer rustig is gaan zitten. Hoe kom ik nou ongezien bij Horsy? Ja ik noem haar zolang maar Horsie, totdat ik een betere naam heb verzonnen. Opeens begint Baleno langzaam naar achteren te lopen, automatisch loop ik mee. Dat is het! Meteen zorg ik dat Baleno de goede kant op loopt, al bukkend loop ik naast hem. Totdat ik bij Horsy sta. Als Baleno naast haar gaat staan vliegt haar hoofd omhoog, met ontblote tanden en haar oren zo plat dat ze er oorloos uitziet kijkt ze hem aan. Pittige tante hoor... Misschien toch niet zo'n goed idee, maar ja ik zal ooit aan haar moeten wennen hè. Langzaam loop ik om Baleno heen, die overigens redelijk kalm onder de bedreigende houding van Horsy blijft, en stap dan rustig naar haar toe. Haar oren blijven hetzelfde staan, de moed begint me in de schoenen te zinken. Over schoenen gesproken, ik heb mijn 'witte' sneakers niet meer aan! Verruild voor een paar zachte mocassins wit met zwarte franjes. Maar goed terug naar het nu. Heel, heel langzaam doe ik kleine stapjes naar voren terwijl ik mijn hand zo houd dat ze er aan kan snuffelen. Zodra ze mijn geur ruikt gaan haar oortjes zo ver naar voren dat de punten elkaar raken, schattig. Maar hoe kan het dat ik zo'n impact op haar heb?
Ik geef Baleno een klopje op zijn nek en aai Horsy dan rustig over haar nek, 'Hey meisje, schrok je een beetje van mij? Het is goed hoor, wat denk je er van? Jij en ik, een nachtrit, onder de sterren?' de eerste zin sprak ik nog Engels tegen haar, daarna ging ik over op mijn moedertaal. Heerlijk om dat weer eens te kunnen praten. Als het dan toch mijn paard wordt, krijgt ze ook een lesje taal van Rox. Nu komt er een andere hindernis, letterlijk. Is ze al eens ingereden? Haar kennende duldt ze niemand op haar rug. Zou ik het dan wel kunnen? Ik loop langs haar heen en leg mijn armen over haar rug, ze draait haar hoofd en kijkt me aan met een wat-ben-je-aan-het-doen-mijn-hoofd-is-hier blik. Ik grinnik even en druk dan iets harder op haar rug, ze laat het toe. Langzaam schuif ik mijn armen verder en leun op mijn buik, mijn volledige gewicht ligt nu op haar rug, ik ben dan wel lang, maar het is toch een redelijk groot paard. Niet extreem, maar ik die naast Baleno alleen pony's gewend ben, vind het toch wel redelijk hoog. Haar oortjes bewegen op en neer en ze staat stokstijf stil, maar laat het nog steeds toe. Ik til langzaam mijn been op en sla die over haar rug heen, nog steeds laag, de wachters mogen mij niet zien, zit ik nu op haar rug, mijn neus bijna in haar manen. De takjes die ik op haar kont had gelegd pak ik nu weer op en nadat ze wat meer ontspant gooi ik de takjes met een gefluisterd 'Sorry' tegen een paar paarden aan. Ze schrikken hinniken en een paar draven er weg. Perfect, ik pak snel Horsy's manen vast en duw dan mijn hakken zacht in haar zij. Ze vliegt meteen vooruit, ik merk dat ze zich inhoudt om niet te bokken. We zigzaggen tussen de paarden door totdat we in het open veld zijn. Zouden de wachters in de gaten hebben dat er één paard mist? Als ik om kijk zie ik dat ze allebei zijn opgesprongen en achter de weg dravende paarden rennen. Horsy is al flink ver weg door alle vaart, ik denk niet dat ze dat gezien hebben...
Als we ver genoeg zijn stoot ik een vrolijke kreet uit, het is me gelukt! Horsy is ook goed in haar hum, met haar oortjes naar voren maakt ze in een uitgestrekte rengalop grote passen. Af en toe schud ze met haar hoofd waardoor ik dan bijna de grip in haar manen kwijtraak. We rijden over een heuvelachtig graslandschap, hier en daar staat een boom. Langzaamaan laat ik Horsy rustiger gaan, totdat we in een fijne stapgang zitten. Ik laat haar manen los, geef haar een klopje op haar nek, rek me dan uit en ga liggen. Het duurt even voordat ik in een comfortabele houding lig, mijn rug ligt op die van haar en mijn hoofd ligt net naast haar staart. Gelukkig is ze nog jong dus ik voel haar ruggengraat niet zo. Ik staar naar de hemel, wat is het toch mooi, hier en daar drijven wat wolken langs. Door het licht er achterlangs lijken ze erg donker, de wind daarboven moet zeker sterk zijn want in een hoog tempo beweegt de wolk boven mijn hoofd zich voor. 'Weetje, Horsy, je bent zo ongelofelijk snel, als de wind in een storm.' Ik vlieg overeind waardoor Horsy haar hoofd omhoog gooit 'Sorry meisje, ik heb de perfecte naam voor jou! Tempesta. Stormwind.' Tevreden ga ik weer liggen. De sterren beginnen te vervagen en langzaam aan komen in de verte kleuren bij de horizon. Chips! Hoelang ben ik al weg? Weet Tempesta de weg terug?! 'Tempesta! We moeten terug naar huis!' Hoewel ik het niet in het Engels zei reageert ze toch, ik pak haar manen en plaats mijn linkervoet naar achter en mijn rechtervoet naar voren. Hopelijk begrijpt ze de hint, en ja, ze draait zich om.
Ik kijk nog één keer achterom, in de verte zie ik wat herten die keihard weg rennen. Het lijkt alsof ze ergens voor op de vlucht zijn. Dan valt me opeens de grote stof- en zandwolk op die boven een heuvel uitkomt, wat is dat? Een zandstorm? Hier? Meteen erna komen er dieren uit rennen, van deze afstand lijken het donkerbruine honden maar als ik in mijn hoofd inbeeld hoe groot die beesten zouden moeten zijn als ze voor mij stonden besef ik het me. Groot. Donkerbruin. Met veel. Bizons! Stormloop! En ze rennen precies de kant op waar ik ook heen ga! Het kamp! Ik moet ze waarschuwen! Ik spoor Tempesta aan en ze lijkt door te hebben dat er wat aan de hand is, haar oortjes bewegen heen en weer. Waarschijnlijk deed ze dat al de hele tijd om mij te waarschuwen maar heb ik het niet begrepen, beter opletten dus. Ze stormt weg, 'Sneller Tempesta, sneller!' roep ik haar toe. Ze vliegt over de prairie, als ik achterom kijk zie ik dat ze echt snel gaat, de bizons zijn niet meer te zien. In volle galop rent Tempesta verder, hoe kan ze zoveel energie hebben?! 'Kom op meisje!' Moedig ik haar nog meer aan.
Na zo'n tien minuten komen we weer in de buurt, ik merk het doordat het dier onder mij haar neus in de lucht gooit en heel hard hinnikt. Een soort waarschuwing voor alle andere paarden. De wachters zullen wel denken... Na vijf minuten komen we bij het veld aan en in de verte zie ik de paarden alweer staan. Je zou denken dat Tempesta inmiddels wel moe zou zijn maar nee, ze zet er nog meer vaart in. De wind raast door mijn losse haren, zodra we bij de wachters zijn, die me al die tijd vol verbazing en wantrouwen met een gericht geweer hebben aangekeken, begin ik te roepen: 'Wat staan jullie daar! Ga de rest waarschuwen en breng de paarden in veiligheid!' ze kijken me nog steeds verdwaasd aan, 'Ik ben het zusje van Wematin, en als je nog langer zo blijft staren bestaat die zo meteen niet meer!' Er begint iets te dagen, 'Wat is er aan de hand dan?' krijg ik te horen. 'Bizons. Stormloop. Niet. Veel. Tijd.' zeg ik langzaam en duidelijk. Ze kijken elkaar aan, de linker zegt: 'Oké jij zit op een snel paard, dus jij gaat naar het kamp. Maak iedereen wakker, schreeuwen. Zeg dat ze de berg op moeten of de waterval moeten beklimmen. Drijf daarna de schapen bijeen. Wij komen er met de paarden achteraan. Ga!' hij zegt het dwingend en ik kan niks anders dan luisteren. Ik spoor Tempesta weer aan en samen sprinten we het bos in, ze springt over de brug en racet naar het kamp. Zodra ik bij het kamp aan kom begin ik met mijn luidste stem te schreeuwen: 'WAKKER WORDEN! BIZONS! ER IS EEN STORMLOOP! WAKKER WORDEN! BIZONS! IEDEREEN DE HEUVELS OP!' de meeste indianen komen hun tenten al uit. Ik weet niet of ze zo ligt slapen of dat ik echt zo hard schreeuw. Ze kijken me allemaal raar aan. Dan rent Wematin de tent uit, ziet mij op Tempesta zitten, even worden zijn ogen groot. Dan pakt hij zijn taak als opperhoofd op. Hij roept in het Navajo een paar woorden en alle krijgers komen hun tenten uit. Pakken zoveel mogelijk mee en rennen naar de waterval. De vrouwen komen nu ook uit of onder hun tent vandaan, pakken hun kinderen bij de hand en nemen hun dierbaarste bezittingen mee. Ik ben ondertussen op Tempesta iedereen aan het helpen en ik zie dat Wematin en Qochata precies het zelfde doen. Ik spoor Tempesta aan en rij naar een vrouw die haar kind probeert op te tillen, het kind is doodsbang en stribbelt hevig tegen. Ik stap af en neem het kind van de vrouw over 'Pakt u maar uw spullen, ik zorg wel dat ze rustig wordt.' ze knikt dankbaar terwijl ik het kind sus en de gebrekkige woordjes Navajo die ik ken in fluister. Langzaam aan wordt het kind rustiger, ik geef haar weer aan haar moeder en samen rennen ze naar de berg toe. Dan ga ik door naar de volgende die hulp nodig heeft, inmiddels razen de paarden door het kamp en elke krijger fluit en probeert in alle onrust zijn eigen paard te vinden om daar hun tent en spullen op de laden. Ik zie een kind dat huilend op de grond zit. Snel stijg ik af. 'Hey, wat is er?' Vraag ik zachtjes en bezorgd 'M-mijn m-mama i-i-s weheg!' zegt ze snikkend. 'Kom maar, ik neem je wel mee.' zeg ik tegen het arme joch. Ik laat Tempesta stilstaan en til het jongetje voorzichtig op het paard, ik negeer de pijn in mijn rechterhand, maar ik zie dat het verband steeds roder kleurt. Nadat het kind ver genoeg naar voren is geschoven spring ik achterop, grijp de manen vast en zo zit het jongetje tussen mijn armen vast. De meeste tenten liggen al, en van het hele kamp is zeker driekwart al vertrokken. Dan bedenk ik me dat ik de schapen nog moet bevrijden. 'Ik moet nog heel even de schaapjes redden, is dat oké?' vraag ik aan de kleuter. Hij knikt al wat vrolijker en klapt in zijn kleine handjes 'Ja, ja de schaapjes!' ik glimlach even. Ik hoef alleen maar te sturen, Tempesta gaat al in volle vaart en niet veel later staan we bij de schapen. 'Oké, beloof je dat je hier blijft zitten?' vraag ik gehaast, het mannetje knikt braaf.
Ik spring van Tempesta af en ren naar het schapenkooi hek. Ik open het en begin langs de rand naar achter te lopen, als ik midden achter sta begin ik te schreeuwen. 'EN NU ALLEMAAL NAAR BUITEN, HET IS GEEN VAKANTIE! EEN ZAAK VAN LEVENSBELANG! EN JA LETTERLIJK! ZO FIJN DAT JULLIE GEEN BENUL HEBBEN VAN WAT IK HIER LOOP DE SCHREEUWEN! JA TOCH?!' Dat laatste roep ik naar het kind op mijn paard, hij giechelt even. De schapen rennen met zijn alle het hek uit. Er blijft één verdwaalt lammetje achter. Arm beest. Ik pak het op en ren weer naar mijn edele strijdros, 'Hier goed vast houden!' ik geef het jongetje het lammetje, ijverig klemt hij zijn armpjes om het jonge dier. De schapen lopen alle kanten op, achterlijke beesten. Ik stuur Tempesta aan en al roepend drijf ik ze weer bij elkaar. In de verte zie ik drie krijgers op paarden, ik stuur Tempesta en de schapen er heen. Zodra ik bij ze in de buurt kom zien ze mij en beginnen te wijzen. Ik laat mijn paard een extra sprintje trekken zodat ze naast een van de andere paarden staat, de schapen negerend. Ze legt meteen haar oren in haar nek zodra het paard van de man een beweging maakt. De man kijkt me aan, 'Sta daar niet zo, hier neem dit kind en lam over, drijf met je twee metgezellen de schapen naar een veilige plek!' met die woorden zet ik zonder op antwoord te wachten het jongetje voor de man. Het kind kijkt me bang aan 'Waar ga je heen?' 'Hoor je dat geluid?' doelend op de hoeven van de bizons die steeds dichterbij komen, hij knikt 'Mensen redden van die beesten! Maak je maar geen zorgen, goed luisteren naar deze man oké?' Hij knikt weer 'Voorzichtig. Je bent lief.' dat laatste zegt hij een beetje verlegen en zijn wangen kleuren rood, cute. 'Jij ook hoor.' ik glimlach lief, geef de mannen een knikje en race met Tempesta weer weg. De kudde bizons komt steeds dichterbij, ik zie dat de kampplaats op twee mensen na leeg is. Twee mannen. Ze rennen naar de waterval, die halen het wel. Ik wil net het paard onder mij aansporen als ik een gil hoor. Een klein meisje komt aan de overkant van het kamp tussen de bomen door gestruikeld. 'Help mij!' Schreeuwt ze. Tempesta beweegt onrustig onder mij. De bizons steken nu de rivier over. Ze zijn bijna hier. Het meisje gilt nog een keer, wanhopig probeert ze vooruit te komen. Maar op haar been zit bloed. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om haar hier te laten sterven, maar de wil op overleven is zo groot... Ik neem een beslissing waar mijn leven me later dankbaar voor was. Ik spoor Tempesta aan, eerst wil ze de verkeerde kant op rennen, overlevingsinstinct, maar met veel moeite dwing ik haar de andere kant op. 'Kom op meisje sneller!' Moedig ik haar met mijn hoofd in haar nek aan. Ik hoor de eerste bomen omver gebeukt worden door de lompe beesten die zo een belangrijke voedselbron vormen voor alle indianen hier. Tempesta heeft door dat het tegenwerken alleen maar langer gaat duren en gaat nu nog sneller dan nooit tevoren op de zesjarige af. Ze springt over de stukken hout die nog op de grond liggen, zigzagt tussen oude potten en pannen door en ontwijkt de oude vuurplekken die vol as en smeulend hout liggen. 'Grijp mijn hand!' Roep ik het kind toe. Nu komt het er op aan dat ze in al haar paniek en adrenaline mijn woorden, in het Engels gesproken, om kan zetten naar haar eigen taal en het op tijd kan omzetten. Ik stuur Tempesta iets naar links van het meisje zodat ik haar kan oppakken en meteen met Tempesta om haar heen kan draaien en dan weg kan sprinten. Het meisje steekt haar hand uit, Thank God, nog twee meter, in mijn ooghoek zie ik dat de eerste bizons de oud-kampplek op komen rennen. Ik steek mijn, helaas rechter, hand uit en grijp het kleine handje van het meisje vast. Laat ondertussen Tempesta om haar heen draaien en trek het kind achter mij op het paard. Meteen zit ik in een houtgreep doordat ze haar armpjes zo stevig om mij heen heeft geklemd dat ik bijna geen lucht haal. Ik negeer het en zo ook de stekende pijn in mijn arm. Ik spoor mijn laatste hoop nog eens aan, hoewel het eigenlijk niet eens meer nodig is, ze gaat al zo hard als ze kan. Er komen al bizons voorbij, steeds meer, steeds sneller. We gaan het niet meer halen. Ik trek de armpjes van het meisje los en til haar van achter mij naar voor mij, met haar gezicht naar mij toe en haar beentjes over mijn benen, ze klemt zich aan mij vast en duwt haar hoofd in mijn nek terwijl ze haar oogjes stijf dicht knijpt. Met één hand om haar heen geslagen en haar andere hand in de manen van het trouwe paard, zie ik tussen de bomen door de honderden buffels aankomen. De dieren die hier nu rennen zijn maar een voorproefje. We hebben de grootste afstand al wel overbrugd. Ik denk dat als we ter hoogte van de waterval kunnen komen dat we dan redelijk veilig voor de meeste bizons zijn. Terwijl ik hier op Tempesta probeer mijn evenwicht te bewaren, krijg ik de tijd om de beesten om mij heen te bekijken, de dieren zijn van kalfjes tot grote stieren van ongeveer twee meter hoog en drie meter lang. Vergeleken met hen is Tempesta een schattig hertje. Als we bijna ter hoogte van de waterval zijn breekt het allemaal los: de bomen worden omgegooid, want in die grote kudde zijn ze nauwelijks te ontwijken, de dieren met hun enorme koppen en hun harde horens stormen op ons af. Ook voor Tempesta langs. Ik sluit mijn ogen, en denk aan alle dingen die goed waren in mijn leven, alles vliegt in slow motion voorbij: mijn lieve ouders, tijdelijk fijne vriendinnen, tot mijn negende een fijne jeugd, een nieuwe familie ontdekken, een eigen paard, echte vrienden, een gevecht met een poema gewonnen en een prachtige omgeving. Dit is op zich wel een plek om dood te gaan. Dan open ik mijn ogen en zie een enorm beest met zijn horens vooruit op de zijkant van Tempesta, ze heeft het ook door maar voor ons raast al een rij met beesten voorbij. We gaan dood. Ik draai mijn rug naar de bizon toe in een poging het kind tegen de klap te beschermen. Dan gebeurt er iets waar ik niet op had gerekend. Tempesta, nog steeds in volle vaart, springt, zet met haar achterpoten af en land met haar voorpoten op een van de buffels voor ons. Verdwaasd als het beest is zakt hij in elkaar en creëert zo een opstopping voor alle andere dieren die achter hem aan komen. Zie het als een kettingbotsing. Tempesta maakt hier handig gebruik van en springt over de laatste paar beesten heen. Hoog zweeft ze door de lucht. Ik wist niet dat ze zo getalenteerd is! Met het zweet op haar flanken racet ze door naar de waterval. Ik aai haar 'Ho ho, rustig maar meisje. Het is voorbij.'
Het tempo daalt iets maar nog steeds jaagt ze in een flink tempo door. Ik laat het maar en draai voorzichtig met mijn hand cirkels op de rug van het meisje. En ik fluister in haar oor, 'Doe je ogen maar weer open, we hebben het gered!' ik laat het even inzinken, we hebben het gered! Ik schreeuw het uit vol blijheid, terwijl de dieren achter ons nog steeds door razen. 'We hebben het gered!' Roep ik uit. Het meisje haalt voorzichtig haar hoofd uit mijn nek, haar haren plakken aan haar gezicht van al het zweet. Ik zal er wel niet heel veel beter uitzien. 'E-echt waar?' Vraagt ze zacht en onzeker. Ik knik, 'Echt waar.' ze kijkt me aan met haar grote donkere bruine, bijna zwarte ogen. Ze komt me ergens bekend van voor. 'Ik breng je wel naar je familie, ze zullen super bezorgt zijn. Hoe heten je vader, moeder boers of zussen? Heb je broers of zussen?' Ze knikt weer, 'Ik denk dat je mijn broer en zus al kent, Tse en Adsila.' ze wordt rood 'Ik bedoel mijn broer Adistan.' ik glimlach lief. 'Maak je maar geen zorgen ik wist het al.' Ze knikt verlegen. Dat is waar ik haar ogen van herken. Zou Tse boos op mij zijn, dat ik zijn zusje in gevaar heb gebracht. Of zou hij juist dankbaar zijn? Ik kom boven aan bij de waterval op een doodmoe paard dat inmiddels is overgegaan op stap. En ik zie Wematin gestrest rondjes lopen terwijl hij wilde armbewegingen maak, Qochata zit triest op de grond en Ahmik doet zijn best Wematin te kalmeren, terwijl de rest van de indianen geïnteresseerd aan het kijken is hoe hun opperhoofd omgaat met zijn paniek, tja indianen zijn getraind in kalm blijven dus dit komt zelden voor. Er ontstaat een grijns op mijn gezicht, ik gebaar naar het meisje dat nu omgedraaid voor mij op het paard dat ze stil moet zijn en ze knikt vrolijk. Ahmik merkt mij als eerste op en wil Wematin net op zijn schouder tikken als ik een heel streng gezicht trek, en met mijn vinger snel op en neer schud. Dan leg ik mijn vinger op mijn lippen en laat Tempesta langzaam op Wematin afstappen. Ahmik heeft mijn hint begrepen en gaat weer verder met het kalmeren van mijn broer. Door al zijn stress en paniek heeft hij niet in de gaten dat er een paard achter hem staat. Ahmik staat nu met zijn gezicht naar ons toe en als Wematin weer aan zijn zoveelste rondje wil beginnen legt Ahmik snel zijn handen op de schouders van mijn onrustige broer. Met gestrekte armen kijkt hij Wematin even ernstig aan maar in zijn ogen kan ik zien dat hij probeert niet te lachen. De rest van de indianen hebben mij natuurlijk ook gezien en allemaal houden ze wijselijk hun mond terwijl naast hun ogen allemaal lachrimpeltjes komen. Maar getraind als ze zijn houden ze hun gezicht in een plooi. Wematin begint alweer met een hele stortvloed aan woorden als Ahmik hem ruw onderbreekt 'Jo Wematin doe eens rustig, misschien is ze wel bij de andere helft van de groep die de berg op is gevlucht. En áls ze dood is..' hier werpt hij even een veel betekende blik de kring rond, 'Dan is ze waardig gestorven, ze heeft twee kinderen gered, het hele kamp voor de stormloop behoed, de schapen gered en ze is gestorven in een actie om het derde kind te redden.' Ahmik kijkt nog eens dwingend de kring rond en iedereen begint spontaan te knikken. Wematin laat zijn schouders hangen, dit lijkt mij een mooi moment 'Ach, als ik jou was zou ik iets meer vertrouwen hebben, Rox is een taaie.' Ik kan mijn lach bijna niet meer inhouden, Wematin zucht nog een keer 'Ja dat weet ik wel, ze heeft immers ook die poema overwonnen, maar dit is toch echt wel wa... Rox?!' Hij draait zich vol ongeloof om, 'Ja de enige echte!' zeg ik met een serieus gezicht terwijl ik van binnen helemaal aan het lachen ben,'Maar hoe... Maar wat... Jij... En toen...' hij hakkelt maar door totdat er eindelijk een zin uit zijn mond komt, 'Je leeft nog?!' voor de grap bekijk ik mezelf even en kijk daarna het meisje voor mij aan, die knikt met een grijns en ik zeg dan: 'Volgens mij wel.' De mond van Wematin zakt open. Iedereen heeft geprobeerd zijn lach in te houden maar zodra het meisje voor mij op het paard haar schaterlach laat horen begint iedereen te bulderen van het lachen. Ik stap af en til het meisje van het paard af terwijl iedereen nog aan het lachen is. Ik ga door mijn hurken om op ooghoogte te komen met het meisje, 'En zie je je familie ergens?' ze knikt, 'Nou ga ze een knuffel geven dan!' zeg ik met een lach ze knikt en rent weg, haar bebloede knietje negerend, dan remt ze midden in haar stormloop draait zich om en komt met open armpjes op mij afrennen. Ze geeft me een dikke knuffel en fluistert in mijn oor 'Dankje!' ik beantwoord haar knuffel en duw haar in de richting waar ze net heen rende 'Doe ze de groeten!' knipoog ik. Ze lacht en rent nu wel naar haar familie. Ik wil weer overeind komen, maar ik heb bijna geen gevoel meer in mijn benen en ze trillen helemaal. Tempesta buigt haar hoofd tot mijn hoogte en ik pak haar manen vast, dan duwt ze haar hoofd weer omhoog en ik sta weer. Wat een lief beest toch. Ik had het niet door maar iedereen had met een vertederde blik toe lopen kijken naar mijn afscheid van het meisje en ik staar verlegen naar de grond. Dan voel ik opeens twee paar armen om mij heen. Wematin en Ahmik hebben me in een knuffel getrokken, ahw de twee stoere, dappere jongens en toch ergens, met een gevoelig hart. Ik knuffel ze terug totdat ik een duw in mijn rug krijg en we allemaal een pas naar voren struikelen. Ik kijk verbaasd achterom. Tempesta kijkt me aan met een hallo-ik-ben-er-ook-nog blik. Ik grinnik en sla dan mijn armen om haar nek heen 'Ja, jij bent er ook nog. Ik ben trots op je.' ze krijgt ook van Wematin een klopje maar bij Ahmik deinst ze weg, ik kijk haar een beetje streng aan maar moet toch lachen om haar gedrag. Met een triomfantelijk gezicht loopt ze een paar meter verder en begint dan rustig te grazen, lachend schud ik mijn hoofd. Raar beest.
================================
Hallo! Oh ik ben hier zooooooo lang mee bezig geweest. Maar het was het wel waard, het is nog niet afgelopen hoor lieve lezers, nee nog lang niet! Ik hoop dat jullie het een leuk hoofdstuk vonden! Het was laaahaang! :D Je zou me echt ongelofelijk blij maken om te stemmen en iets achter te laten in de reacties, hoe je het vond, wat je er van vond, wat je er van dacht toen..., of je moest lachen of wat dan ook, ook als ik ergens een spelfout heb gemaakt (Dat zal geheid gebeurd zijn)!
Heeeeeel veel liefs.
~boekenwormenlezers~
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top