25. Water!

Één konijn springt weg, maar het andere haalt de bosjes net niet. Ruw bijt de poema het dier zijn nek door en met zijn hoektanden scheurt hij de vacht met de poten los. We kijken in shock toe. Binnen een minuut is er van het, net nog zo vrolijke springende, konijn, letterlijk, geen hap meer over.

In de tijd van de verschijning van het beest tot nu hebben we de korte tijd niet gebruikt om te vluchten of iets van een wapen te zoeken. Daar word ik me akelig van bewust als de poema zijn kop optilt, ons aankijkt, opnieuw zijn schreeuw laat horen en rond het 20 meter brede meer begint te draven. Amitola kijkt mij verschrikt aan, voor twee seconden ben ik verlamd. Mijn instinct zegt dat ik zo snel mogelijk hier weg moet, in een boom moet klimmen en dat ik uit alle macht moet proberen uit de buurt van die bloederige klauwen en moordende bek te blijven. Mijn logische verstand gaat dat tegen, hoe vaak heeft mijn vader mij wel niet verteld: 'Rox, als je ooit voor een wild dier komt te staan, onthoud dan dat je nooit, echt nooit, weg moet rennen. Ze zullen je zien als een prooi en zullen je beginnen op te jagen, ze zullen altijd sneller zijn dan jij. Klim ook niet in een boom, de meeste dieren kunnen klimmen. Onderschat ze niet!'

Ik heb een halve seconde nodig om de, waarschijnlijk, domste beslissing van mijn leven te maken. 'Amitola pak een tak en in het water!' Roep ik haar toe, 'Maa-' 'IN HET WATER!' schreeuw ik nu. De poema heeft inmiddels meer dan de helft van de afstand overbrugt. Amitola protesteert niet meer en grijpt een, naar mijn mening, iets te dunne tak, dan sprint ze naar het meer. Ook ik pak de eerste de beste tak die ik zie liggen en ren naar het meer.
We plonzen door het water, ik raak lichtelijk in paniek als ik iets langs mijn benen voel schuren maar als ik achterom kijk zie ik dat de poema nu stilstaat en met een schuine kop aan het beslissen is of wij belangrijk genoeg zijn om zijn mooie vacht nat te maken.

Ik kijk snel weer voor me en zie dat Amitola mij met angst in haar ogen aankijkt. We zijn nu allebei in het midden van het kleine meertje en ik kan net met mijn voeten bij de bodem maar die is helaas nogal modderig en zuigt aan mijn schoenen. Amitola is iets kleiner dan ik dus zal waarschijnlijk moeten watertrappelen. Als ik weer naar haar gezicht kijk zie ik dat haar mond beweegt maar er vormen zich geen woorden. Een woord lees ik van haar lippen af 'DUIK!' ik twijfel geen moment en duik schuin naar links, net als ik onderwater ben voel ik nagels over mijn rechter arm gaan. Ik doe mijn mond open om te schreeuwen maar bedenk dan dat ik onderwater zit en sluit mijn mond snel weer, wat niet voorkomt dat ik een flinke slok water in mijn mond krijg. Snel sluit ik met mijn tong mijn keel af maar spuug het water niet uit. Als ik twee meter verderop weer boven kom kijk ik gedesoriënteerd om me heen, achter me hoor ik een gil. Ik draai me vliegensvlug om en zie nog net hoe Amitola onderwater duikt.

De arme poema zal zich wel weer afvragen waar ze heen is, naast mij komt ze weer boven. Opeens bedenk ik me dat ik het mes dat ik van Wematin had gekregen nog aan mijn broek zou moeten hebben hangen. Snel voel ik met mijn vrije hand of het mes er nog zit. Ik kan wel juichen als ik merk dat het er nog aanhangt. De poema komt met de seconde dichterbij, ik gebaar naar Amitola dat ze afstand moet nemen. Nog twee meter, ik probeer het mes los te krijgen, nog èèn meter, het zit vast. Zweetdruppels ontstaan er op mijn voorhoofd. Hij is bijna bij mij.

Ik spuug het water dat ik al die tijd in mijn mond heb gehouden vol in zijn gezicht en ogen, als laatste redmiddel. Even is hij van zijn stuk gebracht om daarna net zo hard terug te slaan, hij klauwt één van zijn poten in mijn arm en er ontstaat een helse pijn in mijn rechterarm waardoor ik de stok loslaat. De poema schrikt even als ik een gil uitstoot, maar het ziet er niet naar uit dat hij zijn nagels zal terug trekken. Ik doe dus het enige wat mij logisch lijkt.
Ik scherm met mijn andere hand mijn gezicht af, haal adem en trek mijzelf naar beneden.

De poema heeft maar drie poten om mee te peddelen want één zit er vast in mijn arm, daarnaast is het beest niet gewend om te zwemmen en al helemaal niet onderwater. Dus mijn laatste hoop is dat hij verdrinkt terwijl ik, hopelijk, genoeg adem heb om daarna weer boven te komen.

Ik hoop dat Amitola zichzelf in veiligheid brengt. Denk ik terwijl ik de stekende, en inmiddels trekkende pijn nu de poema snapt wat ik aan het doen ben, in mijn arm probeer te verbijten. Dan raak ik de bodem en naast rood bloed komt alle modderigheid mijn blikveld vertroebelen.

================================
Ik hoop zo dat jullie het een beetje snapten en volgden, ik ben super lang met dit hoofdstuk bezig geweest en telkens dacht ik 'Gaat het niet te snel?' dan paste ik het aan 'Is het niet te langzaam geschreven?' dus ja ik hoop dat jullie het goed vonden!
Ik zou het heel erg waarderen als je even kan laten weten wat je er van vond, dan kan ik dat meenemen!
Bij 2 stemmen en 1 reactie komt er morgen ergens een nieuw hoofdstuk!
Bye!
~boekenwormenlezers~

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top