14. Fynn

'Ik wil het contract dat we na de Test ondertekend hebben graag terug,' zei Nestor. 'Broeder Marinus heeft het als het goed is nu ondertekend en een kopie gemaakt, dus kan ik het in mijn eigen archief bewaren. En aangezien ik nog één of twee zaken te regelen heb in en rondom het huis, lijkt het me een goed plan als jij het contract gaat halen.'

Mijn hart maakte een sprongetje. Dit kwam perfect uit. Het was een uitgelezen kans om het enige gat in mijn verhaal over de weesmoeder te vullen. Ik wilde Nestor vertellen dat ik het gerucht had opgevangen in de stad, want hij zou het nooit serieus nemen als ik vertelde dat de bron een tienjarig meisje was. Dan zou hij zeggen dat zij een te grote fantasie had, en dat ik naïef was dat ik haar geloofde. Maar als ik zei dat ik het in de stad gehoord had, was er nog steeds iets in mijn verhaal dat niet logisch was. Er was namelijk geen goede verklaring voor het feit dat ik hem dat niet meteen vertelde. Boosaardige heksen konden een serieuze dreiging vormen, dus als ik wist dat er misschien één in het dorp was, had ik hem dat moeten zeggen. En hij wist dat ik wist dat dat moest.

Nu was het probleem echter opgelost. Ik kon het contract ophalen, nog even wat extra tijd nemen, en dan terugkomen en zeggen dat ik iets had gehoord over een boosaardige heks in het weeshuis. Mijn verhaal zou geloofwaardig zijn, en Nestor zou een kijkje nemen in het weeshuis omdat hij vanuit zijn beroep niet anders kon.

Het enige wat dan nog moest gebeuren, was dat hij inderdaad door zou hebben dat ze een gevaarlijke heks was, maar ik twijfelde er niet aan dat dat hem zou lukken. Hij deed zijn werk volgens de verhalen al minstens veertig jaar, dus hij had genoeg ervaring. Er was geen twijfel dat hij haar vermomming zou doorzien.

Terwijl ik zo goed mogelijk mijn enthousiasme probeerde te verbergen, antwoordde ik: 'Ik zal het halen. Wanneer moet ik vertrekken?'

'Nu. Over twee uur lunchen we, dus als je doorloopt, heb je nog even tijd over om wat anders te doen. Dat is overigens eenmalig, normaal gesproken duurt je les op zaterdagochtend tot het middaguur. Je krijgt wel elke zaterdagmiddag vrij. Dat is het enige moment in de week dat geheel voor jouzelf is, waarin je niet van mij hoeft te verwachten dat ik een beroep op je doe. Sorry, ik dwaal af. Hou je grijze mantel aan zodat ze je herkennen en ga naar het gildehuis. Vraag naar Marinus en zeg dat ik je gestuurd heb, dan weten zij wel wat er moet gebeuren.'

***

Het gildehuis tegenover me was indrukwekkend. Het was gebouwd met wit gips en stak vanwege zijn torentjes uit boven de rest van de straat. Er zaten veel kleine ramen in, met witte kozijnen tussen de ramen. Daardoor wekte het een open indruk, maar was het toch lastig om naar binnen te kijken.

Ik haalde nog één keer diep adem voor ik met de deurklopper op de massieve eikenhouten deur sloeg. Terwijl ik hem vastpakte, viel het me op dat hij dezelfde vorm had als de draak op mijn mantel. Hij of zij was duidelijk belangrijk voor het Broederschap.

Een man met grijze haren, groene ogen en een netjes geschoren gezicht deed de deur open. Hij straalde op een prettig manier autoriteit uit. Alsof mensen naar hem luisterden omdat hij vriendelijk was.

'Ha, Fynn, ik had je al verwacht. Mijn naam is Marinus,' zei hij.

Nou, dat scheelde weer moeite. Hoefde ik niet meer naar hem te vragen of hem te zoeken. En blijkbaar was er al over me gepraat, anders zou hij mijn naam niet weten.

Hij stak zijn hand naar me uit. Ik pakte hem bij zijn pols en we deden de groet.

'Dus die kende je al. Goed dat je er meteen aan dacht om het te gebruiken. Kom binnen.'

Ik volgde hem door een lange gang met een rood tapijt.We kwamen uit in een grote, langwerpige ruimte met eenzelfde rode tapijt en een gewelfd plafond. Aan alle kanten om me heen zag ik deuren. Er waren minstens twintig verschillende kamers hier.

Dat was niet gek, bedacht ik me. Het Broederschap was een grote organisatie, waar alle mensen die Karthes veilig hielden van monsters en ander gespuis deel van uitmaakten. Als die mensen allemaal hier werkten, was er veel ruimte nodig.

We liepen naar een deur rechtsachterin. Marinus haalde een sleutel uit zijn zak en deed hem open.

Het kamertje zag er schoon en opgeruimd uit. Tegen de lichtblauwe muur aan de achterkant stond een simpel bureau met een paar nette stapels papier, een potje inkt, en een ganzenveer. Aan het bureau stonden twee simpele maar comfortabel uitziende stoelen en aan de zijkant van de kamer zat een grote open haard die nu niet brandde, omdat het midden in de zomer was.

Voor iemand met een functie met zoveel aanzicht hield hij het bijzonder sober.

'Welkom in mijn nederige stulpje,' zei hij met een glimlach op zijn gezicht. 'Ik hou niet zo van overbodig aankleden. Hier staan alleen de dingen die ik voor het werk echt nodig heb. Mijn excuses als je iets uitgebreiders verwacht had.' Het klonk niet alsof hij zich echt schuldig voelde.

Eén ding intrigeerde me, en omdat Marinus overkwam als een aardige man, durfde ik ernaar te vragen. 'Dat maakt niet uit. Eén ding verrast me wel. Als je niet van overbodig aankleden houdt, waarom zijn de muren dan blauw geschilderd? Een witte tint had beter bij de rest van het gebouw gepast.'

'Het doet me denken aan mijn jongere jaren. Voor ik settelde in Karthes, reisde ik per schip de wereld rond. Dat was een mooie tijd, waar ik graag aan terugdenk. Deze kleur helpt me daarbij. En lichtblauw heeft een rustgevende werking, waardoor ik me makkelijker kan concentreren als ik hier werk.'

'Wat gaaf. Het is ook een droom van mij om ooit de wereld rond te reizen, zodat ik dingen zie en meemaak waar ik verhalen over kan schrijven.'

Hij doorzocht een stapel papieren op zijn bureau terwijl hij antwoordde: 'Je moet altijd achter je dromen aan gaan. Niet nu, je hebt een schitterende en leuke opleiding van drie jaar voor je waar je je vol op moet storten, maar daarna moet je zeker de wereld rondgaan. We hebben allemaal te veel het gevoel dat we dingen moeten doen, maar neem maar van mij aan, dat je vooral gelukkig wordt van het doen van dingen die je wilt doen.'

'Dat klinkt logisch. Dankjewel, denk ik.'

Hij trok een blaadje uit de stapel en overhandigde het aan mij. 'Hier kwam je voor, neem ik aan?'

'Ja, dat klopt.'

'Ik zou graag langer met je blijven praten, maar de plicht roept. Ik heb het druk. En jij moet genieten van het beetje vrije tijd dat je hebt. Je kunt beter de stad in gaan, een bezoekje brengen aan je ouders of een wandeling maken door het bos. Ontspan even, dat helpt je fris te blijven voor de komende week. Het is niet nodig, maar wel fijn en het helpt zeker mee om te zorgen dat je je lessen beter doorkomt.'

Met een voorzichtige hand op mijn schouder probeerde hij duidelijk te maken dat ik naar de uitgang moest lopen.

'Je zult gelijk hebben, Marinus. Ik ga even wat tijd voor mezelf nemen. Bedankt voor je hulp.'

Hij knikte. 'Graag gedaan.'

Daarna liep ik de deur uit. Met een zachte klik viel hij achter me dicht.

Ik voelde me rustig terwijl ik het gildehuis uit liep. Marinus' zalvende stem, rustige tempo van praten, en zijn verhaal dat ik achter mijn dromen aan moest gaan, hadden een kalmerende werking op me. Hij was een intelligente man die al veel had meegemaakt in het leven, ik kon veel van hem leren. Zijn advies zou ik ter harte nemen.

Deels dan. Ik zou zeker mijn vrije tijd gebruiken voor iets anders dan leren hoe ik een Patronus moest worden. Maar ik was niet van plan om naar de markt, mijn ouders of het bos te gaan.

Mijn eerstvolgende stop was het weeshuis.

Misschien kon ik onopvallend met een paar weeskinderen praten en ze vragen naar hun weesmoeder. Met een beetje geluk kon ik een glimps van haar opvangen om te kijken of ze inderdaad zo angstaanjagend was als Lena vertelde. Hoewel ik daar niet aan twijfelde, leek het slim om het toch met eigen ogen te zien. Dan wist ik het nog zekerder, en het zou me een blamage tegenover Nestor besparen als weesmoeder Miranda gewoon een aardige vrouw bleek.

Daarnaast zou ik informatie kunnen verzamelen om tegen haar te gebruiken. De kans was niet groot dat één van de weeskinderen me een belangrijk detail zou vertellen of dat ik een geheime kamer met gevaarlijke toverdranken zou vinden, maar je wist het nooit zeker. Niet geschoten is altijd mis.

Ik wist niet hoe ik het stukje 'onopvallend met de weeskinderen praten' voor elkaar ging krijgen, maar dat viel niet te plannen. Daarvoor was ik te afhankelijk van wat er in het weeshuis gebeurde als ik er was, waar de kinderen precies waren. Ik moest improviseren.

Terwijl mijn hart sneller begon te kloppen omdat het doorhad dat ik iets spannends ging doen, wisselde ik van kleding en liep richting het weeshuis.

----------

Ooooooooh crap, wat gaat Fynn precies doen in het weeshuis? Gaat hij erachter komen wat er aan de hand is, of gaat hij niks vinden en gaat het teleurstellend aflopen?

Wat vinden jullie van de naam Marinus voor deze persoon? Zien jullie wat ik gedaan heb met de naam? ;)

Het verhaal heeft inmiddels meer dan 200 stemmen, ik wil weer iedereen graag bedanken. Het is een heel fijn gevoel dat mensen die misschien wel aan de andere kant van het land wonen en mij niet eens kennen, de tijd nemen om dit te lezen. En dat werkt supermotiverend. Bedankt allemaal! ^^

Wat gaat er met het volgende hoofdstuk gebeuren, denken jullie?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top