Hoofdstuk 72
Chantal
Samen met de draken gaan we naar het rijk der engelen. Zodra we in de buurt komen zie ik de engelen al opstijgen om ons tegemoet te komen. Grote getallen komen ons begroeten. Een van de engelen gebaart dat we haar moeten volgen. Ik leid de troep draken achter de engel aan. De engel brengt ons naar een plein in het midden van het dorp. Daar omsingelen de engelen ons. Een engel met zes vleugels stapt naar voren. 'Sinds wanneer betreden de draken ons grondgebied? Volgens mij is het duidelijk afgesproken dat wij niet in de buurt zouden komen van jullie voorouderlijk huis en dat jullie bij ons uit de buurt zouden blijven.'
Ik ga liggen. 'Er is veel veranderd sinds die tijd, engel. De draken volgen nu mij, de drakenkoningin, als ik een voorbeeld mag geven. Maar er is nog wel meer gebeurt. De draken vechten nu tegen het kwaad.'
De engel trekt een zwaard. 'Dus als ik jou dood dan raken de draken in paniek? Dat is wel erg aantrekkelijk. En wie mag jij dan wel zijn, koninginnetje?'
Ik bestudeer mijn klauwen terwijl Denise en Anouk het voor hun rekening nemen. 'Chantal is wel meer dan een koninginnetje. Ze is de koningin van de draken, dwergen en katachtige. Haar krachten zijn legendarisch bij de zojuist genoemde rassen en de elven. Je zou het goed doen als je nu door je knieën gaat voor haar en haar om vergiffenis vraagt, engel. Of beter gezegd, als je dat niet doet jaag ik een pijl door je oog heen.'
Surkal stapt ook naar voren. 'Sterker nog, als je weigert om dat te doen dan zal ik mijn magie gebruiken om je eeuwig te laten lijden. Niemand behandeld de grote koningin zo! En trouwens, haar doden zou toch niet helpen. Ze zou terug komen en haar dochter zou de scepter overnemen. Dan zou je alleen maar een troep woedende draken op je dak hebben. En vergeet niet: je bent zwak voor magie.'
Bij dat laatste laat hij een paarse wolk boven zijn klauw zweven. De engelen raken nu in paniek. Een van hun rent weg, terwijl enkele andere de lucht in springen. Ook die worden omringd door mijn draken. Mijn draken omringen letterlijk alles, en ik heb ze niet eens de orders gegeven. Denise, die nu wel erg zelfvoldaan lacht, lijkt de oorzaak te zijn dat mijn draken zo bezig zijn. De engel met zes vleugels gaat door zijn knieën en fluistert zachtjes. 'Wie hier ook de baas is, alsjeblieft, vergeef me. Ik heb gefaald...'
Ik lach naar hem. Denise en Anouk doen dat ook. Eindelijk iemand die begrijpt dat ze mij niet zomaar kunnen beledigen zonder straf. Anouk en Denise bergen hun wapens op. De draken laten nu de engelen weer hun eigen gang gaan. Ik loop naar de engel toe die zo naar me deed en pak zijn gezicht beet. 'Ik weet niet wie je bent of waarom je mij en mijn volgelingen wilde aanvallen, maar weet dat de volgende keer we niet aardig genoeg zullen zijn om ze weer te laten gaan. Ik ben klaar met iedereen die me wil manipuleren en gebruiken. Ik heb al vaak genoeg mensen, elven, dwergen en andere wezens moeten bevechten vanwege manipulatie. Laat engelen er niet bij komen.'
De engel knikt angstig. Dan laat ik het gezicht los en loop ik weg. Tijd om een huis te vinden. Eentje dat niet door de engelen is ingenomen. Ik zie er eentje met een lege bovenverdieping. Die moet maar dienstdoen als drakenhuis. Ik sluit mijn ogen en spring zo hard mogelijk tegen de voorkant van het huis. De voorgevel dreunt terwijl het meegeeft. De bovenverdieping is een beetje krap, maar goed genoeg. Julia, Tarquiral en Seniera klimmen van mijn rug en duiken onder mijn vleugel. Ik rol op en val in slaap.
Denise maakt me weer wakker. Ze staat met haar armen over elkaar voor me. De zon is ondertussen onder aan het gaan. Ik zie dat de rest aan het slapen is. Zodra Denise dat ziet glimlacht ze. Ze fluistert. 'Sorry. Ik dacht dat je alleen was. Je had alleen moeten waarschuwen dat je een huis zou verbouwen. Dit huis is nu half een bouwval. Ik kan wel engelen laten komen om het te repareren, maar of het dan beter gaat...'
Ik leg Denise onder mijn vleugel en rol me weer op. Dan kijk ik naar de zonsondergang. Ik heb zoveel om over na te denken. De engelen waren niet eens twijfelachtig... ze waren gewoonweg vijandig. Naar de draken nog wel. Zelfs toen ze hoorde dat we voor het goede vechten wilde ze niks van ons hebben. Het lijkt bijna alsof de engelen kwaad zijn. En dan hoe ze spraken tegen mij. Maar ik zag nog iets dat niet klopte. Surkal. Hij leek het plezier te hebben om iemand te bedreigen en zijn magie tentoon te spreiden. Hij leek zelf ook kwaadaardig. En waarom was die wolk paars? Ik had hem weer goed gemaakt. Het zou blauw moeten zijn. Met die gedachte overmeesterd de slaap me weer.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top