Hoofdstuk 60

Hades

Ik zit op mijn troon in de onderwereld, te genieten van al die zielen die aan het lijden zijn als mijn oude vriend Satan binnen komt. Hij leunt een beetje op zijn drietand. 'Hey, oude vriend. Hoe gaat het met je?'

Ik leun een beetje naar voren op mijn troon. Als Satan zo binnen komt dan betekent het niet veel goeds. 'Het gaat goed. Ik was net aan het genieten. Maar jij gaat zeker mijn dag verpesten?'

Satan tikt met de toppen van zijn wijsvingers tegen elkaar in zijn nerveusheid. 'Tja... Ik heb nieuws van Surica. Ik ben Surica uit mijn grip aan het verliezen. Mijn troepen zijn snel gevechten aan het verliezen. Ik kan het niet veel langer volhouden.'

Ik sta woedend van mijn troon op. Zwarte mist kolkt om mij heen in mijn woede. 'Wat?! Je bent ons paradijs aan het verliezen?! Ik wist dat ik het niet in de handen van een idioot als jij moest laten! Ik had je een simpele taak gegeven: zorg ervoor dat de goede snel neergeslagen worden. En zelfs daar faal je in! Ik had zelf de baas moeten blijven daar!'

Ik ijsbeer heen en weer terwijl ik tekeer ga tegen Satan. Ik ben woedend, en terecht. Oh, wat zou ik graag Satan aan willen vallen met mijn hooivork. Satan geeft aan dat hij wat wil zeggen. Ik geef aan dat hij mag praten. 'Ik hoorde nog iets. De reden waarom het kwaad in Surica zo snel wordt verslagen.'

Ik kijk verbaasd naar hem. Ik ga stil staan en leun op mijn hooivork. 'Wat heb je gehoord? Waarom worden ze zo snel verslagen?'

Satan kijkt omhoog. 'Het zijn mensen die ertegen vechten. Mensen van aarde. Ze werden door een groep criminelen in wat zij denken dat het een spel is vastgezet. Het spel is door de elven naar hun wereld gebracht. De criminelen zeggen dat, als de mensen die erin vast zitten binnen twee jaar winnen, de mensen terug kunnen naar huis. De mensen vechten allemaal zo goed als ze kunnen in de hoop de sleutel naar huis te vinden.'

Ik pak Satan bij de kraag van zijn net gestreken maatpak. 'Wat weet je nog meer over Surica? Dingen die je achter heb gehouden?'

Satan ziet er nu angstig uit. 'Niets! Helemaal niets! Alleen dat er een groepje meiden is die continu de huizen van onze dienaren aanvalt. Een van de meiden is de drakenkoningin geworden en heeft alle draken aan haar kant staan!'

Ik zucht. Dit is allemaal een bende geworden. Nu moet ik het oplossen. 'Heb je nog een dessert voor me? Hopeloosheid misschien?'

Satan knikt. 'Toevallig wel. Cerberus is verdwenen. Ik kan hem helemaal nergens meer vinden. De andere helhonden zijn in paniek geraakt zonder hem.'

Ik ram mijn hooivork in de vloer. 'Moet letterlijk alles fout gaan? Ik wil dat je de verloren vechters vervangt waar mogelijk, maar niet erop uit stuurt. Degene die nog op Surica zijn mogen er blijven. Zorg ervoor dat die mensen hier komen. Wij zullen de laatste zijn die ze ooit zien. En regel dat je Cerbie weer terug vindt. Ik vind die hond geweldig en ik mis mijn huisdier.'

Satan rent weg op volle snelheid. Met een harde knal komt hij tegen de deur aan. Ik zucht weer. 'En repareer die deur die je zojuist gesloopt hebt!'

Satan roept nog wat terug maar ik versta er niks van. Vermoeid ga ik terug naar mijn troon en laat ik mezelf erin zakken. Dan klinkt een cynische lach. 'Hades toch. Je weet dat je mij als eerste erop uit had moeten sturen, toen je doorhad dat er iets mis was. Moet je zien wat voor een rommel het is geworden nu Satan alles regelde. Moet je eens nagaan wat er allemaal anders was gelopen als ik op Surica was geweest.'

Ik schud mijn hoofd. 'Was jij er geweest dan was het nog erger geweest. Jij weet niet hoe je een wereld moet regeren. Of moet ik je nu wijzen op je laatste poging van regeren, Loki?'

Uit de schaduwen komt een man. De man is tenger gebouwd, draagt een ouderwets Noors gewaad en een mantel. Hij heeft geen wapens, op een mes na. Maar ik weet dat hij niks meer nodig heeft. Maar nu wil hij blijkbaar iets van mij. 'Wat wil je van me?'

Loki speelt met zijn mes. 'Ik kan Surica weer terug in jouw beheer krijgen. Je hoeft me alleen maar los te laten.'

Ik weet al waarom. Een tijd geleden waren de goden van Asgard woedend op Loki. Ik had ze erin geluisd om Loki hier heen te brengen als een straf. Vervolgens heb ik Loki losgelaten in mijn rijk, zodat hij wel buiten zicht bleef voor de goden van Asgard maar wel zijn krachten kon opdoen. Ik denk dat het nu zijn vruchten gaat afwerpen. Ik sta op van mijn troon en loop naar hem toe. Dan leg ik mijn handen aan beide kanten tegen zijn nek aan. Een stale band verschijnt aan zijn nek en springt open. Het enige wat hem hier hield. Dan fluister ik in zijn oor. 'Ga naar Surica. Bevrijd het van de goede. Drijf ze mijn armen in.'

Loki lacht weer. 'Dat gaat leuk worden!'

Hij verdwijnt in een zwarte mist.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top