Hoofdstuk 1


De pijn. Waar is het gebleven? Mijn zintuigen beginnen langzaam weer te werken. Ik ruik nu geuren die ik niet zou moeten ruiken. De stoffige, muffe geur van de zolder is verdwenen, voor de geur van een bos. Maar ik ruik nu alles veel sterker. Hoe is dat mogelijk?

Ik wacht tot mijn ogen ook open zijn voor ik rechtop ga zitten. Ik ben nu in een of ander bos. De geuren overmannen me bijna. De kleuren zijn ook veel sterker dan ik ooit heb gezien. Hoe is dit mogelijk? Ik zie beweging in mijn ooghoeken. Ik zie een centaur die vaag iets weg heeft van Martijn. Ik krabbel zo snel mogelijk achteruit. 'Blijf weg van mij! Blijf uit mijn buurt!'

De centaur spot mij en struikelt pardoes over zijn eigen poten. In mijn andere ooghoek zie ik ineens ook beweging. Tom verschijnt. Hij spot ons en laat zich meteen vallen. Ik laat mijn schouders zakken. 'Tom, erg grappig. Ik ben het.'

Mijn stem klinkt hoger op de een of andere manier. De centaur, als hij hoort dat ik Tom's naam hardop uitspreek, kijkt verbaasd naar mij. 'Wie ben jij? Hoe ken je Tom?'

Ik kijk hem boos aan. 'Ik wil eerst weten wie jij bent, en wie die twee zijn die links van ons in de bosjes verschuilen.'

De centaur tikt tegen zijn borstkast. 'Ik ben Martijn. Ik heb geen idee wie jij in de bosjes ziet, of wat dan ook, maar ik zie niks.'

Ik knipper verbaasd met mijn ogen. 'Martijn? Waarom herken je mij dan niet? Ik ben Daniël! Jouw vriend sinds we twee zijn!'

Martijn stapt twijfelachtig naar achteren. 'Hoe weet ik zeker dat je de boel niet oplicht? Je ziet er niet bepaald uit als Daniël...'

Ik kijk hem nu aan met gespleten ogen. 'Moet jij zo nodig zeggen, centaur. Hoe weet ik zeker dat jij niet de identiteit van mijn vriend hebt aangenomen?'

Martijn bestudeerd zichzelf. Hij heeft het onderlichaam van een wit paard, waar een raar harnas op zit. Aan het harnas hangen meerdere tassen en hij draagt ook een zadel. Waar zijn heup hoort te zitten hangt een groot zwaard. Als hij opkijkt dan knijpt hij ook zijn ogen tot spleetjes. 'Dat mag misschien wel zo zijn, maar jou herken ik helemaal niet, Draak.'

Ik bekijk mezelf dan. Ik ben volledig bedekt met schubben. Mijn handen zijn klauwen, net als mijn voeten. Maar ik ben niet volledig draak. De bouw van mijn benen suggereert dat ik rechtop loop. Ik draag een zwaard net als Martijn, maar die van mij is veel breder en langer. Blijkbaar heb ik meer spiermassa. Maar een ding kan ik niet plaatsen. Twee ronde objecten op mijn borstkast. 'Wacht eens. Ik ben een mensachtige, vrouwelijke draak? Had ik niet dat draak figuurtje gekozen?'

Martijn slaat zichzelf voor zijn hoofd. 'Natuurlijk! Ik had de centaur! Dan zijn die twee die jij gemerkt hebt Rick en Richard!'

Hij steekt een hand uit, zodat hij me omhoog kan trekken. Onwennig sta ik met zijn hulp op. In plaats van dat ik op hele voeten loop gebruik ik alleen mijn tenen. Mijn balans vinden is een heel gedoe nu. Voorzichtig loop ik naar waar ik de twee in de bosjes heb geroken. Ik trek de struiken opzij en wordt verrast. In de bosjes liggen een harpij die wat weg heeft van Richard en een salamander. Ik tik ze aan om ze wakker te maken.

Nadat Martijn en ik uit hebben gelegd aan de andere twee wat er gebeurt is zoeken we samen Tom op. Het blijkt dat hij mee heeft geluisterd. Als we hem vragen waarom hij nog menselijk is zucht hij. 'Ik heb een wolvenbeeldje gekozen. Ik denk dat ik weerwolf ben nu.'

Ik kijk nadenkend rond. 'We moeten overduidelijk ergens tegen vechten. Maar wat een team hebben we hier, zeg. Een draak, een centaur, een salamander, een harpij en een weerwolf.'

Martijn kijkt dan in zijn vele tassen naar iets waarvan hij blijkbaar zeker weet dat het erin zit. Hij haalt een groot boek tevoorschijn. Zodra hij het in handen heeft spreekt hij. 'Het boek van Oorsprong. Misschien kunnen we hier wat meer informatie uit halen.'

Hij bladert erin. Pagina na pagina blijkt leeg te zijn. Hij bladert steeds sneller erin tot hij het einde bereikt. Er blijkt niks in te staan. Ik pak het boek over. 'Misschien kan ik er wat in zien. Laat mij het proberen.'

Ik open het boek. Net als eerst zijn de eerste pagina's leeg. Maar dan zie ik ineens een afbeelding staan van Martijn zoals hij nu is. 'Martijn, je staat in het boek.'

Hij komt kijken en geeft me een tik tegen mijn kop aan. 'Geef me geen valse hoop. Ik zie helemaal niks.'

Ik sla hem hard terug. 'Niet liegen. Ik kan blijkbaar wel lezen en ik zie hier overduidelijk jou staan. Wil je dat ik vertel wat er over je staat of ben je te egoïstisch?'

Brommend gaat hij liggen. Hij is wat onhandig met zijn vier poten maar het lukt hem verbazingwekkend genoeg wel. Ik lees dan voor wat er staat.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top