Hoofdstuk 9

Als er iets was dat ik niet kon missen dan was het school. Het enige geluk was dat ik nog twee uur moest doorstaan voordat ik weer ik mijn bed kon gaan liggen en mijn tranen de vrije loop geven.
Het deed nog steeds pijn, wat Jona tegen me had gezegd. Hij zei het allemaal zo overtuigend en zo serieus, hij wou me niet meer zien.
Alles wat ik tot die avond hoopte dat er zou gebeuren ontplofte als een granaat in mijn borstkas.
Was ik zielig dat ik er nog aan dacht, dat ik hem nog wou?
Waarschijnlijk wel.
Was ik zielig dat ik zat te treuren om iets dat nooit zou geweest zijn?
Waarschijnlijk wel.
Maar wat kon ik doen? Ik kon niet van de ene dag op de andere veranderen van hart. Veranderen van personen van wie ik hield.
Hoe graag ik het nu zou willen, het ging niet, het was niet mijn keuze.

Iemand raakte mijn arm aan en prikte mijn bel om me heen weg.
Het was Nathan, natuurlijk. Hij was ook de enige die me hier aanraakte. De enige die ik hier als een vriend beschouwde.

'Laoni, waar zit jij met je gedachten?' Vroeg hij met zijn perfecte glimlach. Het leek wel op die van Jona, enkel was die van Jona-
Snel duwde ik al die gedachten van me af, Jona is niet bij jouw of van jouw, stop met over hem te denken. Vertelde ik mezelf streng en keek terug naar Nathan.

'Iets, gisterenavond...' mompelde ik eerlijk maar stopte voordat ik het hele verhaal ging uitleggen.
Nieuwsgierig bekeek hij me.

'Wat is er gebeurd? Is er iets gebeurd met je grootouders, je tante?' Met zijn hand die hij op mijn arm had gelegd verplaatste hij ons naar de zijkant van de gang dat we geen piniata zouden zijn in het midden van de gang.

'Niets van die dingen, Nathan maak je geen zorgen om me. Het komt wel goed.' Ik trachtte er een glimlach bij te plakken maar ik kwam niet hoger dan een mondhoek wie omhoog ging.

'Zeker?' Bezorgd bekeek hij me nog eens grondig. En met een knik verlichtte ik hem van zijn zorgen.

'Wel, ik wou eigenlijk met je praten over... jeweetwelwat, maar mag ik hier er vragen over stellen, want ik heb er echt veel.' Wanhopig keek hij me aan.

'Je kunt het best het bos noemen hoor, we moeten er toch een bespreking over maken.' antwoordde ik met een klein lachje.
Maar hij leek al diep in gedachten verzonken te zijn dat hij het volgens mij niet eens had gezien. Zo diep dat ik hem niet eens durfde te onderbreken.
Maar het was niet ik die het moest doen noch een andere student in deze drukke gang het was de luide bel die hem wakker schudde en hem verdwaasd liet schrikken.

'Eum... ik moet eigenlijk naar mijn les, kan je na school?'

'Ja tuurlijk dat gaat, wacht nee. Ik heb mijn rugby training. Kun je anders naar mijn huis komen? Het zou veel makkelijker zijn als ik het je liet zien.'

'Goed, prima, ik zie je dan.' Ik trok mijn mondhoek weer een stukje omhoog als afscheid en vertrok naar mijn les.

De namiddag was ook niet echt productief. Vanaf het moment dat het gesprek met Nathan over was en mijn hoofd zich niet meer op iets exact moesten richten gingen ze automatisch naar de jongen met zijn witte krullen en zijn glinsterende ogen. En hoe mijn hart was doorkliefd, hoe mijn verstand was gestikt.
Ik had niets om op terug te vallen.
Ik had niets om naar te luisteren, want ze waren allemaal net zo dood als ik me voelde.
Woorden, hoe konden woorden machtiger zijn dan elk zwaard?

De wolken boven mijn hoofd passeerde traag op mijn weg naar huis en in de verte zag ik donkere wolken aanstormen.
Hopend dat ik die voor bleef strompelde ik naar huis en herinnerde me eraan dat ik ook nog naar Nathan moest.
Hij kon mijn gedachten wel even verzetten. Dat wist ik wel zeker en daarbij verdiende hij nog een goede, doorgronde verklaring.
Die ik waarschijnlijk zelf niet eens kon geven.
Voor mij was het altijd zo gewoon. Ik was ermee opgegroeid, ik was met hen opgegroeid en ik had ook nooit gedacht dat ik het iemand zou moeten uitleggen.
Zelf niet de man pet wie ik later zou trouwen, ik had altijd gedacht dat als het iemand zou zijn het Jona zou zijn, maar wel ja... dat ging duidelijk ook niet meer gebeuren.

'He lieverd, hoe was school?' Tante stond achter het fornuis met haar handen vol prachtige bloemen.

'Goed, denk ik. Het was nogal veel, ik weet het niet echt.' Mompelde ik half en keerde mijn rug om en naar mijn kamer te gaan.
Maar ook daar zittend achter bureau was het allemaal teveel.
Mijn pen tussen mijn vingers geklemd. De lange oefeningen van wiskunde die me boos aankeken.
Ik kreeg geen hersencel aan het werk. Ik kreeg geen enkele hersencel aal het werk om die idiote oefeningen op te lossen.
Het was net of iemand mijn hersen had gestolen en er een grote gele spons had achter gelaten dat elk moment al dat ik waarneem absorbeer en het van me afneemt. Maar niet Jona het kon Jona ook niet absorberen omdat hij op mijn netvlies was gebrand en zelfs een grote gele spons kon hem niet verwijderen.

En hij moest weg, hij moest weg en stoppen met me op te jagen als een geest.

De pen die enkele minuten eerder nog in mijn hand was liet ik vallen en kroop op mijn bed. Al dat ik moest doen was stoppen met denken. Gewoon enkele seconden niets, dat zou prettig zijn. Helemaal geen gedachten die rond mijn grote gele spons sprongen en mijn hoofd lieten barsten.

Aan tafel kreeg ik amper iets in mijn keel, mijn honger was gestild na enkele slokken van mijn soep en mijn tante haar heerlijke kippenfilet.

'Is het goed dat ik direct naar Nathan ga? We moeten werken aan het groepswerk waar ik het met jouw over had.'

'Groepswerk? Welk groepswerk?'

'Dat over het bos, je weet wel. Ik had het je toch verteld.'

'Nee, ik denk het niet Laoni, of leid in nu aan dementie?'

'Wel, ik kan me ook vergist hebben. Ik moet dus een opdracht met hem maken over het bos en de legende daarrond.'

'En je wilt naar hem toe om aan de opdracht te werken?'
Mijn antwoord was enkel een korte knik, maar ze had het duidelijk gezien.

'En je zult op tijd thuis zijn?'
Opnieuw knikte ik en zij vervolgens ook.

'Ga maar dan, ik vertrouw je.'

'Dank je tante.' Ik forceerde opnieuw een glimlach en ruimde al mijn spullen af.

Een half uur later sta ik klaar om te vertrekken naar Nathan. Het regent buiten als bakken uit de lucht en al dat ik heb is een zielige regenjas, waarvan in niet eens weet of die nog wel past.
Het moest maar, ik wringde mezelf in het jasje en ging met een rugzak waar een pen, papier en het boek van mijn familie in zat naar Nathan. De weg naar zijn huis was veel simpeler nu ik de weg nog herinner.
De regen kletterde tegen mijn gezicht en maakte me meer bij zinnen komen, maar het gevoel dat ik op wolken liep leek maar niet te verdwijnen.
Eerder dat ik een wolk was dat paste beter.

Bij Nathan zijn huis ging de deur al open zodra ik de bel had aangeraakt.
Nathan keek me met een grote glimlach aan en klapte in zijn handen.

'Je bent er geraakt, kom binnen voor je nog natter wordt dan dat je al bent.'

'Dank je, waar kan ik mijn jas...' zoekend naar een goede locatie waar ik mijn jas kon leggen bekeek ik het huis eens goed. Het was een erg normaal huis, met familiefoto's en opgeruimde kamers, een radio die de nieuwste hits speelde en een televisie die de laatste uitslagen vertelde.

'Mam, ik ga samen met Laoni naar mijn kamer goed.' Riep hij nog door de hal en nam ma al bij mijn arm om me naar zijn kamer te leiden als zijn moeder ons tegen hield.

'Mag ik haar niet eens ontmoeten?' En zo leerde ik de mama van Nathan ook kennen. Ze was erg vriendelijk en ook heel erg mooi. Wel Nathan had het vast van haar. Zal door de familie lopen.
Ze stelde zichzelf voor als Jasmine Bexen.
Er plakte weer een ongemakkelijk glimlach op mijn gezicht en ik stelde me ook voor. Een goede vijf minuten gingen voorbij ende ongemakkelijkheid verdween maar niet.
Als we dan eindelijk door mochten stapte we in een kamer dat ik niet had verwacht dat het Nathan zijn kamer zou zijn.
Zijn kast stond wagenwijd open en heel zijn kamer, zijn hele bureau en zijn vloer ook was bedekt met boeken en papieren.

'Oh god Nathan, wat is dit allemaal?' Verbaasd bekeek ik de spullen van jeugdverhalen tot informatieve artikelen tot populatie papieren en groen evoluties.
Hij stond daar nog bij de deur ongemakkelijk achter zijn oor aan het krabben.

'Kijk ik was overwelfd door je puntorige vrienden. Wat had je verwacht?'

'Alles maar niet dit.' Antwoordde ik zacht en maakte mij een weg naar de enige vrije zitplaats. Zijn bed.

'Oké, ik zal je alles proberen uit te leggen. Kom hier zitten en geef me een papier en een pen.' Nathan deed wat ik van hem vroeg en hij kwam tegenover me op het bed zitten en keek me intens aan met zijn bruine ogen.
Het leek wel van die heerlijke Belgische chocolade gevormd tot irissen.

'Nu luister goed, het bos dat we nu kennen was vroeger veel groter. Drie keer, misschien zelfs vier keer zo groot en de wezens van de andere wereld leefde in de bossen samen met de mensen. Dit ging echt prima. Ze bestonden uit verschillende stammen die eerlijk met elkaar omgingen en handelde. Zoals ik al zei alles ging prima, tot er enkele mensen werden vermoord en zij hun krachten gingen binden om zo de andere wezens uit te roeien. Maar als zij van de zieke plannen hoorde van de mens moesten ze snel handelen en vormde ze een onzichtbaar schild waar enkel door degene die het wisten met een onzichtbare brug een doorsteek was tussen de twee werelden. Maar de oorlog stopte niet daar mensen werden harteloze wezens die hebzuchtig en egoïstisch waren. Ze begonnen bomen van het bos te kappen en tig soorten van wezens werden in enkele decennia's zomaar uitgeroeid. Dus ook binnen de soorten van de wezens begonnen ze krachten te bundelen en groepen te verdelen, vochten ze tegen de verwoesting en tegen elkaar. Bij deze oorlogen ontstonden de rijken waarbij het grootste rijk aan de sterkste strijders werd gegeven. Dat waren de elfen zonder onderscheiding. Daarna de feeën, ze waren sterk, maar hadden niet de techniek en de snelheid van de elfen die ze nodig hadden. Daarna kwamen de engelen, zij waren met minder en hadden zich grotendeels terug getrokken elk hun meester stonden ze bij. Daarna de trollen die meesters waren in het maken van wapens, maar een ramp in het hanteren van ze en het kleinste rijk was voor de dwergen, want zij weigerde mee te doen aan de oorlog. Zij hadden zich terug getrokken aan de zijkant van het schild en begonnen hun eigen kleine rijk op te bouwen.' Het blad dat ik had stond nu een schets op van het bos met de grote vijver en de oostelijke rivier die de rijken afscheidde van het niemandsland.
Nathan zijn ogen keken ondanks de hele uitleg niet naar het blad, maar naar mij met zijn kin op zijn hand bekeek hij me intens waardoor ik mijn blik moest afwenden door van het bed te springen.

'Begrijp je het zo een beetje?' Vroeg ik bescheiden en knikte naar het blad dat ik bij hem had laten liggen.
Heel traag knikte hij en fronste dan zijn wenkbrauwen. Zwaaide zijn benen van het bed en ging ook rechtstaan.

'En wat heeft dat met jouw te maken en dag hele boswachters ding?'
Een goede, beknopte uitleg daarvoor kon ik niet direct vinden en ik beet op mijn lip.

'Ik, samen met de andere Sugertree's zijn de verbinding tussen hun wereld en de onze.'

'En waarom is dat?' Hij kwam voor me staan en met zijn grote getrainde lichaam werd ik plots overweldigd.

'Omdat zij niet hier kunnen komen.'

'Hier van in deze kamer of hier van deze wereld?'hij stond vlak voor me en ik was er me zo bewust van dat ik mijn hoofd er maar niet omheen kon draaien. Wat was er aan de hand?

'Hier deze wereld,' Lachte ik nerveus, maar Nathan bleef me enkel intens aankijken, 'waarom zouden ze niet in je kamer kunnen?'

'Omdat ik de deur dicht heb gedaan.' Was zijn enkel antwoordt en zijn vingers lagen plots op mijn wang en zijn andere hand mijn hand vast.

'Wat is er aan het gebeuren?' Mijn stem was zo zacht, een fluistering maar Nathan hoorde het. En mijn zijn ogen gefocust op mijn lippen ging gijn vooruit hangen. Zijn vingers die over mijn wang gleden hadden een weg naar mijn haarlijn gevonden en vertoefde daar, net voordat zijn lippen de mijne aanraakte zeiden ze nog: 'We kussen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top