Hoofdstuk 8
Dit was het deel dat ik haatte.
Toekijken hoe mijn tante al mijn oude kleren in grote zakken deed en ze op straat zette.
Kleren hadden nooit echt een betekenis voor me, daarom droeg ik kleren die ik wel leuk vond erg lang. Dus als mijn tante dan zei dat het tijd werd dat ik ook die weg deed was er altijd een lang protest voorafgaand. Ze kocht wel altijd nieuwe kleren, niet dat ik dat wou, maar ze zou me nooit laten rondlopen met een half lege kast.
Daar stond ik dan, met mijn lievelingskleren verstopt onder het deken omdat ik wist dat tante zich aan die het hards ergerde en het kleurloze jurkje dat ik al enkele jaren had.
'Kijk Laoni, het was nu toch niet zo moeilijk.' tante keek me vanuit de deurpost aan en verrast trok in mijn wenkbrauwen op. Voor haar was het misschien niet zo hard, maar geloof me als ze me ging meesleuren om te gaan winkelen dan zou ik het wel hard maken voor haar.
'Nu als je wilt kun je pizza uit de diepvriezer gaan halen, van heel jouw kast op te ruimen had ik wel honger gekregen.' vervolgde ze en ging terug naar de woonkamer om daar in de zetel te gaan liggen.
Natuurlijk deed ik wel wat ze van me vroeg, want ze deed het omdat ze van me hield. Jammer genoeg, moest ik om aan haar te tonen dat ik ook van haar hou mijn vijfjarige verzameling van kleding weg gooien. Het enige voordeel aan niet zo hard te groeien.
'Peperoni goed?' vroeg ik terwijl ik door de vriezer rommelde en mijn magaritha er al uit haalde.
'Prima. Wat denk je van Love, Rosie?'
'Oh nee, dan ga ik weer huilen. Neem Romeo+Juliet met Leonardo.' Antwoordde ik terwijl ik de pizza's in de oven stak en mijn vingers bijna verbrandde.
'Laoni, de eeuwige romanticus.' Mijn tante keek me plagend aan als ik naast haar ging zitten in de zetel.
'Ja, lag er maar mee. Ik vind het gewoon erg mooi hoe ze hun liefde boven alles zetten.' Mompelde ik en verzette me in de zetel. Het was toch mooi hoe Romeo voorbij de naam keek van Juliet en hoe trouw Juliet wou blijven aan Romeo.
Het was toch mooi hoe-
'Wel ik vind dat Romeo een knappe jongen is, had ik maar iemand zoals hem tegengekomen toen ik jong was.' Grapte tante heel mijn gedachtegang verstorend.
'Dus die Nathan is hij jouw Romeo?'
Vol ongeloof sprong ik recht. Nathan? Hoe kwam ze er zelfs bij? Nathan mijn Romeo? Jezus Christus, waar haalde mijn tante dat zelfs? Ik kende hem amper en... en ik kende mijn Romeo al. Hij wist enkel niet dat ik zijn Juliet wel wou zijn.
'Aan je reactie te zien zit ik fout.' mompelde ze en richtte zich weer op de televisie.
Maar ik keek niet naar de film, ik keek maar keek ook niet. In mijn hoofd keek ik naar Jona zijn schattige glimlach, zijn sprankelde ogen, zijn rebelse krulletjes, zijn tederen handen.
En vanavond zou ik hem weer zien.
Vanavond om negen uur.
Negen uur.
Dat waren nog ure... 38 minuten.
Mijn benen stonden al op de grond en ik was al op zoek naar mijn schoenen als ik mijn tante hoorde.
'Laoni, wat is er?'
'Ik had afgesproken met een vriend. Ik was het volledig vergeten. Maar ik beloof dat ik op tijd thuis ben. Ik moet nu echt vertrekken. Niet te hard verliefd worden op Leonardo.' Ratelde ik nog voordat ik uit de deur liep.
De nacht was al aan het vallen, de heldere maan verlichte mijn pad in de richting van het bos. De koele wind blies tegen mijn jurkje en de steentjes knarste onder mijn sneakers.
Ik wou niet te laat zijn op de eerste date met Jona. Mocht ik het zelfs een date noemen? Ik wou het een date noemen. Ik wou dat dit het begin kon zijn van iets. Ik hoopte dat dit het begin zou zijn van iets. Ik hoopte dat hij mijn Romeo zou zijn.
Door het bos lopen deed ik al van kleins af aan dus zelfs in deze nacht kon ik makkelijk mijn weg naar het huisje maken. De brug was er niet ver vandaan. Het enige probleem was er ongezien overheen gaan.
Het viel nogal op als een meisje zwevend over de het meer ging, want enkel degene die in de brug geloofde konden die zien. Voor al de rest zweefde ik over het meer.
Zo snel als ik kon sprintte ik in een gebukte houding over het meer om me vervolgens de verschuilen in de struiken aan de overkant. Als ik zeker was dat de kust veilig was kroop ik uit de bosjes. Mijn horloge vertelde me dat ik nog wel even had en rustig naar de Witte Eik kon gaan. Ik herinnerde me nog goed hoe vaak we hierheen kwamen om verstoppertje te spelen, Fiona, Tiadora, Kylian, Jona en ik. Ik herinnerde me nog goed hoe vaak we hierheen kwamen om te praten over onze zorgen en elkaar gerust te stellen, Jona en ik. Ik herinnerde me nog goed hoe vaak ik hierheen kwam om te huilen en Jona daar was om mijn tranen te stoppen. . Ik herinnerde me nog goed hoe ik hier merkte dat Jona meer was dan een vriend voor me. Dat het me niet uitmaakte dat hij een prins was, boven alles was hij altijd mijn vriend geweest en degene aan wie ik dacht als ik triest was.
En misschien komt er vandaag een herinnering bij. Een herinnering om nooit te vergeten.
De hoge haag omheen de witte eik maakte mijn pad dat verlicht werd door het licht van de boom die scheen tussen de taken van de heg. En hoe dichter ik kwam hoe feller het licht werd tot ik onder de taken stond die zo wit waren als de maan en zo stralend als de zon.
Ik moest wel op tijd zijn, want Jona was niet iemand die graag te laat was. Daarbij was ik ook erg snel hierheen gekomen, wat ook kon leiden dat ik wat vroeger was.
Eerst wipte ik wat van het ene been op het andere en draaide dat rond. Vervolgens nam ik zwarte bladeren van de grond en bekeek ze aandachtig. Zwarte bladeren van de witte boom. Hoe ironisch.
Ik ging voor de boom staan en legde mijn hand tegen de stam, de levenskracht van de boom voelde ik door me heen pulseren. Het gevoel dat we een werden deed me evenveel als de laatste keer dat ik het deed. Deze boom vol kracht en wijsheid.
Achter klonk plots enkele takjes die braken en ik wist dat het Jona was. Met een glimlach draaide ik me om en zijn naam hing aan mijn lippen.
'Jona, je bent er.' Met enkele stappen was ik bij hem klaar om hem een knuffel te geven, maar ik iets deed me stoppen. En dat iets waren zijn uitdrukkingen, hij leek triest en kwaad, maar bovenal walging. Walging naar mij toe.
'Jona, wa-'
'Ik wou alles doen en toch hem, dat walgelijk wezen? Waarom Eirian, waarom kun je niet gelukkig zijn met- waarom is dit niet genoeg?'
Vol vragen reikte ik naar hem toe maar hij trok weg, vies van mijn aanraking.
'Raak me niet aan, alsjeblieft raak me niet niet aan. Heb je enig idee wat je doet? Hoe je speelt met mensen?'
'Jona, waar heb je het over?' Stamelde ik volledig van de kaart.
'Je weet best wat ik bedoel Eirian, ik heb het gezien. Ik heb alles gezien, maar dat kan je vast niets schelen of wel?' Hij bleef maar praten, schreeuwen, en ik begreep er niets van. Waar had hij het over, wat had ik gedaan dat het hem zo kwaad maakte? Dat het hem zo kon pijn doen?
'Jona, praat met me, leg het me uit. Ik wil-'
'Hoe wil je dat ik je iets uitleg als je niet luistert. Alles dat ik je verteld heb, je luisterde niet en ik het doet me pijn om je daar zo te zien staan. Je weet best wat je gedaan hebt en liegt tegen me. Weet je Eirian, je bent diep vanbinnen enkel slecht, verrot. Een heks is er niets tegen. Had ik je maar niet gevonden in het bos.' Ik kreeg iets tegen me aan als hij verder van me af ging staan. Zijn ogen leken te kolken, waren rood geworden en leken te sparkelen in de reflectie van de boom.
Maar dit was niet Jona de elf zijn zachte blik, dit was niet Jona de prins zijn vrolijke blik, dit was Jona zijn gebroken blik. En het deed me pijn om het te zijn zelfs na alles wat hij tegen me zijn. Het deed me pijn om hem zo te zien en ook om te horen wat hij allemaal over me zei. Het was als de zon te hard brandde als het sneeuw te koud was en als de wind te hard blaasden. Het was een roos die een scherpe doorn in je huid plantte.
'Jona, luister naar me. Je bent overstuur, je meent dit niet. Ik heb niets gedaan, ik heb geen hem. Er is helemaal geen hem behalve-' ik stopte mezelf voordat ik domme dingen ging zeggen. Jona leek niet te luisteren. Zijn blik van walging wou niet wijken.
'Nee Eirian, luister naar mij. Blijf uit mijn buurt, nee nog beter blijf uit mijn leven. Ik hoop dat we elkaar lang niet meer zullen zien.' Zo ging hij weg me alleen latend bij de witte schitterende eik.
De rust die er enkele seconden geleden nog door me ging ebde weg en maakte plaats voor hopeloosheid en onwetendheid.
Wat was er net gebeurd?
Wat was hij aan het zeggen?
Waar had hij het over?
Was het mijn schuld?
Ik heb toch niets fout gedaan?
Of wel?
Was dit mijn schuld?
Wie was hem?
Nathan?
Kylian?
Maar ik heb amper met beide jongens gesproken, dat kon het toch niet zijn?
Moet ik hem achterna om te praten?
Zou hij me dan misschien harder gaan haten?
Of als ik niets deed, zou hij dan met me willen praten?
Zou hij terug komen?
Zou hij ontdekken hoe dom hij klonk of was dat ik?
Verdwaalde tranen liepen van mijn wangen en een onbekende kracht klopte door me heen wat blijkbaar de boom was waar ik steun bij zocht.
Toen viel mijn oog op een glinstering tussen de zwarte bladeren, een ketting met een blauwe, heldere steen aan in de vorm van een druppel. Prachtig was het en met het mooie juweel in mijn had stuurde ik mezelf bij.
Ik kon hier niet blijven, ik kon ook niet naar het elfenpaleis ze zouden me gek verklaren en mijn opa verwittigen. Dat was het laatste wat ik nu kon gebruiken.
Met benen die een heel stuk zwaarder leken dan voordien ging ik weer naar de gouden brug en sleepte mezelf eroverheen.
Het bos waar ik nog door moest leek ook groter en ik verdwaalde op mijn weg terug naar de straat.
De betonnen weg leek ook langer en grijzer.
De bomen om me heen leken grauwer en de krekels luider.
Het leek eeuwen te duren voordat ik thuis was en mijn tante negeerde die voor de televisie al een tweede film had opgezet en vroeg of ik mee wou kijken. Wat ik weigerde met een rauwe stem.
Twintig trappen omhoog en nog zeven stappen naar mijn kamer. Nog vier vooruit en mijn bed verwelkomde met met open armen.
En daar, in Laoni Eirian Sugertree's bed, opgerold in een bolletje liepen de tranen over mijn gezicht.
De verdwaalde tranen leken hun weg gevonden te hebben. Snikken dempte ik in mijn kussens. Snot veegde ik aan de duizenden velletjes papier.
Mijn tante bracht me een kop hete thee en vertrok met een schouderklopje. Me vertellend dat de jongen het niet waard was.
Maar was het zo?
Was iemand op wie ik mijn eerste crush had het niet waard?
Was iemand aan wie ik vijf lange jaren dacht het niet waard?
Was iemand op wie ik vijf lange jaren verliefd was het niet waard?
Mijn hard vond alleszins dat hij mijn tranen waard was.
Mijn laatste herinnering van die nacht was naar de ketting starend en denken dat het inderdaad een nacht was geworden met een heleboel nieuwe herinneringen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top