Hoofdstuk 7

Omdat we nu toch al in het paleis waren vond opa het een goed idee om ook een bezoekje te brengen aan koning Max. Toen die mij zag zei hij enkel dat hij blij was om me ongedeerd terug te zien, maar daarna zei hij vriendelijk dat ik moest ophoepelen want ze moesten nog dingen bespreken.
Dus daar liep ik dan wat rond te dalken in het immense elfenkasteel. Ik wist wel hoe vreemd het zou zijn als ik terug naar mijn gastenkamer en Jona daar nog zou liggen. Ik wist ook wel dat Tiadora buiten ergens met zwaarden aan het zwieren was. Ik wist ook dat Fiona aan het slapen was.
Wat er dus op neer kwam dat ik helemaal alleen was.
Het probleem was als ik alleen was, maar gedachten de vrije loop kregen en dat was nooit goed.
Zoals gewoonlijk was Jona het eerste dat in me op kwam. Hoe zijn zachte aanraking me kalmeerde en me verzorgde. Ik weet gewoon zeker dat er iets tussen ons is. Iets wat ik niet kon benoemen of misschien was het enkel een hoop. Kon je iets zo hard hopen dat het realiteit leek? Was al dat, al die gevoelens, enkel verbeelding?
En Nathan.
Wat moet ik nog met hem gaan doen. Sowieso moet ik nog met hem praten, dat leek wel duidelijk.
Ik hoopte zo dat hij niets had gezegd, hoewel ik betwijfelde dat iemand hem zou geloven. Niet dat dat beter zou zijn, de kans dat ze hem in een gesticht gestoken hadden was enkel groter.

'-Ian, he. Hoor je mij wel? Ben je doof?' Verbaasd keek ik op naar de elf die voor me was verschenen.

'Ben je tegen mij bezig?'
De jonge elf grinnikte zacht en zijn puntige oren gingen op en neer.

'Ik moest je iets geven van Jona. Hij had een vergadering waar hij bij moest zijn.' De elf gaf me een opgevouwen wit papiertje, maar bleef toch staan om me aan te staren.

Ongemakkelijk frunnikte ik aan het papiertje. Ik draaide wat heen en weer. Wou hij nog iets zeggen of vond hij het gewoon fijn om meisjes een ongemakkelijk gevoel te geven.

'Was er nog iets?' Het was eerder een nerveuze vraag hoe hij daar stond te kijken.

'Nee, het was gewoon... je bent zo verandert.' Ongelovig schudde hij zijn hoofd als mijn wenkbrauwen naar elkaar toe kropen.
Verandert? Kende ik hem dan van vroeger?
Ik krabde aan mijn nek.

'Maak je geen zorgen, het is al even geleden. Ik ben een goede vriend van Jona, we speelde vroeger vaak samen-'

'Ah ja, ik weet het weer,' het beeld van de kleine met die schattige krulletjes en lichte ogen elf die altijd de betweter was verscheen weer voor mijn geest, 'wacht je naam... daar heb ik het meestal moeilijk mee. Gyli... dat klinkt vreemd, brilia... nee sorry dat klinkt lelijk. Eum was het... Kyli... wacht nee Kylian. Het was Kylian was het niet?'
Het was grappig om te zien hoe zijn ogen ook schitterde van plezier als ik zijn naam probeerde te raden.

'Dat duurde even, maar je hebt gelijk, Kylian. Het is fijn om je opnieuw te ontmoeten.' Zei hij lachend.

'Wel jij ook, was jij het ook niet met dat zwaard gisterenavond?' Gegeneerd keek hij weg. Hij leek er zich zelf voor te schamen.

'Sorry daarvoor, het waren orders. Ertegenin gaan is zoals zelfmoord plegen.'

'Maak je geen zorgen. Ik begrijp het best.' Antwoordde ik met een wegwerpgebaar.
Er ontstond opnieuw een stilte tussen ons in en we keken elkaar beide bevreemd aan. Als de oude bekende die we waren.

'Ik denk trouwens dat je terug moet, Paterson, je opa, is naar je aan het roepen.'
Ik haalde mezelf uit mijn trance en zwaaide hem nog tot ziens. Zo snel ik kon rende ik allerlei trappen op en gangen door.
Hoewel ik echt niet weg wou, wist ik wel dat ik terug moest. Het was enkel soms fijn om me hier zo thuis te voelen.

'Eirian, je laat me echt vragen stellen bij die nieuwsgierige en koppige aard van je.' Zuchtte opa toen ik weer bij hem was met rode aangelopen wangen en een hijgende adem.
Al dat ik kon doen was lachen.
Hij was de (meest nieuwsgierige) van ons beide.

De rest van de ochtend verliep snel. Wanneer ik bij mijn oma aankwam kneep ze me bijna fijn en verbood me om nog een stap 's nachts in het bos te zetten. Toen vloeide de tranen, waar ik ongelofelijk slecht mee was. Ze snoof wat en murmelde dat ze niet nog iemand wou verliezen waardoor ik ook weer begon te huilen. Mijn oma en ik waren echt de huilebalken van dienst.
Opa stuurde me niet veel later naar huis zodat ik mijn tante ook niet teveel zorgen geef.
Het was al bij al een hectische ochtend, en dat voor 9.00.

Wanneer ik op mijn kamer was liet ik me opgelucht op het bed vallen. Blij dat ik even kon slapen, blij dat ik even kon rusten en al de zorgen van me af kon zetten. Ik viel dus ook als een blok in slaap.

Mijn keel was net schuurpapier als ik terug wakker werd. Met mijn vuile kleren van de vorige dag was ik verwikkeld met de lakens en voelde hoe mijn kwijl mijn kussen nat had gemaakt. Als een zombie kroop ik uit mijn bed en ging in een waas naar beneden.

'Zie hier welk engeltje naar beneden komt.' Lachte mijn tante als ik haar aankeek in de keuken.
Mijn reflectie die ik zag in de spiegel sprak duidelijk het tegendeel.

'Hoelang heb ik geslapen?' Vroeg ik al wrijvend in mijn ogen na een groot glas water.

'Enkele uurtjes, het is nu half vier dus nog even en je kunt me helpen met het eten.' Antwoordde ze met een licht plagend ondertoon.
Maar mijn reacties bleven enkel nog maar bij knikken. Een koude douche dat zou me goed doen.

'Je kunt een bad nemen en misschien die kaak van je even afvegen. Die lieve jongen die eerder vandaag kwam moet dat toch niet zien.'
Geïrriteerd veegde ik mijn kaak af tot het bij me doordrong dat ze het had over een lieve jongen die was langs geweest.

'Wat zei je over die lieve jongen?'

'Ja zijn naam ontglipt me even, maar zijn moeder werkt in de supermarkt. Hij kwam eerder vandaag langs, wou weten dat je thuis was en vertrok dan weer nadat ik had gezet dat je sliep.'
Nathan, het kon niet anders. Hij was de enige van in de buurt die me zou willen ontmoeten en wel... het was best duidelijk wat hij wou vragen.
Ik hoopte oprecht dat alles goed ging met hem. Misschien was het een goed idee als ik hem ging bezoeken. Ik zou hem al zeker allerlei dingen kunnen uitleggen dat was toch al een zekerheid. Hoewel ik hem alles al had verteld had ik toch het gevoel dat hij meer uitleg verdiende. Ik had hem mee gesleurd naar het elfenrijk.

'Weet je toevallig waar hij woont, had hij er iets over verteld?' Vroeg ik ongemakkelijk.
Mijn tante keek me met een grijns aan en knikte.

'Enkele straten van de cinema. Een gezellige buurt, Coriline, je kent haar wel ze komt hier vaak op bezoek, woont naast hen.'

'Je vindt het toch niet erg als ik hem even ga bezoeken. Toch?' Ik keek haar met een schaapachtige glimlach aan, waar ik van wist dat ze zou toegeven. Gewoon omdat ze het grappig vond.

'Ga jezelf dan meer eerst even opfrissen en wacht tot na het eten.' Vertelde ze en ik sloeg snel mijn armen om haar heen.

'Hup, want ik wil dat je terug bent voor tien uur. Het is dan misschien weekend, maar morgen had je beloofd om mee te gaan winkelen. Die kast van je moet dringend op gerommeld worden.'
Daarop draaide ik met mijn ogen en ging snel in bad.

Met schone kleren, een gewassen lichaam en een volle maag vertrok ik naar Nathan zijn huis. Tante nam me vroeger mee als ze naar Coreline ging, maar dat ik toch ook al een paar jaar geleden. Dus ik zou het moeten doen met mijn geheugen dat op niets trok. Het leek wel korter dan dat van een goudvis op sommige momenten. En dit was een van die momenten.
De cinema wist ik nog wel zijn dus daar ging ik eerst heen. Op dit uur was het er toch wel best druk. Een kleine stad van 20.000 inwoners met een cinema, een school en enkele winkels. Ook niet te vergeten Jack's&Mag's de diner waar iedereen rond hangt.
Maar vandaag was de cinema de plaats waar iedereen leek te zijn. Wel iedereen behalve Nathan, hij was er in de verste verte niet te zien. En ik, want ik wou er geen minuut langer blijven in dat mierennest.

Doorgaand naar de wijk achter de cinema richtte ik me op de naambordjes van de straten. De naam van de straat zou ik toch moeten herkennen. Na negen straten gepasseerd te hebben vond ik eindelijk de straat waar Coreline in zou wonen. Normaal toch. Als alles goed was.

Wat ik me wel herinner van Coreline is dat ze in een licht huis woonde bijna volledig wit, het was schattig, niet te groot want ze was maar alleen en het had een mooie tuin met van die grote groenten die ze dan ging ronddelen aan iedereen die ze kende.

En daar was het dan het witte huisje dat ik me nog vaag kon herinneren. Met naast het huis twee grotere huizen met het linkse een beige kleur en het rechter een grijze kleur. In beide brandde er een lamp en stonden er fietsen aan het huis. Bij beide stond er een auto het enige verschil was dat bij het beige een schommelstoel met een pop op lag en bij het grijze nergens een pop was te bekennen. Dus de volgende vraag verscheen.
Had Nathan een zusje?
Hij was altijd wel erg zorgend voor iedereen om zich heen, dus dat kon erop wijzen dat hij ook heel zorgden was met zijn zusje. Hoewel hij haar nooit heeft vermeld, maar ja we hebben een avond met elkaar gesproken. Dat was dus niet echt betrouwbaar om daar gebruik van te maken. Niemand op mijn school had ooit iets gezegd over zijn zusje. Misschien was dat iets vreemd. Hij leek me ook veel te losbandig om een zusje te hebben. Hij ging teveel weg om daarna ook voor een jongere zus te zorgen.
Mijn redenen trokken allemaal op niets dus ging ik maar voor het huis zonder op, het grijze.
Het had een mooie deur en onmiddellijk klopte ik ertegen, waardoor ik mezelf wel op mijn kop kon slaan, want er hing duidelijk een bel naast mijn hoofd. Waarbij ik dan ook nog eens op drukte. Achter de deur klonk een zeurende stem die verveeld "jaja" zei.
De deur vloog open en een man met een geruit hemd stond voor me. Ik nam zijn verschijning in me op en vergeleek die met Nathan.
Misschien dezelfde neus of het haar.
Ik schraapte mijn keel en vroeg vriendelijk of Nathan thuis was. Hopend dat ik juist had gekozen.

'Nathan? Je hebt hem net gemist. Hij zei dat hij nog ergens heen ging, waarom wie ben je?'
Ik glimlachte vriendelijk hoewel het eerder met kiespijn was en stelde mezelf voor.

'Ik ben Laoni Sugertree, iemand van zijn klas. Hij leek gisteren nogal overstuur, ik wou even komen kijken hoe het met hem ging.' Verzon ik daar ter plekken.

'Overstuur? Nee, niet echt denk ik, ik heb hem niet veel gezien vandaag. Hij was heel de dag met vrienden.'
Als antwoordt knikte ik en zei dat ik wel een andere keer zou terugkomen.

'Hé Laoni, waarom kom je langs? Je kunt hem toch evengoed bellen of iets sturen via al die sociale media?'
Verbaasd keek ik op en zei dat ik dat niet had. Dat ik er het nut niet van inzag. En vertrok weer naar huis.

'Wel jij bent snel thuis.' Zei tante die voor de televisie met haar rabarber zat. Na al die tijd begreep ik nog niet hoe ze het zo kon eten.
Eerst wou ik zeggen dat ik veel sneller terug ben dan dat ik heen was, maar ik betwijfelde dat ze het zou begrijpen.
Dus ik vertelde haar maar dat hij niet thuis was.
Vervolgens ging ik weer naar boven en ging op mijn bank bij het raam zitten. De zachte kussens om me heen waren kleurrijk en gezellig. Het raam was koel van de regenbui eerder deze dag. Als ik mezelf neerlegde vielen mijn ogen op het witte opgevouwen papiertje van Jona.

Mijn korte arm zou er nooit bij ik kunnen dus stond ik op en nam het van mijn nachtkastje.
Ontvouwde het voorzichtig en las het zijn sierlijke handschrift.

Liefste Erian.
Kom zondagavond naar de witte eik. Ik wacht daar op je om negen uur. Kom alsjeblieft.
Heel veel liefs,
Jona

Een fladdering van mijn hart. Ik las het opnieuw en opnieuw.
De heel veel liefs brandde op mijn netvlies en ik kreeg geen genoeg van zijn woorden.
Morgenavond.
Beloofde ik mezelf.
Morgenavond wordt magisch.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top