Hoofdstuk 6

Een schurende keel, een bonzend hoofd en een drukkende pijn op mijn schouder. Dat was al de pijn die ik voelde, eigenlijk het enige dat ik voelde. Als ik mijn ogen opende was het nog even donker als wanneer ze nog gesloten waren.

'Eirian? Blijf liggen. Dat is beter voor je.' Een zachte stem naast mijn oor sprak mijn naam, maar ik kon me niet herinneren van wie de stem was.
Voor een tweede keer probeerde ik met mijn zware ogen te knipperen. Deze keer zag ik wel iets een witte waas. Bij de derde keer zag ik eindelijk wat ik hoorde te zien.

'Eirian? Hoe voel je je?' Vroeg ze, nu met het heldere gezicht van Fiona.

'Wat... wat doe je hier?' Stamelde ik en kroop recht van het zachte bed waar ik in lag. Als ik eerlijk was moest ik toegeven dat het bed van opa en oma erg goed lag. Dat ik dan op zo een oude matras moest liggen was wel oneerlijk. En sinds wanneer waren de muren zo hoog en met die lichte kleuren?
Ik kroop opnieuw recht, maar Fiona hield me tegen.

'Je moet echt rustig doen.' Zei ze tegen me  en gaf me een glas aan met iets wit in.

'Ik ben niet bij mijn grootouders?' Het was een retorische vraag, het was duidelijk dat ik niet bij mijn oma was. Ik was terug in het elfenrijk. Terug in het rijk van de fantasie, terug ik het rijk van Jona.

'Hoe... wat is er gebeurd? Waarom ben ik hier?' Al dat ik kon doen is brabbelen in vage zinnen en hopen dat Fiona er iets van begreep.

'Je vertrok midden in de nacht en helemaal overstuur. Jona was dan achter je aan gereden om ervoor te zorgen dat je veilig was, maar toe hij Tessa eindelijk zag... ik weet het niet hij zei dat jij op de grond lag buitenwesten en dat Tessa erg overstuur rond liep.'
En dan herinnerde ik me weer vlagen. Stukken dat ik op Tessa haar rug zit en de muziek van de dorpjes. Het plotse licht en de oude vrouw. Dat kon ik me nog herinneren, maar hoe ik buitenwesten was beland, was een groot raadsel ook voor mij.

'Je weet het niet?' Met een diepe frons schudde ik mijn hoofd, 'maak je er dan maar niet druk in oké? Rust nu nog meer even, want je bent vast moe. Ik weet niet, je ziet er moe uit dus slaap nog maar even. Ik had Jona beloofd om hem te halen als je wakker was, die jongen kan ook ongelofelijk koppig zijn. Niet te geloven.' Met een bemoedigende glimlach kreeg ik nog een kneepje in mijn arm en zo liet ze me achter, met mijn luidruchtige gedachte.
Laat de slaap maar snel komen, dacht ik en draaide me op mijn zij.

Duisternis omringde me, een rilling van koude liep over mijn rug en de stilte was moordend. Dan stille stemmen die me voorbij gaan, ze waren nog te ver, als ik ze misschien kom volgen. Mijn lichaam kwam in beweging zonder dat ik iets leek te voelen en dit werd enkel vreemder. De lage stemmen volgde ik tot een opening, een opening met fel licht dat in mijn ogen scheen als een zaklamp. Maar dat was de enige weg uit. De enige weg uit dit alles. De nieuwsgierigheid voor deze plek steeg ook wel en als een prooi die zijn roofdier besloop ging ik naar de lichte opening.
Zou het een teken kunnen zijn? Misschien was ik gestorven en was dit de weg naar de hemel?
Ik stapte de ruimte binnen en al dat ik hoorde waren verschillende lage stemmen. Dan zag ik daar ook een elf, een fee, een dwerg en een trol tegen de muur staan. Toen zag ik het, toen zag ik dat ik me niet ik de hemel bevond, maar hel zou er niet ver van verschillen. 
Bloederige snijwonden en steekwonden sierde hun hele lichamen en sommige leken zelf op klauwen.
Mijn benen die aan de grond gelijmd waren konden me niet dichter naar ze toebrengen noch verder van ze weg gaan.

'Enkel de engel en we zullen enkel haar nog nodig hebben.' Een vrouwelijke stem brak mijn trance, maar het was al snel duidelijk dat zij niet hier was om ze te helpen. Haar lange nagel waren minstens vier centimeter lang en haar haren zwart als raven. Een jurk donker als de nacht die over de vloer sleepte. Maar dan haar ogen, ongelofelijk.
Prachtig en dodelijk.
Ogen rood als bloed.
Kijken me recht aan.

Met een hap naar adem schoot ik recht en probeer zoveel mogelijk lucht weer in mijn longen te krijgen.

'Eirian, verdomme, wat is er gebeurd? Heb je pijn? Had je een nachtmerrie? Heb je last van je kneuzingen?' Een bezorgde stem snelde naar me toe en Jona zijn warme handen omklemmen mijn arm teder.

'Een nare droom, denk ik.' Antwoordde ik vermoeid en trachtte de slaap van mijn gezicht te vegen. Vervolgens keek ik nog eens naar Jona, maar iets van zijn schittering leek verdwenen. Hij leek niet meer de speelse elfenprins, hij leek ouder en wijzer en veel triester.

'Is alles wel goed met je?' Ik keek hem onderzoekend aan.

'Vraagt degene die bewusteloos in het bos lag.'

'He ik ben serieus.'

'Weet ik, ik ook trouwens hoe voel jij je?'

'Eerlijk?' Vroeg ik bedenkelijk en hij knikte.
'Als iemand die aan de voorkant van een trein is vastgebonden en door vier betonnen muren is gereden.'

'Dus je hebt erg veel pijn?' Vroeg hij met een vreemde frons op zijn voorhoofd waar ik van moest lachen.

'Ja, ik heb best veel pijn.' Zei ik wanneer mijn lach weg was gestorven. Ik keek naar hem en hij naar mij. Er vlogen duizenden dingen door mijn hoofd die ik wou zeggen. Dat het me speet van er zo van door te gaan, dat het me speet dat ik hem ongerust had gemaakt. Dat het me speet dat ik zo stom was deze nacht, dat het me speet dat ik Nathan had meegenomen. Het lijstje was eindeloos, maar zonder enkel begin.
Jona leek ook iets te willen zeggen, maar zijn lippen hield hij stijf op elkaar. Het was dus ik die het moest aanhalen.

'Jona,' zijn ogen schoten omhoog recht in die van mij, 'dank je dat je me hebt geholpen. Zelfs na... die ruzie.'
Een van zijn wenkbrauwen kroop omhoog en een uitdrukking vol vragen stond op zijn gezicht.

'Wat bedoel je, dat het vreemd is dat ik je hielp omdat we een discussie hadden?' Zoals hij het zij leek het wel het vreemdste dat je kon doen, was dat echt zo? Is het normaal dat je iemand helpt nadat je met die persoon een ruzie had? Als dat zo is, waarom gebeurd het dan zo weinig?

Jona zuchtte geïrriteerd en schudde zijn hoofd.

'Jullie mensen... ik kan jullie maar niet vatten.'
Daar moest ik van lachen, dat zouden mensen ook over hem zeggen.

'Je hebt gelijk, mensen, wat ongelofelijke vreemde wezens.' maar al dat Jona deed was me aanstaren, met zijn intense ogen los door mijn ziel kijken. Het bloed begon sneller te pompen in mijn lichaam en mijn wangen warmde op in topsnelheid. Ongemakkelijk draaide ik mijn hoofd weg van zijn blik. Maar daar in dat moment dat hij naar mij staarde en ik naar hem, het voelde wel alsof er iets was. Die klik, die vonk, die vlam, alles en niets op een hetzelfde moment. Misschien, mogelijk, wellicht was er hoop, illusie, uitzicht.
Kon ik me daar aan vastklampen? Zelfs al was het niets?

'Luister Eirian, zelfs al hebben we laaiende ruzie of doodse stilte voor jaren, ik geef om je en dat zou ik altijd doen. Dus wat er ook gebeurd, ik help je, ik zal je altijd helpen.' ik zag hoe zijn adamsappel naar boven en naar beneden hopte, ik zag hij zijn mond strak spande als hij sprak, ik zag hoe zijn huid bleek was van te weinig aan slaap. Ik zag alles, elk detail zo duidelijk dat het eng was. Maar het kon me nogsteeds de adem benemen. Hij was zo normaal, maar ook weer zo verschillend. Al dat me van hem scheidde waren die puntoren aan de zijkant van zijn hoofd en die ogen die heelder werelden konden betoveren.

En dan legde ik mijn hand op zijn arm, zelf niet wetend waarom, maar toch deed ik het. Ik keek hem in de ogen en glimlachte.

'Als het geruststellend is, ik zou hetzelfde doen.'

'Natuurlijk zou je dat doen,' grinnikte hij en liet zijn hoofd in zijn handen hangen, 'mijn vader heeft je opa laten weten dat je hier bent en hij zal je komen halen.'
Mijn antwoordt was een knik en iets dat leek op dat het goed was om te horen en liet me terug zakken tegen de bedsteun.

'Trouwens, weet je opa al van die tekening op je rug?'
Nu was ik het die hem vragend aankeek.

'Ja dat op je schouder, wacht dan toon ik het je.' Hij sprong van zijn stoel en hielp me uit het donzige bed.

'Jona, ik heb niets op mijn schouder staan, waarschijnlijk is het gewoon wat vuil.'
Zijn ogen wisselde van mijn gezicht naar mijn rug, maar hij zij niets.
Hij opende een deur die naar een badkamer leidde, deze was kleiner dan de vorige, maar dat is te verwachten aangezien de vorige aan Jona toebehoorde en hij een prins was. En ik blij moest zijn met deze kleine kamer, wat ik ook was.

'Hier kijk.' Hij zette me voor de grote spiegel en jawel, daar op mijn schouderblad gebrand een teken van vier lijnen. Mijn hand gaat automatisch naar het teken en raak het voorzichtig aan. Als mijn vingers de zwarte huid aanraakte schoot er een pijnprikkel door mijn hele lichaam en ik liet mijn hand snel vallen.

'Wat is het?' Vroeg ik angstig maar hield mijn blik op de wonde gericht.

'Ik zou het niet weten, ik dacht dat het een gewone huidtekening was, maar als jij niet weet hoe je er aankomt... magie?'
Magie.
Ik zelf kon het niet gebruiken, maar de feeën waren meesters in de kunst. Had een fee het gedaan? Was dit magie voor geluk? Of was het duistere magie? Magie om pijn te leiden, om het kwade over me heen te sturen.
Noch goede noch slechte magie, het kon me niets schelen. Ik wou het niet, ik wou geen teken op mijn schouder. Ik wou niet betoverd of vervloekt worden.

'Gaat het eraf?' Vroeg ik en bracht mijn vinger weer naar het teken.
Jona bekeek het teken ook en ik zag hoe hij zijn lippen op elkaar perste.
Maar het moest eraf, ik kon niet naar school gaan als ik elk moment kon branden, kon zweven, kon transformeren, kon sterven.
Mijn vingers waren al over het teken aan het gaan, eerst rustig, maar nu al sneller.
Het moest er gewoon af, ik wou het niet, waarom kon ik nooit iets krijgen dat positief was? Waarom kon ik niet gewoon een boswachter worden en al dit laten verdwijnen?
Was het echt zo moeilijk om me ook iets te gunnen? Om me ook een keer niet het slechte te geven? Misschien was ik al vervloekt, vele jaren eerder en was dit teken enkel het effect ervan. Misschien was dit het signaal dat ik eindelijk ging sterven.

'Eirian, wat doe je? Stop ermee.' Jona zijn stem brak door mijn eigen gedachte. Maar het had geen zin meer. Mijn nagels waren al bezig met de huid van mijn vel af te schrapen. Ze waren al bezig met het vieze teken van mijn lichaam te halen en de schrijnende pijn probeerde ik te onderdrukken.

'Eirian, stop.' Jona zijn hand hield de mijne tegen, maar ik schudde hem van me af. Ik schudde alles van me af, maar dat teken wou er maar niet af.

'Eirian, hou er mee op verdomme.' Hij trok hard aan hij armen dat ik voorover viel ik zijn armen en hij me tegen zich aan trok. Ik hoorde hoe zijn hard denderde in zijn borst en hoe zijn ademhaling tekeer ging. Ik voelde zijn beschermde armen om mijn rug en zijn hoofd tegen dat van mij steunend.
De pijn die ik dusdanig probeerde te onderdrukken verscheen terug aan de oppervlakte samen met al de andere gevoelens die ik probeerde te onderdrukken.

'Luister Eirian, ik ga je rug verzorgen daarna kun jij je opfrissen. Als je klaar bent neem ik je ergens mee naartoe, is dat goed voor je?' Zijn zachte stem was ook weergekeerd, maar zijn beschermde armen lagen niet meer om me heen, zijn snelle ademhaling voelde ik niet meer en zijn denderend hart hoorde ik niet meer. Maar zijn ogen keken weer in die van mij en dat gaf me voor nu genoeg kalmte.
Ik knikte want ik had wel nood aan buiten en liet Jona mijn rug verzorgen met een of andere elfencrème tegen wonden en hing er iets overheen.
Daarna liet hij me alleen in de badkamer, ik zag eruit als een lijk dat drie dagen achter een paard heeft gehangen dat door een bos liep. Zo goed en zo slecht als ik kon trachtte ik mezelf op te frissen. Mijn rugzak stond ook op een of andere in deze badkamer en ik haalde er snel mijn extra kleren uit. De zwarte broek haalde ik eruit samen met de hoodie die er ook nog opgerold in lag. Mijn haar deed ik in een staart en mijn gezicht boende ik schoon.
Met een laatste blik op de spiegel besloot ik dat het goed was. Ik zag er dan maar niet uit als een prinses, maar Eirian zal ook maar moeten doen.

Maar als ik de deur opende en Jona zag liggen in het bed, had ik niet meer de behoefte om even weg te gaan.
Het was waarschijnlijk de eerste keer dat hij kon slapen deze nacht dus hoe kon ik hem dan wakker maken?
Ik zette me in de comfortabele stoel die hij naast het bed had gezet en keek hem met een bescheiden glimlach aan.
Zelfs zo kon hij mijn hart nogsteeds sneller doen slaan.

Na een tijdje neem ik mijn rugzak en haalde het Sugertree-boek eruit en begon er in he bladeren.
Het begon heel erg saai met het dagboek van de eerste boswachter waar enkel de hoeveelheid moorden en de mensen in het bos kwamen op stond. Gelukkig stonden er ook erg grappige bij en ook minder grappige.
En dan klopte er iemand op de deur. Ik ging ernaartoe en deed de deur zo stil mogelijk open en daar voor me stond mijn grootvader met die afkeurende blik in zijn ogen.

'Sorry.' Mompelde ik en ging gedwee met hem mee. Jona achterlatend op het bed in een diepe slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top