Hoofdstuk 5
Het warme water uit het bad omhelsde me. Ik liet mijn hoofd nog eens onderdompelen en genoot van de stilte om me heen. Mijn gedachten die eindelijk leken weg te ebben. Het maakte me kalm.
Zelfs de gedachte dat Jona in de kamer naast me bevond maakte me even niet meer uit. De gedachte dat we op de gang bijna hadden gekust maakte me ook niet meer uit.
De gedachte dat ik me even geen zorgen moest maken. Niet om Jona, niet om Nathan.
Het voelde fijn.
'Hé Eirian?' maar Jona moest dat gevoel weer doorbreken.
Gefrustreerd veegde ik al het hete water van mijn gezicht en vroeg wat er was.
'Niets gewoon even luisteren of je nog wel leefde.'
Verveeld draaide ik met mijn ogen en liet me weer in het water zakken. Hij kan toch zo idioot zijn.
'En we gaan bijna eten.'
Geïrriteerd stapte ik uit het heerlijke bad en begon me snel af te drogen. Ik kreeg ook nooit de tijd om hier even te genieten. Ik keek naar het hoopje kleren dat ik op de grond had laten liggen en besloot dat ik ze niet meer kledingwaardig waren. Zeker niet als ik bij de elfenkoning zou blijven eten. Daarbij hingen ze vol bladeren en modder van het lopen in het bos en stonken ze ook een beetje naar zweet.
Met enkel mijn ondergoed ga ik opzoek in mijn tas naar mijn trui.
'Trouwens Fiona heeft je hier ook gevonden. Ze heeft wat kleedjes voor je achter gelaten.' Mijn hoofd schoot recht als Jona dat zei. Wat zit ik hier dan te zoeken naar een trui? Net als ik de deur wou open herinnerde ik me eraan dat ik enkel mijn ondergoed aan had en bleef dan staan.
'Kun je misschien de kleedjes aangeven?' Vroeg ik poeslief. In de hoop dat hij het zou doen.
'Waarom kom je ze zelf niet naar buiten, dan kan ik me eindelijk ook klaarmaken.' Antwoordde hij en durfde erna nog eens te zuchten. Had hij niet door dat ik door hem zo lang in dat bad zat, dat ik me voor hem en al zijn ingewikkelde kronkels probeerde te verstoppen?
'Wel ik ga hier niet naar buiten voordat ik die kleedjes heb.' En toen viel het me pas op hoe veel gemakkelijker het was om hier te zeggen wat ik wil. Hier achter een deur en waar het enige dat me van hem kon raken zijn zijn woorden en zijn zachte stem. Waar zijn afgetrainde lichaam niet voor me kon pronken waar zijn ogen niet konden neer schitteren.
'Prima, ik hang het aan je deurklink. Doe nu maar gewoon door.'
Een glimlach omdat ik mijn doel had bereikt en ik opende deur een klein beetje en griste de jurk van de klink.
Argwanend keek ik in de spiegel. De jurk paste perfect. Dat was niet het probleem. Het was omdat de jurk perfect paste en dat het mooi bij me was dat ik argwanend keek. Natuurlijk moest ik niet verbaasd zijn dat Fiona me een perfecte jurk zou brengen, het was enkel dat ik en jurken niet altijd een goede combinatie zijn, zeker op mijn school. Ik wou niet opvallen dus al dat ik droeg waren broeken en T-shirts. Het voelde zo vreemd om die jurk te dragen. Het voelde wel fijn.
Het had lange mouwen, maar ik had het niet warm. Het had een hoge hals, maar ik voelde het niet. Het had een stof als kant, maar het was veel fijner en steviger.
Met ongemak deed ik de deur open en stapte ik de kamer.
'Jij neemt ook wel je tijd.' Jona stond op van het bed en liet zijn ogen over mijn lichaam gaan.
'Moest jij je ook niet dringend gaan opfrissen. We kunnen toch niet te laten komen op het diner.' Nerveus draaide ik mijn hoofd heen en weer. Zijn ogen maakte me zo onzeker over al dat ik doe.
'Dus je zou het dan nog op mij steken?' Vroeg hij grinnikend en schudde zijn hoofd.
'Ongelofelijk, meisjes.' Mompelde hij met en lach op zijn gezicht.
Een vlecht maken en mijn versleten sneakers terug aan mijn voeten en het gevoel dat ik niet mezelf was verdween alweer een beetje. Gelukkig had ik de speciale kracht van god gekregen om elke outfit toch op een of andere manier te kunnen verpesten met mezelf te zijn.
Maar ik had de matras nog niet kunnen aanraken als Jona weer de kamer in kwam lopen. Zijn haar nog nat en zijn het bad kwam het binnen, zonder enige schaamte in blood boven lichaam. Hij ging naar de kast zonder enige aandacht aan mij te besteden die uitbundig naar zijn bost aan het staren was en zag hoe hij die bedekte met een witte losse blouse.
Dan draaide hij wel zijn hoofd en hij moet mijn gezicht zijn want hij begint te lachen.
'Ben je klaar?' Vroeg hij als hij was uitgelachen. Al wat ik kon doen was knikken.
De weg naar de eetzaal was net zo ongemakkelijk maar niemand had me kunnen waarschuwen voor hoe het tijdens het diner was.
Koning Max zat aan de kop van de rechthoekige eiken tafel. Het was zo lang dat er zeker tien man aan kon schuiven en met wat wringen zestien. Fiona zat naast me ook ik een jurk enkel was die van haar erg opvallend. Knal rood, roder dan een rode roos en met een rok die uiteenbarstte als bladeren.
Tegenover ons zat Jona en Tiadora druk in gesprek over een of andere aanvalstechniek. Tiadora nog steeds in haar tenue van broek en blouse, maar het wapen ergens achter gelaten.
'Eirian, je kunt niet geloven hoe hard ik je heb gemist.' zuchtte Fiona naast me. Verbaasd keek ik op van de salade op mijn bord die ik niet probeer binnen te schrokken, ik had zo een honger.
'Een echt meisje heb ik hier echt gemist. Ik kan Tiadora wel meenemen naar de feestjes, maar ze wilt nooit luisteren als ik haar een verhaal vertel over jongens. Jij wilt wel naar me luisteren toch?'
Een prinses haar noden ontzeggen zou ik nooit durven en al zeker niet die van Fiona. Ze kon nogal koppig zijn.
'Ik luister graag, hoewel ik niet denk dat ik een meerwaarde ben voor jouw.' antwoordde ik bescheiden en liet mijn blik zakken tot op mijn salade.
'Oh maak je geen zorgen, ik heb genoeg verhalen voor twee,' ze gaf me een knipoog om vervolgens zelf verder te gaan met eten.
Het eten was heerlijk, het kon zijn omdat ik zo een honger had, maar even goed dat het een elfensalade was en dat ze er een of andere kruid bij hadden gedaan dat al je smaakpapillen triggerde.
'Maar ik weet zeker dat je een verhaal hebt over dat mens dat je had meegenomen.' Heel voorzichtig hief ik mijn hoofd op en kon niet anders dan opmerken hoe Jona zijn armspieren aanspande.
'Je bedoelt Nathan? Zo goed ken ik hem nog niet.' wuifde ik het onderwerp weg met een forceerde glimlach.
'Daar wou ik het ook nog eens over hebben mijn lieve Eirian. Een mens meebrengen naar onze wereld? Ik weet zeker dat er een goede reden voor was.' Koning Max keek me indringend aan en ik slikte snel de krop in mijn keel weg.
'Wel,' stamelde ik, 'het ligt nogal ingewikkeld. Zijn naam is Nathan en hij zit bij me op school.' Begon ik en keek ongerust naar de koning.
'Ik had hem gewaarschuwd om niet te komen zo laat in het bos, maar hij kwam en mijn opa vertelde het tegen mij en ik ben zo snel als ik kon naar hem opzoek gegaan. Net zoals u weet is het heel erg gevaarlijk en het was twee voor tien toen ik hem vond. Er was geen tijd meer om hem terug te brengen en prins Jona vond me daar met Nathan. Dus hij stelde voor dat ik mee zou komen en ik kon Nathan niet achterlaten dus had ik hem maar meegenomen. Hoewel prins Jona hem direct wanneer we hier waren terug naar onze wereld heeft gebracht. U moet me geloven als ik zeg dat hij geen bedreiging vormt voor het bos.'
'Je had jezelf niet zo in gevaar moeten brengen voor dat mens.' Verbaasd draaide ik mijn hoofd naar Jona die me met een harde blik aankeek.
Het is mijn taak om de mensen te beschermen die het bos inkomen. Wou ik tegenin brengen, maar hij blijft me voor.
'Je weet best hoe gevaarlijk het bos 's nachts is en toch ga je er heen zonder twee keer na te denken.'
'Natuurlijk, iemand was in gevaar.' toch opende ik mijn mond en trachtte te begrijpen wat er aan de aan hand was.
'Iemand?' Jona snoof minachtend, 'een mens was in gevaar.'
'Een mens is niet zo goed iemand die gered mag worden.'
'De woorden mens en gered kun je nu toch onmogelijk in een dezelfde zin zeggen. De mens is een allesverwoestend wezen dat enkel egoïstisch is en denkt dat alles en iedereen van hem is. De mens verwoest bossen, velden en zeeën. De mens verwoest zijn eigen wereld. De mens is een beest dat zich voed aan het leed van andere. De mens kun je niet eens beschouwen als een levend wezen.'
'De mens is niet een persoon en ze zijn zeker niet allemaal slecht Jona.' bracht ik in tegen zijn uithaal.
'Dat zijn ze wel en voor zo een verziekt wezen wil jij jezelf opofferen?'
'Jona wees niet hypocriet.'
'Als jij niet zo egoïstisch zou zijn.'
'Hoe ben ik dan egoïstisch? Wat heb ik fout gedaan?'
'Jij liep in het bos zonder na te denken, zonder aan de mensen te denken die wel op je geven. Wat als er iets was gebeurd in het bos, heb je enig idee hoe Tia of Fio zich zouden voelen?'
'Dus wat probeer je hier nu te zeggen, dat ik Nathan had moeten laten dood gaan?'
Ik keek hem recht in zijn prachtige ogen aan. Ze fonkelde zo fel, het goed leek wel tot leven te zijn gekomen. Toch leek ik niet onder de spreuk te zitten voor deze keer. Niet dat ik niet vol gevoelens zat, maar gevoelens die me achterlieten deden pijn als een steekwonde.
'Ja, je had dat mens moeten laten sterven waar het was. Wat het verdiende.'
Lang geleden daar was een elfenprins. Elke keer dat ik hem zag was hij de liefste jongen die ik ooit had ontmoet. Hij troostte me toen ik huilde, hij speelde met me toen ik allen was, hij liet me lachen toen ik jong was. Heel het rijk vond hem de beste zelfs wanneer hij enkel tien was. Iedereen wist dat hij de koning zou zijn, de koning die glorie zou brengen naar iedereen.
Die elfenprins is verdwenen, enkel een vurige cocon is er van overgebleven.
'Waarom omdat hij een mens is?'
'Precies mensen horen daar, dan kunnen ze eindelijk eens voelen hoe het is om verwoest te worden.'
'En wat met mij? Wat met mijn grootouders, mijn tante? Wij zijn ook mensen wil je ons ook dood?'
Jona keek de doods aan, opende en sloot zijn mond.
'Dat is anders Eirian, dat weet je best.'
'Dat is niet anders, hoe is het anders. Ik heb geen puntoren of vleugels, ik ben niet uitzonderlijk klein of uitzonderlijk sterk. Ik ben menselijk, met dezelfde slechte als goede kanten, met hetzelfde bloed, met dezelfde spieren en botten. Je gaat me hier niet vertellen dat ik geen mens ben.'
'Eirian, jij bent anders. Jij ziet ons, jij beschermt ons. Jij hoort bij ons.'
'Dat is niet waar, dit is niet mijn wereld en hoe langer ik hier blijf des te meer ik besef hoe hard ik van jullie verschil. Het was dom van me om te komen. Koning Max, ik ben zeer dankbaar voor u gastvrijheid,maar ik merk dat het tijd voor me is om te vertrekken. Ik zie u waarschijnlijk weer op de dag van mijn eedafname bij de counsil van de vijf rijken.'
Koning Max keek me enkel serieus aan en knikte. Fiona en Tiadora zaten nog op hun stoel vol verbazing te kijken wat er aan het gebeuren was.
'Kan je echt niet blijven?' stamelde Fiona en nam mijn hand in de hare.
Een treurige glimlach was al dat ik kon geven.
'Ik zie je terug binnen enkele jaren, beloofd.' vertelde ik haar en zwaaide nog kort naar Tiadora.
Daarmee vertrok ik, ik draaide de eetzaal de rug toe en vertrok naar de stallen. Zolang ik hoorde dat de deuren naar de eetzaal open waren kon ik me groot houden, maar nadat ik het zware hout hoorde dichtvallen liep ik zo snel als ik kon naar Tessa. Mijn rugzak zou mijn grootvader wel meebrengen. Vertelde ik tegen mezelf als ik in Tessa haar box stapte om de teugels en het zadel voor haar te nemen. Tranen liepen al van mijn wangen, maar snikken hield ik tegen.
Als Jona dacht dat ik het zomaar zou toelaten dat hij zo over mijn familie en vrienden praatte dan zat hij er wel echt naast, maar het gevoel van verraad kon ik ook niet voor mezelf houden.
Hij had me beledigd en verraden. Net nu ik dacht dat hij en ik...
Maar al mijn gedachten zijn nu eenmaal geschift.
'Eirian, wacht!' maar Jona zijn kreet voor redenering was al te laat.
Met Tessa onder me draaide ik me nog een keer naar de jongen aan wie ik mijn hart had verloren, maar wist dat ik nooit mee zou zijn. De jongen die in drie uur me helemaal opnieuw verliefd kon laten worden, maar net zo snel me laten inzien dat hij en ik nooit iets zouden kunnen zijn.
'Soms kan wachten even vernietigend zijn als het hoopgevend is.' fluisterde ik en vertrok terug naar mijn eigen wereld.
Tessa denderde over de paden van het rijk. Duurde het de vorige keer ook zo lang met Jona? Mijn jurk wapperde tegen mijn lijf en mijn haar plakte in mijn nek. De vrolijke muziek raakte mijn oren, maar niet mijn ziel. Al dat me nu kon raken waren de armen van mijn oma in de hoop dat ze me kon troosten. In de hoop dat zij het vreselijke gevoel dat ik in me had kon doen verdwijnen. Is dat te veel gevraagd? Is dat te veel gevraagd net zoals al de andere dingen waarvoor ik ooit had gesmeekt?
Onder me begon Tessa plots te blazen en ik gaf haar een bemoedigend klopje.
'Nog even volhouden, we zijn bijna thuis.' beloofde ik haar. Bomen passeerde ons razend snel en de maan was het enige licht dat het pad belichtte. Maar ik gaf niet op, het was nog even. Nog heel even en dit zou weer voorbij zijn.
En daar uit het niets in het donkere een zwak geel licht, Tessa steigerde en ik moest mijn best doen om er niet af te vliegen.
Voor ons lag een oude vrouw op de grond. Zonder na te denken sprong ik van Tessa en naar de zijde van de oude vrouw.
Haar gezicht werd bedekt met haar mantel, maar haar handen waren bloot. Ze waren verrimpeld en vies.
'Mevrouw, het spijt me zo. Ik had u niet zien aan komen. Gaat het met u?' vroeg ik terwijl ik haar ondersteuning aan bood.
'Prima, prima. Nu dit kan een beetje pijn doen.' zei ze met een schrapende stem. Verbaasd keek ik haar aan tot ik een helse brandende pijn voelde op mijn schouder.
En daarna werd ik begroet door de heerlijke leegte.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top