Hoofdstuk 19
Samen met Fiona liep ik door de lange gangen van het elfenkasteel.
'Zit het nog allemaal goed?' Vroeg ze met een blik naar het harnas dat mijn borst beschermde.
'Alles is prima, geloof me Fiona, je hebt geweldig werk geleverd.'
Niet wetend wat ik vervolgens zou gaan doen stopte ik bij een bankje bij een raam.
'Hé, Jona is daar, ik moest hem nog naar vader sturen.' Ik volgde Fiona haar blik en inderdaad. Jona stond in het binnenplein, maar hij leek het wel gezellig te hebben met Mona. Zelfs van hier kon ik zien hoe mooi ze was, het was enkel normaal dat Jona haar leuk zou vinden.
'Waarom zou ze hier zijn?' Ik probeer zo onwillekeurig mogelijk over te komen als ik haar een betoverde glimlach zie schenken aan hem.
'Geen idee, ze is waarschijnlijk de strijder die de engelen hebben gestuurd. Ik heb gehoord dat ze best goed is met het zwaard.'
Natuurlijk ook dat nog, het was misschien nog dom dat ik hoop koesterde.
'Eirian, ik moet gaan. Je vindt de weg wel terug niet?'
Een kort knikje als antwoordt en Fiona was vertrokken.
Niet lang daarna besloot ik ook om niet langer te treuren om iets wat nooit van mij kon zijn en besloot dat ik maar wat zou gaan rond slenteren doorheen het kasteel.
Maar bij mij drongen mijn gedachten altijd binnen op momenten dat ik zocht naar rust. Gedachten die ik liever aan de kant schoof.
Gedachten over mijn vader, over mijn familie.
Hoe zouden ze reageren als ze weten dat papa nog leeft? Oma zou blij zij, niet? Ze heeft zo lang getreurd om haar verloren zoon dat ze wel blij moet zijn. En tante, hoe moet ik het haar uitleggen? Hier is de man die je zus waarschijnlijk heeft bedrogen. En maak je geen zorgen, hij was niet dood hoor enkel ontvoerd door een gestoorde koningin met wie hij een relatie zou hebben die nog eens uit een andere wereld komt waardoor je haar niet kunt zien. Ik wil ook niet liegen tegen haar, het is ook niet dat ik het kan, want wat zou ik zeggen. Er was niets dat ik kon zeggen dat geloofwaardig over kon komen. Iedereen heeft het graf van mijn vader onder de grond zien gaan. Iedereen heeft, gezien hoe zijn kist onder de grond werd gezakt en werd bestrooid met zand.
Met een zucht liet ik me tegen een muur vallen.
Kon het nooit voor een keer simpel zijn in mijn leven?
Ik zwierde de gedachten aan de kant en keek om me heen om me te oriënteren. Ik was in oostelijke vleugel, hier was ik nog nooit geweest, het was verboden voor me. Het was het oudste deel van het paleis met waarschijnlijk de kostbaarste spullen. Misschien was het inderdaad slim om me hier niet te laten komen, ik wou dit deel ook niet in vlammen laten opgaan.
Voorzichtig duwde ik me weer van de muur af en besloot een beetje te gaan verkennen. Daarvoor zullen ze vast niet boos worden. Het was niet dat ik twee keer tegen een kaars zou lopen, of wel?
Ik ging naar een prachtig versierde houten deur aan mijn linker hand en deed zo zo voorzichtig mogelijk open. Maar voorzichtig kon daarnaast ook nooit stil zijn, zeker niet met deuren zo oud als deze. Een luid, hoog piepend geluid echode door de gangen als ik snel de ruimte binnen glipte.
Het was een bibliotheek, een immense bibliotheek. Rijen boeken zo hoog als het plafond en zo ver als de lengte van een kerk.
Maar dat was niet al, daar in een hoekje van de grote, gevulde zaal stond iets wat ik hier nooit had verwacht.
Een telefoon, een hele oude telefoon weliswaar, maar hoe dan ook een telefoon.
Vol verbazing ging ik er naartoe en bekeek het toestel vol bewondering.
Zou het werken? Het zou toch nooit kunnen werken hier.
Mijn hand gaat over de hoorn en hief die voorzichtig op, bracht hem naar mijn oor en hoorde weldegelijk het tuttend geluid dat me zo bekend voor kwam.
Zonder verder na te denken draaide ik de eerste en enige nummer die ik kende.
'Hallo, met wie spreek ik?' Mijn tante haar stem klonk nog exact zoals ik het voor het laatst had gehoord.
Een lach brak open op mijn gezicht.
'Tante, ik ben het Laoni.'
'Laoni?' Herhaalde ze verontwaardigd, ' waar ben je meisje? Is alles goed met je? Is die jongen bij je? Heeft hij je iets gedaan? Vertel me waar je bent en ik kom je halen.'
'Alles is in orde met me, en Nathan is hier ook bij me, maak je niet druk over ons.'
'Hoezo kun je nu zelfs zeggen dat ik me niet druk moet maken? Hoezo kan ik me niet druk maken? Het is vijf dagen sinds je bent vertrokken en je had niet eens iets meegenomen.'
'Geloof me tante, alles is prima met ons, maar...' ik aarzelde als ik niet wist hoe ik het haar zou moeten uitleggen, 'we zijn ergens, bij vrienden. Ze zijn goede... ze gaan ons niets doen, ik beloof het.'
Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn.
Het leek wel uren voordat tante haar stem weer door de hoorn klonk.
'Je lijkt zo ongelofelijk op je moeder, ze kwam ook altijd met van die uitvluchten.'
Pas op dat moment had ik door dat lijn tante het wist, ze wist van de andere wereld. Zou ze alles weten?
'Ook ik zal op je wachten en met Nathan zijn ouders praten. Zorg jij maar dat je veilig terug komt, en snel... Het huis is leeg zonder jouw.'
Mijn glimlach viel weg en ik zag hoe lijn ogen begonnen te wateren.
'Ik mis je ook tante, zo snel als ik kan kon ik terug, ik beloof het je.'
'Vergeet ook niet goed te eten en je warm aan te kleden, het is nog steeds koud 's nachts.'
'Ik beloof het.' Een kleine lach verspreidde over mijn gezicht.
'Oké, tot snel meisje. Doe niets doms.'
Een rijk gaan verkennen van een heks die lijn vader heeft is toch niets dom, of wel?
'Tot snel tante.' Antwoordde ik en legde de hoorn neer.
Met een diepe zucht liet in me in een stoel vallen.
Misschien konden de boeken om me heen toch nog voor iets dienen.
Geeuwend werd ik wakker.
Mijn nek zat helemaal vast, sinds wanneer was de kwaliteit van de bedden zo naar gedaald?
Met lijn handen veegde ik de slaap uit mijn ogen als ik merkte dat ik helemaal niet in een bed lag, noch in een slaapkamer.
De bibliotheek van gisterenavond omringde me en opengeslagen boeken lagen om me heen. Maar niets kon me meer interesseren als ik recht sprong en naar de deur liep.
Hoe kon ik de strijd vergeten?
Op topsnelheid zoefde ik door de gangen tot ik de deur opengooide die leidde naar de binnenplaats.
'Ik ben er, ik ben er.' Bracht ik buitenadem uit.
Maar het was zo zinloos aangezien er niemand was.
Was ik voor niets zo snel naar hier gelopen?
'Ah, wie we hier hebben, jij bent vroeg.' Kylian komt naar me toe en gaf me por in mijn zij.
'Waar is iedereen, de maan is bijna onder.'
'Wat ben jij enthousiast,' grinnikte hij zacht, wanneer ik hem verveeld aan keek zuchtte hij,' de feeën zijn zich nog even aan het opfrissen, waar de meisjes zijn met je vriend weet ik niet maar ze zullen wel komen, de dwerg is daar. En Jona is bij de engel, je kent haar misschien nog wel de engelenprinses.'
Ik keek om me heen en zag de dwerg inderdaad op een bankje zitten met een klein zwaard in zijn handen. Wel een klein zwaard voor mij, dwergen zijn nu eenmaal klein.
'Hey, mij naam is Eirian, ik hoorde dat jij de dwerg bent die met ons meegaat.' Ik stak vriendelijk mijn hand naar de dwerg uit en die keek me met een vertederende glimlach aan.
'Hallo Eirian Laoni Sugertree, het is een eer om de volgende boswachter te ontmoeten. Mijn naam is pumpel.'
'Pumpel, wat een toepasselijke naam.' Kylian kwam er ook bij staan.
'Ook een genoegen om u te ontmoeten Kylian Ascal van de Maanheuvels kleinzoon van de beschermer van de maanpoort.'
'Wel, jouw ook.' Ongemakkelijk krabde Kylian aan zijn nek om oogcontact te vermeiden. Wat echt heel grappig was om dat Kylian te zien doen.
Van achter ons riep Jona me en vroeg of ik kon komen.
Met een verontschuldiging zei ik snel gedag.
Jona stond tegen een deur geleund en keek me met een grijns aan.
'Wat is er, het is tijd dat we je uitrusting geven, of ben je van plan zo te vertrekken.'
'Wat natuurlijk niet.' Met een blos op mijn wangen keek ik weg, de uitrusting was ik helemaal vergeten.
Met een hoofdknikje wenkte Jona me in de de schuur waar hij tegen stond.
'Dus hier zijn twee dolken met deze band kun je ze aan je been hangen. En ik neem aan dat je nog steeds goed bent met een boog?'
'Weet je, ik denk niet dat het zo een goed idee is.' Antwoordde ik als hij al een kruisboog van de muur had geplukt.
'Jawel, ik vertrouw je, hier probeer het.' Hij nam de dolken terug van me over en reikte me de kruisboog aan waar hij al een pijl in had gelegd.
'De lamp, probeer die maar te raken.'
En ik deed wat hij vroeg, in enkele seconden had ik de lamp geraakt en spatte die in duizenden stukjes uiteen.
'Dus de kruisboog ook.' Lachte hij, met als gevolg dat er ook een glimlach op mijn gezicht verscheen. Ik voelde me zo kinderachtig, maar daarnaast was ik vooral blij. En ik probeerde me nu vooral op dat blijde te richten.
Buiten was ik bezig met de uitrusting van te hangen, maar dan lagen Jona zijn handen over die van mij.
Duidelijk was ik aan het prutsen.
Een glimlach die zijn gezicht sierde terwijl hij de band rond mijn been bevestigde. Hij stond al zo dicht bij en deed zelfs nog een stap dichter als hij de kruisboog op mijn rug bevestigde. Had hij niet door wat hij met mij aan het doen was?
Zijn handen waren behendig de banden aan het vasttrekken wanneer hij vroeg of het goed zat, met een roodaangelopen gezicht knik ik snel.
Wanneer hij klaar was en een stap achteruit had gezet keek hij me met zijn mooie grote ogen aan.
Hoe kon hij toch altijd dat effect hebben op mij?
'Kun je mij misschien ook helpen, het is moeilijker als je het bij jezelf doet.' Zelfs als ik nee wou zeggen zou het niet gegaan zijn. Ik neem de banden voor het zwaard op zijn rug en trek ze snel aan. Snel genoeg dat ik ze zelf te vast had gedaan. Hij had enkel een dun hemdje en een bescherming over zijn rechterarm. Wat duidelijk zijn meest behendige arm was. Maar het hemdje was dun genoeg dat ik zijn borst erdoorheen voelde wanneer het te strak had getrokken.
'Probeer je me nu al te vermoorden voordat we weg zijn?' Plaagde hij en ik prevelde snel wat verontschuldigingen.
Wanneer ik dan ook klaar was met de band rond zijn heupen was ik opgelucht dat ik wat van hem weg kon staan. Begrijp het niet verkeerd, ik vond het geweldig om dicht bij hem te zijn, ik vond vooral het gevoel dat hij me gaf geweldig enkel het gevoel dat ik smolt als een marshmallow boven een kampvuur vond ik iets minder fijn.
Terwijl ik mezelf weer probeerde af te koelen voelde ik hoe hij dichter naar me toe kwam.
'Eirian, zou ik eigenlijk nog even met je kunnen praten? Privé?'
De glimlach die er drie tellen eerder nog op zijn gezicht stond was verdwenen, hij leek wel bijna nerveus.
Met een knik volgde ik hem door de schuur naar een grote tuin. Een tuin met bloemen in meer kleuren dan dat er namen waren. Met verwondering staarde ik om me heen om het schouwspel van kleuren in me te laten dringen.
'Vind je het mooi?' Jona kwam naast me staan en keek mee over pracht van het elfenrijk.
'Ja, hoe kan dit? Het is gewoon... prachtig.'
'Mijn moeder heeft deze tuin ontworpen, de bloemen zijn door haar zelf uitgekozen volgens de betekenis van hun kleur.'
Ik draaide mijn hoofd een tikkeltje zodat ik Jona net in mijn ooghoek zou kunnen zien. De bloemen om ons heen maakte zijn huid en haren nog lichter en zijn ogen nog fonkelender. Het maakte hem nog mooier.
Wanneer hij iets leek te zeggen, liet ik mezelf snel stoppen met staren.
'Dus waar ik het met je over wou hebben, gisteren bij de vergadering, ik had gezien dat je iets miste.' Jona haalde de ketting boven die ik inderdaad kwijt was geraakt. Snel vloog ik hem om de hals.
'Jona, je bent mijn held. Ik had zoveel aan mijn hoofd dat ik het vergeten was. Dank je dat je het bent gaan halen.' Zei ik oprecht en ik hoorde Jona zachtjes grinniken.
'Geen probleem, ik zou niet willen dat je iets verliest waar je van houdt.'
Wat bedoelde hij daar mee? Misschien meer?
'Kom dan zal ik het bij je aan doen.' Hij maakte zich los uit onze omhelzing en ging achter me staan.
Ik voelde hij de ketting om mijn hals hing en hoe zijn vingers mijn huid aanraakte. De aanraking leek wel net iets te lang te duren. Niet dat ik zou klagen, met zijn vingers die zacht over mijn huid streelde.
'De andere zullen waarschijnlijk wel aan het wachten zijn, de maan is bijna onder.' Zei Jona met zijn warme adem die nog tegen mijn botste.
Opnieuw was al dat ik kon doen knikken.
Dit keer liep ik voorop en maakte van de resterende tijd goed gebruikt om al de bloemen goed in me op te nemen. En net op het moment dat ik me wou omdraaien om aan Jona de betekenis van de kleuren te vragen struikelde ik over een wortel en viel zo hard o-
In Jona zijn armen.
'Gaat alles goed.' Vroeg hij bezorgd en liet zijn ogen over me heen glijden.
'Ja, prima, ik ben oké.' Fluisterde ik, mijn adem was me ontnomen door het fijne gevoel van Jona zijn armen om mijn lichaam en zijn ogen die vol pracht en tederheid in de mijne keken.
Op dat moment kon het me niets schelen dat Jona een koning zou worden en ik een boswachter. Op dat moment kon het me niet schelen dat Jona een elf was en ik een mens.
Al dat ik op dat moment wou doen ik Jona zijn lippen tegen de mijne drukken.
En dat was ook wat er gebeurde.
En ik was niet de enige die de eerste stap zette.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top