Hoofdstuk 16
Het was een goede drie uur rijden tot aan de grot van Smechteld. De paarden maakte we vast aan een grote boom en stonden voor een kleine opening die als ingang diende van Smechteld zijn woning. En als ik zei klein, was het ook klein. In een gedoken moesten we naar binnen om uit te komen in de winkel.
Enkel als je je hoofd ver boog kon je er volledig onder maar dan zat je nogsteeds tussen allerlei gerei dat de trol aan het dak had gehangen.
Dus daar stonden we gehurkt in een kleine grot met de dolk waarmee Nathan was neergestoken.
'Wel wel, wie hebben we hier. Majesteit,' een kleine trol met een hoge stem kwam de ruimte binnen, hij boog duidelijk te diep en te hoffelijk. Elke manier om een koninklijke te treiteren gebruikte de trollen wel. Jammer genoeg kwam hij ook recht van zijn diepe buiging en werden we geconfronteerd met het uiterlijk. Het zijn niet de mooiste wezens in het bos, maar Smechteld had duidelijk alles overtroffen. Met een uitgezakt gezicht en meerdere grote wratten op zijn gezicht kreeg ik de walging met moeite van mijn gezicht gewassen.
'En wie is dit Sire? Uw gevangene? Uw geheime geliefde?' Snel stapte ik wat achteruit dat Smechteld graaiende ogen zo ver mogelijk waren. En als de held die hij was, kwam Jona beschermend voor me staan.
'Ik zou je kunnen laten ophangen voor enkel dat te zeggen.' Zijn stem was scherp en emotieloos als hij Smechteld aansprak.
Een korte grinnik ontsnapte Smechteld zijn lippen. Vol verbazing keek ik het gebeuren toe.
Dit was de eerste keer dat ik iemand zo tegen Jona heb horen doen.
'Geen zorgen mens, dit is hoe ik altijd zaken doe.'
Al dat ik kon denken was hoe veel erger hij was dan dat er mij verteld was.
'Dus Sire, wat is het dat ik u kan bieden? U noemt het maar.' Hij gaf er nog een smerige knipoog bij dat ik kokhals neigingen kreeg.
'Deze dolk, is het van jouw?' Vroeg Jona met die ene ijzige stem.
Hij haalde de mooie dolk boven die zoveel bloed al had vergoten.
'Dit uiterst zeldzaam model, met hout van een van de oudste bomen van het woud en met die precisie uitgebeiteld. Wat denkt u nu? Natuurlijk is het van mij. U weet wel de juiste dingen aan te kopen.' Hoe hij uit zijn nel bleef kwakzalven begreep ik niet. Had hij een put onder die tafel waar hij allerlei leugens uit kon halen?
'Dan kun je me nu alles vertellen dat je weet over de koper.' Antwoordde Jona met een grijns maar er was geen twijfelen aan, hij was dood serieus.
'De koper? Natuurlijk, hoe kon ik die nu vergeten, maar zoals u wel kon raden Sire, niets is gratis hier.'
Als Smechteld Jona zag aarzelen greep hij zijn kant.
'Maak je geen zorgen, het moet geen geld zijn, ik ruil graag. Misschien die mooie ogen van je of je naam, misschien dat mens haar eerste kind.'
'Wat?' snel zette ik nog stap achteruit.
'Je krijgt haar eerste kind niet, wat denk je wel niet jij idioot.' Jona was in enkele seconde voor smechteld en had hem over de tafel getrokken bij zijn vuil, versleten hemd en keek hij kwaad aan, 'Luister nu eens goed naar me, jij gaat me nu vertellen wat je weet over die koper. Want ik zweer je als je het niet doet zul je het echt berouwen.'
Een daar was die ene glimlach weer, die vieze, slechte glimlach. Een glimlach van overwinning.
'Nu je er weer over begint, ik herinner me niet zo heel erg veel meer van de koper. Je kent ons dwergen wel, altijd dronken en zo een kort geheugen.' Het was duidelijk, hij loog, zelfs de kleinste kleuter kon dat zien. Toch had hij Jona zo klem gezet, want Jona kon geen dingen doen zonder een goede reden en iemand bedreigen was een duidelijk van het limiet.
Smechteld wist duidelijk waarmee hij te maken had en stapte duidelijk niet van zijn termen af. Hij wou iets, hij wou iets waardevol.
En dan deed ik het, ik deed een stap vooruit en trok mijn mond open.
'Jij wilt iets? Jij wilt iets dat belangrijk voor me is? Hier erg dure en unieke oorbellen. Ze zijn van onschatbare waarde in de mensenwereld.'
'Eirian, stop ermee.' fluisterde Jona in mijn oor.
'Nee, hier neem het aan en vertel ons wat je weet over die koper. Het is maar een tijdelijk aanbod.'
'Dus jij wilt oorbellen met me ruilen, menselijke oorbellen.'
'Heel dure oorbellen, die al decennia's in de familie zitten. En het materiaal is iets uiterst zeldzaam.' De zilverkleurige hangers in mijn hand vingen het licht van de lamp op als een paar ogen zijn blik er niet van kon afwenden.
'Een zeldzaam materiaal zeg je?' Smechteld wisselde zijn blik tussen mijn gezicht en de oorbellen op mijn hand. Ik knikte zelfzeker.
'Het is nu of nooit Smechteld.' zeurde ik en begon al mijn hand te sluiten net als hij me tegen hield.
'Het is een deal, nu geef die oorbellen hier.'
'Nee, eerst die informatie.'
Smechteld keek me geïrriteerd aan en zuchtte diep.
'Het was een meisje ik denk van de engelen. Ze was volledig in het wit en sprak veel te formeel. Geef nu die oorbellen.' zei hij bruusk en griste de oorbellen uit mijn hand.
Ik wou door vragen, maar Jona had me al bij mijn arm getrokken terug naar de paarden.
Buiten keek hij me vragend aan.
'Waarom gaf je ze af? Het was een erfstuk dat vergooi je toch niet aan zo een zielige man.'
'Kalm aan Jona, het waren helemaal geen erfstukken, het waren goedkope rommel die ik enkele maanden geleden had gekocht in een winkeltje in de grote stad.' zei ik verlegen en kon de kleine glimlach niet meer verbergen. Ik was trots, op mezelf dat ik dat durfde te zeggen en ook dat ik niet opgaf.
'Ben je serieus?' Jona zijn ogen staarde me vol verbazing aan.
Met een knikje gaf ik het toe en hij begon te schaterlachen.
Een glimlach speelde ook op mijn lippen, voor even vergat ik dat het angstzweet nog over mijn rug liep.
We sfeer was veel losser op de terug weg naar het paleis. Jona lachte, ik lachte. We praatten en lachten.
Alles ging goed tot Tessa begon te snuiven en niet meer verder wou. Ze stampte met haar hoeven in de grond.
Maar het was niet enkel Tessa, ook Jona zijn paard werd onrustig en hoewel Jona zachte woordjes in zijn oor fluisterde om hem te sussen leek het niet te werken.
Een gewaarschuwde blik van Jona vertelde me genoeg.
Er was iets, en of het goed was bleef de vraag.
Dan uit het niets verscheen een oude vrouw, haar rieten mand hing aan haar arm en met de andere zocht ze tussen bladeren.
Er was een gevoel in me dat zei dat ik haar kende, dat ik schrik van haar moest hebben, dat ik haar moest vertrouwen.
Dan was er een glimp van een herinnering als een déjà-vu.
Zonder dat ik het echt door had was ik al van Tessa afgestapt en liep argwanend naar de oude vrouw toe.
'Maak je geen zorgen meisje, ik zal je geen pijn doen. Misschien kan ik jouw en je vriend een thee aanbieden? We hebben veel te vertellen.'
En ik volgde haar, hoe idioot het ook klonk, hoe ondoordacht het klonk ik volgde haar. Maar daar was een hand die me plots tegenhield.
'Eirian, wat ben je aan het doen?' Jona zijn ogen Keken me vol vragen aan. Zo veel vragen waar ik niet op kon antwoorden.
'Ik weet het niet, maar ik denk dat ik haar moet volgen. Het lijkt alsof ik haar ken en ze me kan helpen.' Antwoordde ik hem naar eerlijkheid.
Dat leek genoeg voor Jona te zijn om akkoord te gaan hij vertrouwde me zelfs op momenten dat ik dat niet eens deed.
De hut van de oude vrouw stond verscholen achter grote bomen met lange takken wat het net zo onzichtbaar maakte voor de magische wereld als van de mensenwereld.
Met grote ramen viel warme stralen zonlicht door binnenvielen.
En schappen vol met glazen potjes met kruiden in sierde de muur.
'Ga toch zitten kinderen, ik heb wat koekjes gemaakt eerder vandaag. Neem maar als je wilt. Groene thee is toch goed voor jullie beide?'
Jona die nog steeds argwanend was ging zitten op een versleten stoel en keek ze vrouw fronsend aan, ik daarentegen had me comfortabel gemaakt in zetel tegenover de oude vrouw en wou net het kopje opheffen om ervan te drinken.
Ik was plots veel vertrouwelijker hier dan ik had verwacht.
'Vertel me eens, Laoni Eirian, de ketting die je draagt. Wie heeft die aan he gegeven?' De oude vrouw haar ogen waren gefixeerd op de blauwe , edelstenen druppen die aan de hanger rond mijn nek hing.
Verbaasd omsloop mijn hand te ketting die nog in het losse hemd hing dat ik had gekregen van Tiadora.
Hoe kon zijn het zien?
'Van niemand, ik had het gevonden.' Antwoordde ik met een droge keel en probeerde te slikken om dat gevoel weg te krijgen.
'Kan ik het zien? Het is een steen met ongelofelijke waarde.' Ik haalde de ketting boven en gaf het aan haar. Haar ogen scande het juweel en heel voorzichtig liet ze haar vingers over de vorm gaan, 'het is een Ahora Digna, de meeste mensen kennen het als de liefdessteen. Het is een paar, de ene geliefde geeft het aan de andere en als hij of zij dan in gevaar is kan hij of zij het vast houden en de andere steen gaat licht geven.'
'Maar ik heb het van niemand gekregen, wat bet-'
'Maak je geen zorgen kind, de steen komt altijd terecht bij de rechtmatige eigenaar.' Een lieve, verrimpelde glimlach sierde haar gezicht.
'Nu, laat me mezelf even voorstellen aan jullie jonge kinderen. Mijn naam is Valaria van het Aubryan rijk, dochter van koning Isgrin en zus van koningin Minoza. Ik ben-'
'Wacht, ben je ziek, gevallen en je hoofd gestoten? Want wat jij zegt is onmogelijk, er is geen koning Isgrin, noch een koningin Minoza noch een rijk dat Aubryan heet.'
'Jij bent een ongeduldig type is het niet, daar was ik nog niet, maar als je het zo graag wil horen. Bij de grote rijken oorlog, vele jaren geleden, mijn grootvader in die tijd was een officier van het elfenleger. Hij was goed en hij wist het, waardoor hij het idee kreeg dat hij veel beter was dan de elfenkoning,' ik wisselde mijn blik tussen Valaria en Jona die met zowel een boze uitdrukking als een boze naar haar zat te luisteren, 'hij verliet zijn post en ging op zoek naar zijn eigen stuk land, een stuk land waar hij kon regeren en kon kiezen wat er gebeurde. En dat vond hij een land over de wilde rivier, dat hij zijn naam gaf Aubryan. Maar nog belangrijker dan het land waren de mensen over wie hij kon regeren. Hij lokte allerlei wezens naar zijn land, wezens die geen rijk meer hadden om naar terug te keren. Verraders, moordenaars, weglopers, noem maar op. Met hun vulde het rijk. Een rijk zonder veel groen en goeds, een rijk waar kwade heerste en seks dagbezigheden waren. Koning na koning kwa en ging, alle met het minste belang in het rijk, alle met het minste belang voor evolutie. Tot koning Isgrin met een weggelopen elf een bed deelde en een nieuwe koning geboren werd.'
'U?' Vroeg ik geïntrigeerd door het verhaal.
De oude vrouw lachte zacht.
'Nee meisje, mijn zus, Minoza. Zij was geboren als koningin met zowel het bloed van Isgrin als dat van een elf was ze de beste koningin die het rijk kon wensen. Daarbij ik mocht wel ouder zijn, mijn moeder was een mens, wat mij onmiddellijk afschreef als koningin.'
Een steek van pijn schoot door mijn hart als ze het zei, enkel omdat ze half mens was kon ze geen koningin worden. 'Maar het verhaal is nog niet gedaan, Minoza, met haar elfenbloed, hield ervan om met magie te spelen en uit het Aubryan rijk te sluipen om naar het Elfenrijk te gaan. De natuur daar maakte haar vrolijk en deed haar dromen over een Aubryan dat net zo mooi kon zijn. Op een dag kwam ze op een van haar tochten een jonge man tegen. Hij had mooie bruin haar en vertederende blauwe ogen. Ze begonnen tegen elkaar te praten, gingen elkaar opzoeken in het bos en niet lang erna begon hun liefdesverhaal. Ze maakte plannen om Aubryan net zo prachtig te maken als de andere rijken. Toch was er een probleem, hij was een mens. Een mens met een taak, hij zou de volgende boswachter worden. Hij kon geen relatie hebben met een wezen uit deze wereld. Zelf al was zij een koningin. Dus ging hij minder naar hun ontmoetingen, hij werd verliefd op een mens en ze kregen samen een kindje. Minoza was woedend en droevig. Ze schreeuwde en huilde dagen, nachten, weken en maanden. Tot ze dacht dat het voorbij was en hij weer in het bos verscheen. Zij en hij konden beide niet de aantrekking ontkennen en de liefde die lange tijd eerder bloeide begon te groeien. Minoza kon enkel het idee van hem met iemand anders niet aan. Het verteerde haar levend. Haar magie die eerst nog onschuldig was veranderende met haar mee. Ik zag hoe het rijk onder haar begon te leiden en na meerdere malen met haar te praten keerde ze zich ook tegen mij. Ze liet de boswachter tussen haar en zijn vrouw kiezen en hij koos voor zijn vrouw en hun lieftallige dochter. Minoza haar hart was gebroken, maar ze was ook woedend. Woedend dat ze alles zou doen om hem voor haar te hebben. Dus een dag later op de verjaardag van hun dochtertje stapte ze uit het bos en ging voor de snel rijdende auto van haar geliefde staan. Dat hij zo moest kiezen tussen haar om zijn vrouw. De man had zijn stuur al gedraaid en wist dat het het einde zou zijn. Dus net voor ze tegen de boom crashte gooide hij de achterdeur open dat zijn slapend kindje uit de auto zou worden gegooid en het zo zou overleven. De arme man dacht dat hij daar zou sterven, samen met zijn vrouw, maar zelfs dat liet Minoza hem niet toe. Ze nam hem mee naar haar rijk waar hij zich in een slaap toestand begeeft.'
Tranen stonden in mijn ogen, ik wou dit niet horen, ik wou niets van wat ze zei horen. Maar toch bleef ik zitten, want ik moest wel luisteren. Ik moest het laatste horen, ik Valaria zijn naam horen zeggen. Ze moest het bevestigen. Ze moest al mijn gedachten die in mijn hoofd aan het spelen waren bevestigen.
'Die man is jouw vader, en het kindje dat uit de auto was gezwierd ben jij. Eirian, daarom heb ik jouw gemarkt. Daarom had ik jouw het teken gegeven. Omdat ik wist dat jij je vader zou gaan zoeken. Dat jij Aubryan zou gaan redden en al de andere rijken. Ik weet gewoon dat Minoza iets van plan is, iets vreselijk. Dat tegengehouden moet worden. Je moet naar me luisteren. Jij bent de enige hoop die wij, al de rijken hebben.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top