💠{9}💠
De volgende ochtend word ik wakker van het licht. Ik weet vrijwel bijna zeker dat ik de rolluiken en gordijnen heb dichtgedaan.
Langzaam open ik mijn ogen en zie dat er een tv aan de muur tegenover me hangt. Ik probeer een beetje te bewegen, maar iets houd me tegen. Ik bedoel iemand.
Ik beweeg mijn benen een beetje, maar besef dat er twee armen omheen liggen. Livius' voeten liggen over mijn heupen.
'Livius?' fluister ik. 'Wordt wakker.'
'Fender?' mompelt hij zachtjes.
'Ja?'
'Zijn we in slaap gevallen op de bank?' vraagt hij en dan weet ik het weer. De droom komt naar boven en ik sluit mijn ogen tegen het misselijke gevoel.
'Ja,' zeg ik schor.
'Is er iets?' vraagt hij en hij haalt zijn benen van mijn heupen en laat mijn benen los zodat hij rechtop kan zitten.
'Nee, nee, er is niks,' zeg ik en ik ga ook recht zitten. Ik kijk Livius aan in zijn bezorgde ogen.
'Echt?' Ik zucht.
'Ik ga een meisje ontmoeten van wie ik haar ergste dag van haar leven heb gezien, ik heb geen idee of het goed gaat,' zeg ik en ik lach schamper. Livius trekt een mondhoek op en ik leg mijn hoofd in mijn handen.
'Sorry, het is gewoon allemaal nog wat veel. Ik kan haar zeker niet ontwijken?'
'Je zou haar op één of andere manier toch moeten ontmoeten. De toekomst staat al vast,' zegt hij. Vlak daarna glimlacht hij triest en zucht zachtjes.
'Je hebt gelijk,' zeg ik en ik sta snel op.
'Waar ga je naar toe?' roept Livius als ik naar mijn kamer verdwijn.
'Hoe sneller ik haar ontmoet heb, hoe sneller ik ervanaf ben!' roep ik terug en ik trek een nieuw T-shirt aan.
'Moet je niet eerst eten?' vraagt Livius en ik ga terug naar de woonkamer waar hij al een tas koffie aan het zetten is.
Ik trek een wenkbrauw op. Livius knippert snel met zijn ogen als hij beseft dat dat geen goed idee is.
'Juist,' mompelt hij.
💠💠💠
Even later staan we in onze kleren voor de deur van een appartement op de gelijksvloers.
'Heeft ze geen kamergenoot?' vraag ik
'Jawel, maar dit is niet haar appartement. Dit is ons atelier,' zegt Livius die twee keer op de deur klopt en hem dan opent.
'Atelier?'
'Ja,' lacht hij met een rode blos op zijn wangen. 'Zij tekent en ik schilder.'
'Je schildert?' vraag ik ongelovig.
'Ja, of ik probeer het toch,' zegt hij.
'Je moet het me laten zien,' zeg ik en we wandelen door een gang met allemaal foto's van bermoede schilderijen.
'Oké,' zegt hij twijfelend.
'Als je wilt, eh,' voeg ik er snel aan toen. Ik wil niet dat hij zich verplicht voelt.
Hij zal al veel aan zijn hoofd hebben met een kamergenoot rondleiden en zijn eigen geheim.
'Elise!' roept hij dan en er komt een gedemd geluid van een deur vanachter.
'Dat is haar kamer waar ze al haar tekeningen ophangt en haar atelier voor als ik niet kom. Haar meeste tekenspullen staan er ook,' verduidelijkt Livius en hij gaat me voor naar de kamer.
'Heb jij er ook zo één?' vraag ik.
'Ja, daar zo,' zegt hij en hij stopt met lopen en wijst naar een deur aan de overkant van een open ruimte. Ik kan er niet inkijken want de deur is dicht.
In die open ruimte ligt er verf op de grond en er staan een paar schilderijen op een ezel. Potloden en kleurtjes liggen verspreid over de vier tafels en papier ligt er ook ergens tussen. Er is een deuntje te horen op de achtergrond.
'Dit is ons gezamenlijk atelier,' zegt Livius die er een vaag gebaar naar maakt.
'O,' zeg ik en we lopen door naar de deur waar Livius weer twee keer op klopt.
'Ja?' weerklinkt een meisjesstem vanachter de deur en ik knijp mijn ogen dicht om de droom buiten te houden, maar het mislukt en de angst van het meisje in de auto sluipt als een slang naar me toe.
'Mogen we binnenkomen?' vraagt Livius.
'We? Heb je meisje meegenomen?' vraagt het meisje lachend en er is wat gestommel te horen en dan gaat de deur open.
'Nee,' zegt Livius met een moeilijk gezicht, maar dat maakt snel plaats voor een glimlach als hij merkt dat het meisje in de deuropening staat.
Ik voel geen etensresten naar boven komen, maar de koffie brandt in mijn slokdarm. Het meisje is nog geen haar verandert van de droom tot nu. Hoe lang zou de dood van haar moeder geleden zijn?
'Dit is mijn kamergenoot, Fender,' zegt Livius en ik probeer niet al te vreemd over te komen en steek mijn hand uit. Ik heb haar ogen voor nu ontweken, maar als ze mijn hand vastneemt, vinden mijn ogen de hare.
De angst hapt naar zijn prooi en ik sla mijn ogen neer, naar onze handen en laat snel los.
'Ik ben Elise,' zegt het meisje en ik kan haar frons bijna voelen.
'Euhm ... Mogen we misschien een paar van je werken zien. Ik had verteld dat je heel mooi kan tekenen,' zegt Livius om de aandacht van me weg te trekken zodat ik de koffie naar beneden kan duwen.
'Tuurlijk, kom binnen. Ja, er was een schilderijtje bijna gevallen omdat ik die niet goed vast had gehangen,' zegt Elise. 'Anders zat ik gewoon in het atelier.'
'Maakt niet uit. Ik dacht dat je misschien nog sliep of pas aan het ontbijten was,' zegt Livius.
'Nee,' glimlacht ze. 'Je weet dat ik hier vaak al voor tien uur zit.'
'Ook weer waar,' zegt hij en Elise laat ons binnen en begint een beetje met opruimen. De ruimte is groot en licht en het is de perfecte kamer voor in een museum.
'Sorry voor de rommel, maar meestal is Livius de enige die hier komt en hij is zelf ook niet de netste,' zegt ze en ik haal mijn schouders op.
'Maak niet uit, mijn kamer is ook rommelig,' zeg ik en ik kijk de ruimte rond op zoek naar haar kunstwerken, maar vind er geen.
'Mijn tekeningen hangen daar,' zegt Hazel glimlachend en ze wijst naar de muur achter me. Ik draai me om en meteen wordt mijn blikveld ingepalmd door honderden tekeningen.
Mijn ogen worden groot.
'Daar zijn mijn landschappen, die teken ik met kleurtjes,' zegt ze wijzend naar de bovenste rij tekeningen. 'En daar zijn -
Maar de rest hoor ik niet want vlak boven de deur hangt een tekening die mijn aandacht trekt, maar me tegelijk een misselijk gevoel bezorgd.
Het is een bruin oog en net als ik denk dat het Elises oog is, komt de droom bovendrijven en dus ook het beeld van de dode moeder.
En haar bruine ogen.
Mijn maag keert zich om en de koffie komt naar boven als een sneltrein.
'Waar is de wc?' piep ik en ik kijk hulpeloos naar Livius. Zijn ogen staan bezorgd en hij wijst naar het einde van de gang.
'De deur langs de voordeur,' zegt hij en ik ren er als er speer naar toe. Ik kan de deur nog net achter me dichttrekken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top