Proloog : Terug?
Een treurige vlakte, een grijze lucht en donkere wolken aan de hemel. In een plas van regen en bloed lag een bezwete jongeman. Zwarte korte plakkerige haren zaten in de weg en een dodelijke wond in zijn zij maakte het hem moeilijk om te bewegen. Grote hoeveelheden bloed stroomden uit de wond. Zijn lichaam voelde koud aan en hij zag er bleek uit. Met trillende handen probeerde hij zich op zijn rug te draaien.
Het duurde even, maar na een tijdje slaagde hij erin. In een poging om het bloed te stoppen, drukte hij met zijn hand op de wond. Tevergeefs. In een pijnlijke grimas kneep hij zijn ogen dicht. Het duurde niet lang voordat zijn hand volledig onder het bloed zat. Hij klemde zijn kaken op elkaar en deed zijn best om het bewustzijn niet te verliezen. Zijn hoofd voelde licht en om de zoveel tijd verschenen er wazige vlekken voor zijn ogen die daarna weer verdwenen.
"Fuck." Zijn stem was hees.
Hij mompelde binnensmonds en met zijn vrije hand maakte hij een handgebaar. Hand omhoog, hand omlaag, een rare halve hand draai en hand omlaag. Datzelfde moment verscheen een flesje met gele vloeistof. Met trillende hand pakte hij het flesje en goot het over zijn wond. Een sissend geluid klonk.
"Heug..ng..!" Zijn hele lichaam schokte toen pijn door zijn lichaam trok. Het voelde aan alsof duizenden messen hem staken, alsof zijn lichaam in vuur en vlam stond en alsof zijn lichaam aan stukken gereten werd. Het prikte en brandde. Het was onverdraagbaar.
Het schokken stopte, zijn hand viel neer en zijn ademhaling stopte. Het was stil. IJzig stil. Doodstil. Een paar seconden verstreken. De wind waaide. Het bleef stil. Dagen gingen voorbij. De lucht klaarde elders op, maar op de plaats waar de jongeman lag, bleef het donker en grijs. Bleef het regenen en was het ijskoud. Weken gingen voorbij, maar niks was veranderd. Zo gingen jaren voorbij, zonder dat er iets veranderde. Niemand durfde in de buurt te komen. Volgens hen was een vervloekte plek.
Tot op een nacht het wolkendek opende, het regen stopte en de kou verdween. Het lichaam van de jongen begon te gloeien en zijn wond verdween.
Als een mirakel opende de jongen zijn ogen. Bloedrode ogen staarden naar een enkele ster die zich aan de nachtblauwe hemel vertoonde. Zijn borstkas ging rustig op en neer. Hij ademde. Hij leefde. Dankbaar sloot hij zijn ogen. De goden hadden hem niet verlaten.
Hij ging rechtop zitten en keek rond. Net toen hij wilde opstaan, zakte hij met barstende hoofdpijn terug op de grond terwijl een even pijnlijke herinnering hem te binnen schoot. 'Oh jij fucker-'
Hij dacht dat hij het al gewoon was, maar toch rolden tranen over zijn bleke wangen. Het was een bekende smaak. Het proefde zout, het proefde naar verraad.
Hij ging rechtstaan en streek door zijn haren. Hij keek verbaasd op toen hij merkte dat zijn handen in zijn haren bleven hangen. 'What the-' Hij vroeg zich af sinds wanneer hij zo'n lange haren had. De laatste keer dat hij gecheckt had, was het niet langer dan 7 cm. Maar nu reikte het tot aan zijn enkels. Toen pas merkte hij op dat de omgeving rond hem helemaal veranderd was. Niets was nog hetzelfde. In de plaats van de vlakte waar hij zich daarnet in bevond, stond hij nu in een groot bos.
'Waar ben ik?' Paniekerig keek hij in het rond, maar deze plaats zei hem nog altijd niets. Het was een onbekende plek. Een onaangename rilling kroop over zijn rug.
'Oke. Niet panikeren. Alles is oké.' Hij probeerde kalm te worden. 'Adem in, adem uit.' Hij sloot zijn ogen en scande de omgeving rond hem aandachtig. 'Alles.Is. Oké.' Herhaalde hij.
Dit was duidelijk niet Oisvra. Er waren geen griffioenen die hem elk moment zouden kunnen aanvallen en er waren ook geen gigantische paddenstoelen die je zouden vermoorden als je niet voorzichtig was. Wat hij wel opmerkte, was dat er tientallen wezens - waar hij de naam niet van wist - hem in de gaten hielden. Het gestaar van één iemand voelde vertrouwd aan.
Nieuwsgierig keek hij in de richting van de starende blik. Zijn ogen ontmoetten de ogen van een bruine beer. Zo bleven ze een paar seconden staan. Zonder iets te doen, alleen maar staren. De beer was de eerste om het oogcontact te verbreken. Het dier draaide zich om en liep rustig weg. De jongen zakte met trillende benen op de grond en ging terug op zijn rug liggen. 'Nope, helemaal niet oké.'
'Fuck... Ik haat beren.'
Ondanks zijn haat voor beren, was hij blij dat hij er een tegen was gekomen. '...Er zijn geen beren op Oisvra.' Het besef drong pas tot hem door nadat hij het een paar keer in zichzelf herhaald had. Hij was terug! Hij was niet op die verdomde planeet waar je elk moment je leven kon verliezen, hij was op Bahumei! Dit was zijn geboorteplaneet. Toch klopte er iets niet. Hij kon er zijn vinger niet opleggen, maar hij was er vrij zeker van dat er iets mis was.
Piekerend ging de jongeman in kleermakerszit zitten en probeerde zich alles wat er tot nu toe gebeurd was te herinneren. Maar al snel merkte hij dat dat moeilijk was. Hij kon zich maar stukken herinneren. Het enige dat hij uit zijn incomplete herinneringen kon opmaken, was dat zijn naam Erze was en dat hij heel erg hard gekloot was.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top