Spijt
De sfeer in het hotel was niet te harden. Iedereen praatte over het voorval van daarnet. Over hoe Vallier was binnengestormd op het verlovingsfeest van Simon en zijn verloofde Lydie Ann. Over hoe ze hun toneelstuk hadden gespeeld en zo iedereen laten zien hadden hoe ze zich voelde. Jean had het toneelstuk met tranen in zijn ogen gekeken. Ook hij had gezien wat Simon voelde. Hij hield van Vallier al had hij dat de hele zomer proberen te ontkennen, maar hij hield van hem. Daar was niets aan te doen. Jean veegde de tafel schoon. De baron en de barones zaten wat verder. Hier en daar ving Jean een zin op. "Twee jongens." "Wie had dat ooit gedacht?" "Het is ziek." "Die jongen is even ziek als zijn moeder." Jean wou erop reageren, maar hield wijs zijn mond. Jean zuchtte en keek naar Lydie Ann, de verloofde van Simon, die haar zoveelste glas wijn naar binnen kapte en de tranen van haar wangen veegde. Jean begreep hoe ze zich voelde. Ook hij had al ontelbare keren gehuild om Simon en zijn liefde voor Vallier. Hij had haar maanden voorgelogen dat hij van haar hield terwijl hij haar in realiteit gebruikte om Vallier te vergeten en zijn echte zelf te verbergen. Ook dat gevoel kende Jean. Zelf gebruikte hij de seminarie om zijn echte zelf te verbergen voor andere. Als ze zouden wie hij was dan zouden ze net zo over hem praten zoals ze nu over Vallier en Simon praatten. Jean schudde even zijn hoofd en ging weer aan het werk. "Ober," zei de baron. "Vul onze glazen wijn, wil je." Vallier liet zijn schoteldoek op tafel liggen en liep naar het koppel aan het einde van de tafel. Hij pakte de fles wijn en vulde hun glazen terwijl de twee verder gingen met hun gesprek. "Ik zeg het je, er is iets goed mis met die mensen. Geen wonder dat die vader is weggelopen van die mensen en een andere vrouw is gaan zoeken. Als ik zo een gekke vrouw had, zou ik net hetzelfde hebben gedaan," zei de baron. De barones schudde haar hoofd. "Volgens Vallier is de gekheid pas begonnen nadat haar man haar had verlaten." "Maar wat is normaal voor die mensen? Die jongen is zelf knettergek. Verliefd op een jongen, alsjeblief zeg." Jena slikte even. De baron ging verder. "Het is gewoon ziek. Twee jongens...samen...de gedachte alleen al." "Overdrijf je niet een beetje? Die jongen heeft het enorm moeilijk nu. Ik kan het weten. Ik ga elke dag met hem gaan vissen." "Moeilijk of niet. Je kan het nooit moeilijk genoeg hebben om zulke vreselijke dingen te doen." "Overdrijf nu niet." "Ik overdrijf helemaal niet. Ik zweer het. De volgende persoon die ik zoiets zie doen, sla ik zelf in elkaar." Jean laat de fles vallen. Hij schrikt. "Domme ober! Kijk toch uit!" Riep de baron. "Het spijt me...ik wou niet..." Jean pakte een serviet van tafel en wou de wijn opkuisen, maar stootte daarbij het glas van de barones om. De baron gromde. "Verdomme! Ga gewoon, ga gewoon weg!" Riep hij. Jean liet alles vallen en liep knalrood weg. Hij liep naar boven en liep tegen Simon aan. Ze vielen op de grond. "Godverdomme, kijk toch uit." Riep hij. Simon keek naar de persoon waar tegen dat hij gebotst was en zag dat het Jean was. "Oh, jij bent het." Simon stond recht en veegde het stof van zijn pak. Jean stond recht en keek naar Simons koffer. "Je gaat dus echt weg?" "Ziet er naar uit, ja." Jean knikte. "Ik ga je missen." Simon keek Jean aan en nam hem vast. Jean schrok van Simon reactie, maar nam hem uiteindelijk ook weer vast. "Ik jou ook." Jean lachte even en liet de tranen over zijn wangen rollen. Na een tijdje lieten ze elkaar weer los. Simon nam zijn koffer en zuchtte. "Dan ga ik maar is." Jean knikte. Simon wou vertrekken, maar Jean hield hem tegen. "Simon, wacht." Simon draaide zich om. "Maak niet dezelfde fout als ik. Ga naar hem toen." Simon keek hem even verbaasd aan. "Ga," zei Jean opnieuw. Simon lachte dankbaar, gaf zijn koffer aan Jean en vertrok. Hij botste net tegen Lydie Ann aan die naar boven kwam. "Simon? Wat ga je doen?" Vroeg ze nog, maar Simon was al weg. Jean keek hem lachend na. Lydie Ann zag het. "Wat zit jij te lachen? Moet jij niet werken?" "Het spijt me, mademoiselle De Rozier." "Het spijt me, mademoiselles De Rozier," herhaalde ze Jean op een kinderachtig toontje. Ze keek hem even aan. "Je zou jezelf beter nuttig maken en die koffer op mijn kamer zetten." "Ja, mademoiselle." Jean nam de koffer iets beter vast en bracht hem naar de kamer van Lydie Ann en Simon. Die eerste volgde hem op de voet en sloot de deur toen ze allebei binnen waren. "Waar wilt u dat ik de koffer neerzet?" Lydie Ann keek even in het rond en zuchtte. "Zet maar naast het bed." "Zoals u wilt." Jean zette de koffer neer waar het moest terwijl Lydie Ann aan haar make up tafel ging zitten en haar juwelen begon uit te doen. Jean hoorde haar zacht snikken. "Nog iets anders dat ik kan doen nu ik hier toch ben, mademoiselle?" Ze veegde snel haar tranen weg en draaide zich om. "Nee, dat is alles." "Weet u het zeker? Ik wil u wel even gezelschap houden. Ik weet niet of het u interesseert, maar ik weet best hoe u zich voelt.""Dat lijkt me sterk," snakte Lydie Ann hem toe en draaide zich weer om. Ze liet haar hoofd op haar armen op tafel rusten en huilde zacht. Jean zuchtte en ging dichter bij haar staan. "Ik weet dat u zich vernederd voelt en alleen. Ik weet dat u niets liever wil doen dan vanaf de hoogste verdieping van dit gebouw springen omdat u veel liever niet wil leven dan zonder de persoon die zonet uw hart heeft gebroken." Jean veegde zijn tranen weg. Lydie Ann keek traag op. "Ik weet dat je je denkt dat je niets meer bent en dat je niks kan. Ik weet dat je denkt dat je nooit meer liefde zult vinden en voor de rest van je leven alleen zult zijn...Ik weet echt hoe jij je voelt Lydie Ann. Echt waar...." Lydie Ann draaide zich om en keek Jean met betraande ogen aan zonder iets te zeggen. "Jij kent Simon, niet?" Jean zweeg en keek weg. "Hallo, ik vroeg je iets." Jean keek op en knikte. "Je hield ook van hem, niet?" Jean keek Lydie Ann even aan en knikte uiteindelijk terwijl hij de tranen in zijn ogen in bedwang probeerde te houden. Lydie Ann
stelde zich recht en ging bij hem staan. "Ik wil dat jij iets voor me doet. Iets wat ons allebei beter zal laten voelen." Ze pauzeerde even. "Ik wil dat jij voor mij Vallier vermoord." Jean trok zijn ogen wijd open. Had hij nu echt gehoord wat hij dacht dat hij gehoord had. Hij had het ooit bijna gedaan. Hij had Vallier ooit bijna vermoord een paar jaar geleden, maar dat was in het moment. Toen hij dacht hij niet na en was het gewoon uit woede. Jean slikte even bij de herinnering. Hoe hij bovenop Vallier had gezeten met de pen in zijn hand geklemd vlak boven Valliers nek. Hoe angstig Vallier hem had aangekeken en hoe Simon hem van Vallier had afgeduwd. Simon die Jean juist gezegd had voor Vallier te gaan. Lydie Ann maakte hem wakker uit zijn gedachte. "Hallo? Ik zei je iets." Jean schudde even zijn hoofd en keek Lydie Ann geschrokken aan. "Met al uw respect, mademoiselle, maar ik weet niet of ik dat kan." "Kom op, vertel me nu niet dat jij er nooit aan gedacht hebt om een mes in die klootzak zijn hart te steken." "En Simon dan..." Lydie Ann zucht. "Wat maakt Simon nog uit. Het is Vallier die hem heeft ziek gemaakt." "Maar Simon houdt van hem..." "Dat zal wel. Jij en ik weten best dat liefde niet bestaat. Dus wat zeg je, Jean? Doe je het of niet?" Jean keek Lydie Ann lang aan. "Ik..." "Luister Jean als ik iets wil dan krijg ik wat ik wil. Dus als ik vraag of jij Vallier wil vermoorden dan is dat geen voorstel, maar een bevel. Dus laat ik het zo zeggen: vermoord Vallier of je zult er spijt van krijgen." "En de politie dan. Als ze ontdekken dat ik erachter zit dan hang ik." Lydie Ann draaide met haar ogen en verloor duidelijk haar geduld. "Zorg gewoon dat het lijkt dat hij zelfmoord pleegde omdat hij niet zonder de liefde van zijn leven wou leven of laten het lijken dat iemand anders het heeft gedaan zoals Marie Laure of Timothee. Doe gewoon wat je moet doen hoe en wat de gevolgen zijn maken mij niet uit als ik maar niks mee te maken heb." Jean geloofde zijn oren niet. Hij stond als versteend en keek Lydie Ann aan. "Ga. Nu." Lydie Ann draaide zich om en liep terug naar haar make up tafel. Ze nam iets uit een kastje en legde het in Jean hand. "Doe het." Lydie Ann keek hem nog heel even aan en verliet daarna de ruimte. Jean bleef staan en keek naar het voorwerp in zijn hand. Het kleine mesje glinsterde in het licht van de lamp boven hem. Hij nam het stevig vast en liep de kamer uit. Hij rende naar buiten en liep nog wat verder. Hij liet de tranen die hij al bijna de hele avond in bedwang probeerde te houden nu gewoon over zijn wangen glijden. Toen hij aankwam bij de luchtballon van Lydie Ann stopte hij. Hij nam de rand van de mand vast en huilde nu harder dan ooit. Hij keek naar de hemel. "Luistert u wel, God, als we tegen U praten?" Riep hij naar de hemel. "Wat is het punt van bidden. Wat is het punt van lijden als u niet eens naar ons luistert?" Jean keek weg van de hemel. Hij keek naar het mes dat hij ondertussen in zijn riem had gestoken. Hij nam het vast en keek er nog even naar voor hij het in de mand smeet. Hij zocht naar iets in zijn broekzak en vond een doosje lucifers. Hij opende het, nam een lucifer uit het pakje en stak hem aan. Hij keek even naar de kleine vlam van de lucifer. "Jij gaat nergens heen met Simon, Lydie Ann. Reken daar maar op." Jean smeet de lucifer net zoals het mes in de luchtballon die al snel vuur vatte en in een mum van tijd helemaal in brand stond. Jean deed enkele stappen achteruit en liet het doosje lucifers op de grond vallen. Jean besefte opeens wat hij had gedaan en schrok van zichzelf. Hij begon te roepen. "Mademoiselle De Rozier! Mademoiselle De Rozier!" Lydie Ann kwam aangerent en gilde toen ze haar luchtballon in vuur in vlam zag staan. "Nee, niet mijn luchtballon!" "Ik weet wie het gedaan heeft, Simon. Wacht dan haal ik de politie." Jean liep weg. In realiteit ging hij de politie niet halen, maar had hij gewoon een excuus nodig om weg te gaan. Hij rende het bos in. Hij liep door een wir war van takken en struiken, struikelde bijna over uitstekende wortels, maar hij bleef rennen terwijl de tranen over zijn wangen begonnen te vloeien. Hij stopte aan een boom en kwam op adem. Zijn hart klopte stevig in zijn borstkas, zijn ademhaling was zwaar. Jean liet zijn hoofd tegen de boom rustte en klopte er op met zijn vuist tegen. Hij huilde. Hij huilde zoals hij al zo vaak gedaan had de afgelopen paar jaar. Jean wou dat het allemaal zou zijn na vandaag. Dat hij na vanavond niet meer zou hoeven huilen en hij een vredig bestaan zou lijden, maar zo zou het helaas niet zijn. Hij zou morgen niet vredig opstaan en gewoon verder gaan met zijn leven, nee, het tegendeel. Morgen zou pas echt de hel uitbreken. "Moeder, wacht! Ik kan je niet bijhouden." "Waar gaan we heen?" De bekende stemmen van Vallier en Simon maakte Jean wakker uit zijn dagdroom. Jean keek om en zag Marie Laure, Vallier en Simon wat verder lopen. Hij keek ze even na en begon ze uiteindelijk te volgen. Het duurde niet lang voor ze stopten en Jean zich verstopte achter een boom om te kijken wat er ging gebeuren. Hij deed zijn best om te horen wat ze zeiden, maar hoorde niet veel. Opeens ging Marie Laure liggen op de grond en ging Vallier bij haar zitten. Simon bleef staan. Jean ging wat rechter zitten zodat hij een beter zicht had. Vallier en zijn moeder zeiden van alles tegen elkaar en Jean zag dat Vallier begon te huilen. Opeens gaf Marie Laure de sjaal die ze om haar nek had aan haar zoon die nog harder begon te huilen en Jean verstond wat er gebeurde. Marie Laure vroeg aan haar eigen zoon om haar te vermoorden. Jean had het kunnen weten na het voorval in het hotel. Lydie Ann had na het toneelstuk tegen Marie Laure gezegd dat ze haar man kende en die nu een andere vrouw had en een dochtertje. Marie Laure was met tranen in haar ogen vertrokken en Vallier was haar snel gevolgd. En nu zaten ze daar op de grond met Vallier die huilend de sjaal in zijn hand klemde en na nog wat gepraat rond de nek van zijn moeder deed. Ze zeiden nog een iets tegen elkaar en toen trok Vallier zacht aan de uiteindes van de sjaal. Steeds harder en harder, net zoals hij steeds harder en harder begon te huilen. Jean keek weg van het hele gebeuren. De tranen brandden zelf in zijn ogen. Toen hij terug keek, zat Simon bij Vallier en hield hij hem vast terwijl hij hem suste. Op Marie Laure gezicht lag de sjaal waarmee Vallier haar had gestikt. Ze was dood. Jean stond traag op, deinsde achteruit en begon uiteindelijk te rennen. Zo snel hij kon, niet-wetend naar waar. Hij rende gewoon en bleef rennen net zoals eerst. Hij botste tegen iemand aan en viel op de grond. Hij keek op en zag Simon's vader, Timothée. Toen Timothée hem zag trok hij hem recht bij zijn kraag en keek hem kwaad aan. "Waar is hij?! Waar is dat stuk ongeluk van een Simon?!" Jean slikte. "Waar!?" Vroeg Timothée opnieuw, deze keer harder. "Ik...ik weet het niet," zei Jean stotterend en keek de man voor hem bang aan. Timothée gromde en duwde Jean weer op de grond. Hij begon weer te stappen. "Als je hem ziet zeg hem dan dat als ik hem vind hij wel wat meer dan 22 slagen zal krijgen en zijn vriendje het dubbel." Timothée rende kwaad weg. Jean keek hem angstig na en stond uiteindelijk toch recht en ging naar huis. Toen hij thuis kwam ging hij onmiddellijk naar zijn kamer. Zijn moeder roepte hem nog, maar Jean liep gewoon door. Hij smeet de deur achter zich dicht en liet zich op zijn bed vallen. Hij legde zijn gezicht op zijn kussen en schreeuwde de longen uit zijn lijf. Hij begon opnieuw te huilen en draaide zich om. Hij keek naar de spiegel in de hoek van zijn kamer, stond recht en liep erheen. Hij keek naar zich zelf. Verschillende beelden en stemmen spookte door zijn hoofd. Lydie Ann die vroeg Vallier te vermoorden, Marie Laure die Vallier haar sjaal gaf, Vallier die zijn moeder stikte, Simon in gang van het hotel. Allemaal kwamen hun gezichten op in zijn hoofd en hun stemmen praatten allemaal door elkaar. Jean sloot zijn ogen steviger en drukte zijn handen op zijn oren, maar de stemmen bleven. Ze werden steeds luider en het leek of er steeds stemmen bijkwamen. Jean ademde hevig en opende zijn ogen. Flitsten van jaren geleden kwamen ook op. Beelden van toen hij zich uit gekleed had en de zonde van lust was begaan. Jean sloot zijn ogen weer steviger en klopte schreeuwend op de spiegel die onmiddellijk brak. In een klap werd het weer stil en verdwenen de beelden. Jean opende zijn ogen weer en kwam op adem. Hij keek van zijn vuist die aan het bloede was naar de gebroken spiegel. Hij bekeek zichzelf even in de scherven, zuchtte en begon zich klaar te maken om te gaan slapen. Hij schopte zijn schoenen uit, trok zijn trui over zijn hoofd en deed zijn hemd en broek uit. Zijn onderbroek liet hij aan. Hij ging met een zucht op zijn bed liggen en keek naar het plafond. Jean dacht na over alles wat er vandaag gebeurd was en zuchtte diep. Hij ging onder zijn lakens liggen en sloot zijn ogen. Na een lange tijd viel Jean dan toch in slaap. Een onrustige slaap die constant werd verstoord door verschillende nachtmerries en gedachten.
De eerste zonnestralen die zijn kamer binnenglipte van uit zijn raam maakte Jean wakker. Hij gooide zijn lakens over zijn gezicht om het felle licht te blokkeren. Net toen Jean dacht dat hij weer zou kunnen slapen, werd er op zijn deur geklopt. "Jean, liefje, ben je wakker?" Het was Jeans moeder die aan de andere kant van de deur stond. Jean gromde en gooide de lakens opnieuw van hem af. "Ja, ik ben wakker." "Oh, goed. Kom je dan naar beneden voor het ontbijt?" Jean wreef in zijn ogen en zuchtte. "Jean?" Vroeg zijn moeder opnieuw. "Uh, ja, ik kom zo." "Oke, tot straks." Jean luisterde hoe zijn moeder de trap af ging en stond moeizaam recht. Toen hij beneden kwam, was de tafel al gezet en zat zijn moeder al aan tafel te eten. Ze roerde in haar koffie en keek door het raam naar buiten. Toen ze Jean binnen hoorde komen, keek ze naar hem en lachte ze naar hem. "Hey Lieverd, goed geslapen?" Jean zuchtte en ging aan tafel zitten. "Had beter gekund," zei hij terwijl hij een boterham en confituur pakte. Hij deed het potje open en begon zijn boterham te smeren. Zijn moeder keek hem verbaasd aan. "Je hebt toch niet liggen piekeren over Simon?" Jean schrok, verslikte zich in zijn boterham en hoestte. Toen hij na een tijdje was uitgehoest begon hij weer te spreken. "Wat?" Vroeg hij en vulde zijn mok met melk zodat hij wat kon drinken. "Je hebt toch niet liggen piekeren over Simon?" Herhaalde zijn moeder. Jean slikte. "Hoe bedoel je?" Vroeg hij zo verbaasd mogelijk om te verbergen dat hij iets wist. "Ik hoorde wat er gisteren is gebeurd. Dat hij zijn verloofde haar luchtballon in brand heeft gestoken omdat hij verliefd is op een jongen. Ik had het nooit van hem gedacht en weet je wat nog straffer is. Naar het schijnt heeft hij niet alleen die luchtballon in brand gestoken, maar is hij de dader van al die brandstichtingen de laatste tijd. Ik geloofde mijn oren niet toen ik het hoorde." Jean slikte en dacht na voor hij weer iets zei. "Wat gaat er nu met hem gebeuren?" "De politie is nu op zoek naar zowel hij als die Vallier." "Hoe bedoel je 'op zoek'?" Zijn moeder nam even een slok van haar koffie. "Ze zijn als sinds gisterenavond niet meer gezien en zijn nergens te vinden." Zijn moeder stopte even en Jean dacht opnieuw na. Jeans moeder keek hem even bedenkend aan. "Jij weet toch toevallig niet waar ze kunnen zitten of wel?" Jean dacht na. Ze zouden op verschillende plaatsten kunnen zitten. Jean dacht meteen aan de zolder waar ze altijd zaten. De kans dat ze daar zaten was enorm. "Jean?" De stem van zijn moeder maakte Jean wakker uit zijn gedachten. "Weet jij waar ze kunnen zitten?" Herhaalde ze. Jean dacht nog even na, maar schudde uiteindelijk toch zijn hoofd. Het was even stil. Jean voelde zich niet op zijn gemak en stond recht. Zijn moeder keek hem verbaasd aan. "Ik moet gaan werken," zei hij snel, gaf zijn moeder een kus op haar wang en vertrok naar buiten zonder dat ze de kans had om nog iets te zeggen. Toen Jean de deur achter zich sloot, zuchtte hij en liep verder naar het hotel. Toen hij aankwam was de deur nog op slot. Hij zocht de sleutel in zijn broekzakken en opende de deur. Hij sloot de deur zo zacht hij kon en liet het licht uit om de gasten niet wakker te maken. Hij liep naar de eetkamer en stak een lantaarn aan die op tafel stond. Hij liep zo stil hij kon naar boven tot hij aankwam bij de zolder. Hij klopte op de deur. "Simon? Open de deur." Hij kreeg geen antwoord. Hij klopte opnieuw. "Iedereen is op zoek naar jullie twee. Er is niet veel tijd. Open de deur." Het duurde even, maar uiteindelijk ging de deur toch open en stond Simon voor hem. "Wat wil je?" Vroeg hij terwijl hij alweer naar binnen stapte. Jean volgde hem. "Simon! Gelukkig! We moeten vluchten! De hele stad is op zoek naar jou en Vallier, maar geen zorgen, ik heb een plan. Ik weet een plek waar we een paar dagen kunnen verblijven. Als we nu vertrekken, komen we daar vanavond nog aan. Er rijdt daar een trein naar Cabascastad niet zo ver van. We kunnen op een van de wagons springen en zo vluchten."
Simon bleef stil en keek van Jean naar Vallier. Ze keken elkaar lange tijd aan en uiteindelijk knikte Simon. Vallier stond recht en beiden begonnen ze zich aan te kleden. Jean lachte. "Waarom zoekt iedereen eigenlijk naar ons?" Vroeg Simon terwijl hij zijn broek dichtknoopte. "De politie heeft ontdekt dat jij al die branden hebt gesticht." Jean keek naar Vallier. "En als ze ontdekken wat er met jou moeder is gebeurt..." Vallier schrok op en liep naar Jean toe. "Wat weet jij van mijn moeder?" Vroeg hij kwaad. Jean schrok van de jongeman zijn reactie. "Dat leg ik later wel uit," zei stotterend. Vallier greep Jean vast bij zijn kraag. "Nee! Wat weet jij van mijn moeder?" Vroeg hij opnieuw, deze keer kwader. Simon legde een hand op Valliers schouder en trok hem weg van Jean. "Vallier! Hier hebben we geen tijd voor. Jean heeft gelijk. Als de politie ontdekt wat er met je moeder is gebeurt en ze ons vinden, kan het onze kop kosten. We moeten nu echt weg." Vallier zuchtte en begon zich terug klaar te maken. Jean lachte bij de gedachte aan Simons reactie. Hij werd eindelijk weer bevriend met Jean. "Ik ben zo blij dat we weer vrienden zijn, Simon. Geen zorgen. Ik zal God smeken je zonden te vergeven en ik zal zeggen dat je je hart weer zult openen voor zijn glorie. Hij zal je wel vergeven. Je komt ten slotte vanuit zijn hemelen." Jean lachte naar Simon, zijn beschermengel. Ja, dat was hij voor Jean. Een engel, een heilige uit Gods hemel op aarde gebracht om Jean te helpen. Het kon niet anders. Simon was te mooi, te perfect om van deze wereld te zijn. Simon keek hem verbaasd aan. "Wat?" Jean lachte opnieuw. "Ik ga niet meer naar de seminarie. Ik heb besloten mijn leven te weiden aan een heilige. Aan jou. Geef me een kus, de kus van een heilige." Jean wou Simon kussen, maar Simon duwde hem van zich af. "Je bent ziek, Bilodeau." Jean geloofde zijn oren niet. "Wat zei je?" "Je bent ziek!" Herhaalde Simon deze keer harder. Jean voelde zijn hart breken. Hoe kon hij zo iets zeggen? Na alles wat ze hadden meegemaakt. Na jaren van liefde en vriendschap? Jeans hart ging tekeer in zijn borstkas, zijn slapen klopten en zijn ademhaling werd zwaarder. "Rot dan in de hel!" Riep hij uit en gooide de lantaarn die hij vast had op de grond. Bijna onmiddellijk vatte de zolder vuur. Jean liep naar buiten en deed de deur op slot. Hij hoorde Simon en Vallier roepen en kloppen op de deur, maar hij negeerde het en liep naar beneden. "Brand! De zolder staat in brand! Het was Simon, hij heeft het gedaan! Brand!"
Wat later die dag liep Jean de zolder binnen. Hij zag bijna helemaal zwart van het roet en de as. Jean liep wat verder en zag de kapotte lantaarn liggen. De lantaarn die het vuur was gestart. Jean was verwonderd hoe zo een klein, onnozel voorwerp zo een schade kon aanrichten. Jean liep nog wat verder en zag hem nu liggen. Hij herkende de donkere bruine haren en, ondanks dat het vol roet zat, ook zijn gezicht. Vallier lag op zijn rug op de grond. Hij bewoog niet, zijn ogen waren gesloten, hij was dood. Jean ging dichter bij hem staan en hurkte bij hem neer. Hij nam Valliers hand die op zijn maag rustte vast en hield de tranen in zijn ogen moeizaam in bedwang. Jean slikte even. "Vallier..." De tranen begonnen over Jeans ogen te stromen en vielen op Valliers arm. "Het spijt me zo erg. Het was nooit mijn bedoeling dat dit zou gebeuren, maar je moet weten dat ik ook van Simon hield. Ik hield even veel van hem als hij van jou hield en jij van hem en wij weten allebei hoeveel je van hem hield..." Jean pauzeerde even en keek weg van Vallier. "Jullie hadden zo gelukkig kunnen zijn en ik heb het verpest. Voor eeuwig. Ik weet niet waarom ik het Simon niet gunde, dat geluk met jou. Na alles wat jullie hebben meegemaakt, na alles wat jij hebt meegemaakt. Ik was erbij toen Lydie Ann je moeder vertelde over je vader. Over hoe hij een andere vrouw en en dochter had in Lyon. Ik heb gezien hoe ze keek, hoe haar hart brak en hoe ze dat probeerde te verbergen voor jou." Jean pauzeerde weer even en haalde zijn neus op. "Ik weet wat er met je moeder is gebeurt. Ik was erbij op het moment dat je haar stikte. Ik heb geen idee hoe dat moet geweest zijn voor jou. Om je moeder zo te zien lijden tot het punt dat ze haar eigen zoon vraagt om haar te stikken. Het spijt me zo erg, Vallier. Voor alles. Ik hoop dat je me ooit kunt vergeven en dat zweer ik op mijn liefde voor Simon. Echt waar..." Jean liet Valliers hand los en legde hem terug op zijn maag. Hij begon opnieuw te huilen. "Ach, wat een emotioneel moment." Jean schrok op van de stem, keek achter zich en zag Lydie Ann staan. Hij zuchtte en keek weer weg van de deuropening. "Wat wil je?" Vroeg hij en slikte bij het gedacht dat dit ook de woorden waren die Simon eerst tegen hem had gezegd toen hij bij de zolder aankwam. "Niets. Ik wou je feliciteren. Ik bedoel voor mij was het al goed geweest als je hel gewoon had neergestoken en zijn lichaam in het meer had gesmeten, maar een brand. Dat had ik nu niet van je verwacht." Jean keek om en keek Lydie Ann verbaasd aan. Ze zag het en lachte. "Wat? Had je nu echt gedacht dat je mij kon wijsmaken dat Simon deze brand had gesticht. Misschien kan je dat die andere sukkels wijsmaken, maar mij niet. Nee, Simon hield te veel van die idioot om hem ooit te vermoorden, maar je hebt je aan je belofte gehouden dan moet ik dat ook maar doen. Dus wat wil je van me?" Jean keek naar Vallier en dacht na. "Niks." Lydie Ann lachte. "Wat?" Jean draaide zich om naar Lydie Ann en stond recht. "Ik zei: niks. Ik moet niks van je hebben als maakte me de rijkste man op aarde, ik moet niks hebben van een trut die iemand haar vuile werk laat opknappen, zeker als het zoiets is dat jij hebt gevraagd." "Jij bent nog altijd vermoordt, dus ik ben niet de enige schuldige." Jean stapte naar haar toe. "Ja, maar ik heb tenminste spijt van mijn daden. Niet dat jij ook maar iets kent van spijt." "Zo praat je niet tegen mij!" "Ik praat tegen jou zoals ik tegen jou wil praten! Je denkt misschien dat je zo belangrijk bent, maar in realiteit ben je gewoon een vuile teef uit Parijs die niets liever doet dan mensen kleineren zonder ook maar enig idee te hebben wat dat tot gevolgen kan hebben." "Luister, als je het hebt over gisterenavond met Marie Laure kan het mij niks schelen. Dat mens verdiende het. Het is zij die mij heeft belogen en die idioot van haar zoon naar het verlovingsfeest heeft gebracht. Zij heeft mijn avond verpest, ik niet die van haar." "Nee, haar avond heb je niet verpest, maar haar leven wel." Lydie Ann lachte en draaide met haar ogen. "Overdrijf nu niet, hé." Jean ging nog dichter bij haar staan. "Je weet het echt niet, hé." Lydie Ann kijkt hem spottend aan en grinnikt. "Wat?" "Wat er gisterenavond is gebeurt na het feest." "Nee, ik heb echt geen idee. Vertel het mij, Jean. Wat is er gebeurt waar ik zoveel spijt van zou moeten hebben." "Gisterenavond na de brandstichting aan het hotel liep ik in het bos. Opeens hoorde ik Simon, Vallier en zijn moeder. Ze volgde haar naar een plek in het bos en ik besloot om mee te volgen." Jean pauzeerde even. Lydie Ann verloor haar gezien. "En?! Wat zag je?" "Wil je het echt weten?" "Ja! Zeg op!" Jean zuchtte en keek naar Lydie Anns kwade blik in haar ogen. De ogen die straks gevuld zouden zijn met tranen van spijt en verdriet. "Ik zag hoe Marie Laure haar eigen zoon vroeg om haar te stikken en hoe hij dat deed met trillende handen en tranen die over zijn wangen naar beneden rolden. Dat heb ik gezien en het is allemaal door jou. Jij bent degene die haar hoop in een klap afnam door haar de waarheid te vertellen. Dat was jij, niet ik." Lydie Ann keek Jean triest aan. Ze kon haar oren niet geloven. Ze legde haar hand op haar mond en schudde haar hoofd. "Ik loog," zei ze stil, bijna onverstaanbaar. Jean trok zijn oven wijd open. "Wat?" "Ik heb gelogen," zei ze deze keer luider en verstaanbaar. "Hoe bedoel je 'gelogen'?" "Ik kende haar man helemaal niet. Ik heb hem nooit ontmoet. Ik heb het verzonnen en nu..." Jean keek van Vallier naar Lydie Ann die begon te huilen en deze keer was het zijn beurt om haar spottend te bekijken. "Voel je dat mademoiselle De Rozier?" Lydie Ann keek hem met betraande ogen aan. "Dat noemen ze spijt." Lydie Ann barstte in tranen uit. Jean liep haar voorbij en ging naar buiten. Hij sloot de deur achter zich, maar kon nog steeds het hartverscheurende gehuil van Lydie Ann horen. Hij lachte even en liet Lydie Ann alleen achter met al haar spijt en verdriet.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top