Even gelukkig


De nacht was nog steeds koud, maar toch leek hij warmer te zijn dan een paar minuten geleden. Misschien was het de jas die toen over zijn schouders hing of Fons' lichaam dicht tegen het zijne of misschien was het wel de liefde die hem opwarmde. De vlinders in zijn buik die zorgden voor een geweldig warm gevoel of zijn hart dat nu eindelijk een doel leek te hebben om voor te kloppen. Een ding wist Jean zeker: Fons hield van hem en dat kon niks veranderen. Hij leunde met zijn hoofd op Jeans borst en zat opgekruld tegen hem. Jean leunde tegen de loopgraaf en hield zijn nieuwe vlam vast. Fons stak een van de vele sigaretten van deze avond op en nam er een trek van. Hij blies de rook uit en stak zijn sigaret een beetje in de lucht. "Saf?" Vroeg hij en keek naar Jean. Hij keek hem even aan, maar schudde uiteindelijk zijn hoofd. Fons lachte, schudde ook zijn hoofd en nam een nog een trek. Hij nestelde zijn hoofd iets dieper in Jeans borst en zuchtte. "Vind je het niet vreemd?" Vroeg hij. Jean keek hem vragend aan. "Wat?" Fons ging rechter zitten zodat gij Jean makkelijker kon aankijken terwijl hij sprak. "Dat we al in deze omstandigheden, in al dit vreselijks nog geluk kunnen vinden. Ik bedoel: we zitten op dit moment letterlijk in iemand zijn stront." Jean en Fons lachte, maar Jean zag de tranen in Fons' ogen. Fons ging verder. "Ik bedoel: ik had nooit gedacht dat ik ooit nog zou lachen of iets van geluk zou vinden. Ik heb zoveel gezien, Jean, zoveel meegemaakt hier. Ik heb mensen zien vallen, ik heb mensen zien opengereten worden door bommen. Ik heb zoveel vrienden verloren, zoveel..." Fons barste in tranen uit. Jean nam hem vast terwijl hij huilend verder sprak. "Ik weet nog dat ik op een ochtend in mijn tent kwam en ik een kamerraad van mij in zijn bed zag liggen met zijn deken over zich. Ik kende hem al jaren. Hij woonde bij mij in de straat en kwam bijna elke morgen bij ons om brood. Ik ging naar hem toe en schudde hem door elkaar om hem wakker te maken. Hij reageerde niet, dus deed ik het nog eens en nog eens en nog eens, maar hij bleef liggen. Ik gooide het deken van hem af en zag hem lijkbleek in zijn bed liggen met een sjaal strak rond zijn nek gespannen. Zijn ogen waren wijd opgesperd, maar hij keek naar niets. In zijn hand had hij een brief die hij naar zijn moeder had geschreven. Er stond in dat hij naar huis wilde, maar dat niet kon en dat hij er genoeg van had om mensen te vermoorden en dat hij daarom had besloten om zijn eigen leven te nemen zodat hij dat niet bij een ander hoefde te doen. Ik heb zijn ogen gesloten, de sjaal van rond zijn nek gehaald en het op zijn gezicht gelegd. Hij was zeventien, Jean, zeventien..." Fons begon harder te huilen. Jean nam hem harder vast en suste hem. Fons' verhaal deed Jean denken aan het moment in het bos met Vallier, Valliers moeder en Simon. Het moment waarop Valliers moeder aan haar zoon vraagde om haar te stikken omdat ze niet wou leven wetend dat haar ware liefde haar vergeten was en dat hij nooit meer zou terug komen naar haar. Jean zag nog steeds Vallier trillende handen die de sjaal van zijn moeder om haar nek wikkelde en hoe hij haar huilend stikte en nadien de sjaal op haar gezicht legde. Net zoals Fons had gedaan bij zijn vriend. Jean slikte terwijl Fons verder ging. "Ik heb er ooit ook aan gedacht, weet je. Om mijn eigen leven te nemen in de plaats dan die van een ander. Duisters zijn ook maar mensen, Jean. Het ook maar iemands zoon, of iemands vader. Iemands vriend of iemand man. Ik weet nog toen ik voor het eerst iemand doodde. Het was een van mijn eerste veldslagen en een Duitser kwam in volle snelheid op mij afgerend. Uit reactie stak ik uit met mijn bajonet. Het was niet de bedoeling dat ik hem zou raken, maar dat deed ik en ik doorboorde zijn hart. Hij keek me met betraande ogen aan en viel op de grond. Pas toen hij gevallen was, zag ik de gouden ring aan zijn ringvinger. Ik ben in tranen uitgebarsten en ben verder gelopen. Ik heb iemand een weduwe gemaakt Jean, een godverdomme weduwe." Jean suste Fons nu nog harder dan eerst. Zijn hoofd leunde weer tegen Jeans borst en zijn tranen maakte Jeans kostuum nat. Pas toen Fons helemaal was uitgehuild, begon Jean te praten. "Ik heb er ooit ook aan gedacht, weet je, om mijn leven zelf te nemen." Fons ging weer recht zitten en keek hem verbaasd aan. "Waarom? Je woont in de hoofdstad van Frans-Canada en bent welgestelde leerling-priester. Waarom zou je dan in godsnaam je leven willen nemen?" Jean lachte zwak. "Wat heb je aan al die rijkdom als je het met niemand kan delen of met iemand niet kan delen omdat het niet mag van je geloof. Wat heb je aan rijkdom als je niet kunt houden van de persoon van wie je het meest houdt in de wereld, maar waarvan je niet kan houden omdat het volgens iedereen ziek en gestoord is. Wat voor zin heeft rijkdom of je leven dan? Ik wou niet meer zondigen, Fons. En daarom wou ik de een van de grootste zonden begaan om al mijn andere zonden te beëindigen, maar Simon hield me tegen. Hij nam me vast en zei dat alles goed zou komen niet wetend dat ik wou springen door hem, door mijn liefde voor hem. En nu ben ik hier, ook door mijn liefde voor hem en hij is niet eens bij mij en dat zal hij waarschijnlijk ook nooit meer zijn en dat doet pijn, Fons, zoveel pijn..." Jean barste deze keer in tranen uit. Fons omhelsde hem en gaf hem een kus op zijn wang. "Geen zorgen. Ik ben er nu en ik blijf bij je, dat beloof ik. Vanaf de oorlog gedaan is, ga ik met je mee naar Quebec en zullen we daar nog lang en gelukkig leven. Ik beloof het." Jean maakte zich los uit Fons' greep en keek hem aan. "En wat als je morgen wordt neergeschoten in een strijd en je sterft?" "Dat zal ik niet. Ik zal blijven leven, ik zal blijven leven voor jou en dat beloof ik je." Jean lachte zwak. Fons' nam zijn gezicht in zijn handen en veegde Jeans tranen weg met zijn duimen. Hij drukte zijn lippen tegen die van hem en al snel kuste Jean terug. Hij lachte even, want voor even was hij niet meer bang. Even was hij niet meer in de oorlog. Even had hij het warm in de koude nacht. Even leken al zijn zorgen in een zucht te verdwijnen en even leek de wereld en de tijd stil te staan en even leek niemand zijn liefde te kunnen verpeste. Even was hij weer gelukkig. Jammer genoeg was maar voor even.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top