De smaak van de hel.
Warning: bevat seksuele dingen.
"Monseigneur." Jean nam de hand van zijn leermeester, de bisschop van Quebec en kuste zijn ring. "U had gevraagd om te komen." "Inderdaad, Jean, luister. Ik moet dringend weg. Ze verwachten mij in Roberval..." Jean slikte bij het horen van de naam van zijn geboorte stad. De stad waar hij al zijn herinneren had beleefd. De slechte en de goede. Degene die hij wenste te vergeten. De stad waar hij Simon had leren kennen. Zijn vriend was geweest, verliefd was geworden, vervangen was geworden, verlaten en bedrogen was geworden. Het was nu een jaar geleden sinds de zaak over de moord van Vallier De Tilly en Jean wenste nog steeds dat het een droom was. Dat Vallier nooit had bestaan. Dan stond hij hier nu misschien met Simon naast zich, luisterend naar hun leermeester. "...Ik moet daar een paar vormsels en doopsel bijwonen, maar ik heb een probleem en ik hoopte dat jij mij zou kunnen helpen." "Natuurlijk, monseigneur. Met veel plezier." De bisschop lachte. "Ik zag net iemand de biechtstoel in gaan en ik vroeg mij af of jij de biecht van me zou kunnen overnemen." Jean keek zijn leermeester met grote ogen aan en slikte. "Monseigneur...Ik?" "Ik weet het, het is al snel, maar ik moet echt gaan en zal nogal lang weg blijven. Jean, zou jij alsjeblief de biecht van mij kunnen overnemen?" Jean dacht even na en knikte uiteindelijk. "Ah! Dank je wel, Jean." De bisschop keek op zijn horloge. "Maar ik moet nu echt gaan." De bisschop bood Jean zijn hand aan. Jean nam hem vast en kuste voor de zoveelste keer zijn ring. "Nog een goedendag, monseigneur." "Jij ook, Jean en succes met je eerste biecht." De bisschop liep door de poorten van de kerk en liep verder op straat. Jean sloot de poorten en zuchtte diep. Het was stil geworden in de kerk. Hij en degene die op hem wachtte in de biechtstoel waren de enige nog in de kerk. Jean ademde diep in en stapte het kamertje van biechtstoel binnen. Hij ging zitten en deed de deur dicht. Het was donker in het kamertje. Het enige licht dat er was was het licht dat door het rooster van de deur kwam. Jean voelde zich niet op zijn gemak in de kamer en schoof het luik aan zijn linkerkant opzij. Ook in de ruimte naast hem was het donker. Hij zag alleen gevouwde handen en een gezicht opgeslokt door de schaduw waardoor Jean het niet kon zien. "In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen," begon Jean. De persoon naast hem maakte een kruisteken en vouwde toen zijn handen weer. "Zeg me, mijn kind, wat heeft u gedaan,"ging hij verder. "Ik heb niks gedaan, vader. Maar iedereen denkt van wel. Iedereen denkt dat ik een moord heb gepleegd, maar wij weten allebei dat dit niet waar is, niet vader?" Jean keek de man geschrokken aan. Hij herkende zijn stem, een stem die hij uit duizenden zou herkennen. De stem van zijn eeuwige liefde, de stem van Simon. "Ken je me nog, Bilodeau? Of ben je mij ook al vergeten." "Simon...ik..." Simon lachte in de duisternis. "Je kent me dus nog. Wees maar niet bang, ik ben jou ook niet vergeten. Hoe kon ik jou ooit vergeten. De man die de liefde van mij leven heeft verbrand waarvoor ik nu in de gevangenis moet zitten!" "Het was een ongeluk!" "En dat moet ik geloven! Jij haatte hem! Heb je altijd gedaan! Je was jaloers omdat hij iets had wat jij nooit zult krijgen!" Simon stampte tegen de houten muur tussen hen in. "Simon, ik hield van je. Zoveel. Het maakte me gek, ik wist niet wat ik deed. Het was het moment." "Dat zal wel, jij weet niet eens wat liefde is!" Jean hoorde de deur van Simons ruimte open en dicht gaan. Jean ging zoveel mogelijk naar achteren in zijn stoel zitten en keek bang naar de deur. De deur vloog open en voor hem stond Simon. Hij was veranderd. Zijn ogen waren rood met enorme wallen onder hen. Zijn huid was bleek en hij was enorm vermagerd. Hij greep Jean vast bij zijn kraag en trok hem naar buiten. Hij trok hem door de kerk, naar het altaar en gooide hem ertegen aan. Jean keek hem met betraande ogen aan. Simon ging dicht bij hem staan. Zo dicht dat hun lichamen raakten. Jean leunde tegen het altaar om zijn evenwichtig niet te verliezen en ademde hevig "Weet je het nog, Jean, vorig jaar? Na de repetities?" Fluisterde Simon in Jean oor terwijl hij de knoppen van zijn hemd opende. Jean begon zacht te huilen. "Weet je nog, hoe ik je kuste?" Meer knopen werden geopend. Simon grijnsde toen hij Jeans angstige uitdrukking zag. "Je weet het vast nog. Niet?" Jean was te bang ook maar iets te zeggen. Hij liet Simon doen, maar huilde vanbinnen. "Weet je nog hoe ik het noemde?" Simon opende het laatste knopje en kijk Jean recht in zijn ogen. "Zeg het." Jean slikte. "Een smaak van de hel," zei hij zacht, huilend en bijna onhoorbaar. Simon lachte gemeen en greep Jeans gezicht. Jean herkende hem niet meer. Zijn ogen waren anders. Ze zaten vol met haat en verdriet. "Wat je toen kreeg, was nog maar half zo zondig dan wat je nu gaat krijgen, Bilodeau!" Simon aaide Jeans wang met de rug van zijn hand. Jean huilde. Simon schudde zijn hoofd. greep Jean bij zijn nek en kuste hem. "Wat is er, Bilodeau?" Vroeg hij alsof hij met hem meeleefde: Is dit niet wat je al die jaren al wilt?" Jean huilde nu harder. "Simon, alsjeblief..." Jean stem beefde. Hij was bang voor de man die bij hem stond. Hij kende hem niet meer. Simon was niet meer Simon. Hij was een man bezeten door woede met nog maar één doel in zijn leven: wraak. Simon kuste hem, maar Jean werkte deze keer niet tegen. Dat had hij vroeger wel gedaan, maar daaruit had hij geleerd dat het toch niet hielp. Hij kon het even goed, gewoon laten gebeuren. Het zou toch geen verschil hebben gemaakt. Jean hoopte vanuit de grond van zijn hart dat God zijn zonden ooit zou kunnen vergeven. Dat Hij ooit nog zijn deuren zou openen voor hem. Er was geen hoop meer, alleen zonden en spijt. Simon hield op. Jean keek hem triest, maar toch verbaasd aan. Hij deed een stap achteruit en keek Jean nog steeds grijnzend aan. Zijn ogen leken Jean uit te lachen. "Sta op." Jean reageerde niet. "Sta op," zei Simon opnieuw en trok hem recht nadat Jean weer niet reageerde. Hij ging op zijn knieën zitten en opende de rits van jeans broek. "Nee, Simon, Alsjeblief. Nee," zei Jean kreunend van verdriet. Hij begon nog harder te huilen. Simon suste hem. "Geen zorgen, Bilodeau. Je wilt dit toch. Je wilt dit als sinds de dag dat we elkaar ontmoetten. Denk je nu echt dat ik niet zag hoe je vroeger naar me keek in de douches of aan het meer. Je bent ziek, Bilodeau. Ziek." Het laatste woord spuugde hij uit. Jean zei niks, maar bleef gewoon huilen. Jean voelde hoe Simon zijn broek liet zakken. Simon kuste hem zacht van zijn maag langzaam naar zijn beneden. Hij stopte even en lachte gemeen. "Ik zie je in de hel, Jean." Jean voelde opeens de warmte van Simon wond rond zijn geslachtsdeel. Hij kreunde van verdriet en probeerde Simons hoofd weg te duwen, maar hij bleef op zijn plek. Jean gezicht vertrok alsof wat Simon deed pijn deed, maar dat was niet zo. Het voelde goed, maar Simon wist dat dat Jean juist het meest pijn deed. Hij had hem kunnen slaan en schoppen zoveel hij wilde, maar niets deed Jean meer pijn dan weten dat Simon hem goed liet voelen. "Simon, alsjeblief, ik smeek het je. Hou op" Jeans stem was gebroken en trilde helemaal door de pijn en het gehuil. Hij was bijna onhoorbaar. Jeans ademhaling werd heviger zijn kreunen werden harder. Jean kon het niet langer ophouden en kwam klaar. Hij huilde en dacht aan wat voor zonde hij was begaan. Hoe zou hij nu nog kunnen leven. God zou hem nooit vergiffenis schenken en hem straffen voor alle zonden die hij vandaag was begaan. Hij vroeg zich af wat hij Hem ooit misdaan had in zijn leven om zo een straf te krijgen. "Wat is hier in godsnaam aan de hand?!" Hoorde Jean opeens achter zich geroepen worden. Het was de bisschop. "Monseigneur..." De bisschop keek van Jean naar Simon. "Jij vuil duivelskind! Uit mijn kerk!" Hij trok Simon weg Jean en schopte hem de kerk uit. Jean liet zichzelf op de grond vallen en hield zijn hemd om zijn naakte bovenlichaam te verbergen. Hij huilde harder dan ooit tevoren. Hij hoorde de poorten van de kerk met een knal toe gaan en zag de bisschop boos naar binnen stormen. Hij kwam bij hem staan en keek hem triest aan. "Monseigneur..." Jean begon opnieuw te huilen. De bisschop knielde bij hem neer en nam hem in zijn armen. "Het is oké, mijn kind, alles is voorbij." "Ik heb zwaar gezondigd, monseigneur, het spijt me zo erg." "Je zonden zijn vergeven,mijn kind, ze zijn vergeven." De stem van de bisschop trilde en zijn ogen vulde zich met tranen. Jean lachte dankbaar naar zijn leermeester, maar barste al snel weer in tranen uit. Het zou nog uren duren voor Jean eindelijk was uitgehuild. Jean wist dat het nog niet gedaan was, Simon zou nog terugkomen op een dag. Jean zou die dag zich tot zijn dood nog herinneren. De dag waarop een man gedreven door wraak en woede hem de grootste zonde had laten begaan. De dag waarop hij opnieuw de smaak van de hel had geproefd.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top