🖤Hoofdstuk 8: Reflectie
Schrikken: Het met koud water afspoelen van heet voedsel
***
De ochtend begint maar al te vroeg. Door mijn nachtelijke pannenkoeken-escapade, voelt het een stuk later dan het werkelijk is als alle Moreno's rond een uur of negen aangekleed en wel aanschuiven voor het ontbijt wat ik op tafel uitgestald heb.
"Jeetje, Finn. Dat had toch niet gehoeven," zegt Sofia, die mij een kus op mijn wang geeft. "Je verwent ons."
Clara komt aan tafel zitten en kijkt naar het buffet aan pannenkoeken wat voor haar staat. "Mag ik dat allemaal eten, papa?"
Flavio knikt. "Na het bidden mag je alles proeven, lief."
Zoals verwacht zit ik aan tafel met de familie, zonder Noah. Die is aan het werk in het veld. Hoe gek het ook klinkt; ik mis zijn slonzige aanwezigheid aan tafel. Na ons gesprek van vannacht, voel ik me wat meer op mijn gemak bij de Moreno's. Ik had het niet verwacht, maar Noah en ik hebben meer overeenkomsten samen dan ik dacht.
Als iedereen aan tafel zit, zegt Flavio het gebed, waarna de pannenkoeken al snel in de smaak vallen.
"Het is heerlijk, Finn! Beter dan wat ze in het dorp hebben," zegt Maria.
Flavio knikt. "Kan Finn je dit jaar niet helpen met de wedstrijd?"
Sofia's ogen beginnen te glazen. "Wat een goed idee, ja! Dat zou geweldig zijn!"
"Een wedstrijd? Welke wedstrijd?" vraag ik.
"Van het dorpsfeest. Sofia doet al jaren mee, maar ze verliest elk jaar van de bakkerij van Wilma," zegt Sofia, duidelijk geamuseerd. "Met haar kersenvlaai."
Flavio houdt schaamtelijk zijn hand voor zijn gezicht. "Maria! Waarom zeg je dat nou? Hier gaan we weer."
Sofia staat op van haar stoel en balt haar vuist in de lucht. "Wilma en die veel te zure kersenvlaai! Dit jaar is de grens bereikt. Die vrouw kan niet bakken! Met haar neppe vriendelijkheid en biologische kersen. Foda-se! Ik moet en zal er een einde aan maken."
Maria grijnst naar me, haar mondhoek weggetrokken in een speelse bocht. Ze rolt met haar ogen bij Sofia's hysterische reactie. "Ze heeft wel gelijk, Flavio. Het ego van Wilma kan wel een stootje gebruiken. Denk nou zelf: Sofia Moreno, winnares van de bakwedstrijd 2025."
"Ik weet niet of ik de kwaliteiten heb van een 'bak-kampioen'," zeg ik bescheiden. "Koken is wel heel anders dan bakken."
"Daarom hebben we je nodig!" zegt Sofia. Ze pakt mijn hand vast. "Jij kunt ons leren hoe we ons product kunnen perfectioneren. En misschien, als we echt ons best doen, kunnen we die kersenvlaai eindelijk verslaan!"
Flavio denkt na, maar ik kan zien dat hij het idee steeds leuker vindt. "Het zou wel leuk zijn om een keer te winnen, dat is waar. Het is goede reclame. De trots van het dorp is op het spel, nietwaar?"
Sofia knikt enthousiast. "En als we winnen, geven we een groot feestje! Iedereen wil ons recept, dat weet ik zeker. Finn, je kunt ons ook helpen met het bedenken van iets bijzonders."
Clara begint te klappen en te juichen. Het enthousiasme werkt aanstekelijk. Terwijl hun blikken vol hoop en verwachting op mij gericht zijn, voel ik een rol ontstaan die ik nooit had verwacht. Het zal een uitdaging worden, maar misschien is dit wel precies wat ik nodig heb om de zware taak van het opknappen van de boerderij soms naast me neer te kunnen leggen—een kans om me te bewijzen, niet alleen aan hen, maar ook aan mezelf.
"Oké, ik ben erbij," zeg ik met een glimlach. "Maar onder één voorwaarde."
Sofia kijkt verwachtingsvol mijn kant op. "Alles. Zeg het maar."
"We hebben een mascotte nodig. En ik weet al precies wie we daarvoor kunnen vragen."
***
"Ze beloofde je wat?!" vraagt Noah, van top tot teen verstard door het nieuws wat ik hem breng over de bakwedstrijd.
"Een mascotte. Jij. Ta-da!" zeg ik, waarbij ik suggestief met mijn handen zijn richting uit wuif. "Er liggen al genoeg ideeën, maar die van een wandelende koe naast onze kraam kreeg wel echt de meeste stemmen."
Noah schudt zijn hoofd heen en weer. "Absoluut niet. Hoe komt Sofia er ook op. Een mascotte? Wacht, dit klinkt als een idee van Maria."
"Wat maakt het uit wiens idee het was, het is geweldig! Wat trekt er nu meer kopers dan een -" Ik kijk naar Noah en maak mijn zin af. "Semi-aantrekkelijke adolescent met vlekken op zijn hoofd en een uier op zijn buik?"
Nadat ik gesproken heb, kan ik mijn lach niet meer onderdrukken. De gedachte aan Noah in een koeienpak is er een die ik niet snel vergeet.
"Geen idee? Jij, misschien? Een jongen uit de randstad met een bovengemiddeld hoog IQ, gezien de kledingstijl en dat brilmontuur? Ik denk oprecht dat jij meer opvalt, dan die koe," zegt Noah.
Hij vertraagt wat in zijn pas, zodat ik hem beter bij kan benen, onderweg naar de boerderij van David. Het gewicht van de stapel verhuisdozen die hij met zich meedraagt, lijkt hem amper wat te doen.
"Misschien, maar een koe is leuker en zo lang ik hier deze zomer nog ben, heb je al twee stemmen tegen je," zeg ik.
Even is het stil wanneer we de laatste meters overbruggen en voor de boerderij tot stilstand komen. Het is bloedheet, rond het middaguur: de zon lijkt hier in Wouddorp feller te branden dan in Rotterdam, wat de temperatuur ondragelijk maakt. Ik snap echt niet hoe Noah dat doet in zijn overall.
"Je loopt alsof je naar je eigen begrafenis gaat," zegt Noah plotseling, zijn toon luchtig maar zijn blik onderzoekend. Ik probeer te glimlachen, maar het voelt geforceerd.
"Misschien is dat het ook een beetje zo," zeg ik.
Noah zwijgt, wat voor de verandering zeldzaam is. Ik kijk opzij, naar hoe ontspannen hij eruit ziet wanneer hij loopt en vraag me af hoe hij het toch doet? Altijd moeiteloos in het moment zijn, terwijl ik met de dag dieper wegzak in de shit.
"Dit is de plek waar je bent opgegroeid, toch?" vraagt Noah, meer nieuwsgierig dan dat het slecht bedoelt is.
''Ja, maar het is niet mijn thuis,'' zeg ik, vrij beslist.
Noah besluit er daarna niet meer naar te vragen.
"Gelukkig is het maar één zomer," zegt hij dan. Zijn passen laten grote zware afdrukken achter in de klei van het gras. "Wat vinden je vrienden daar eigenlijk van, in de Randstad? Dat je dit achterlaat om hier... tja, koeien te helpen melken enzo?"
Zijn vraag overvalt me, want wil ik alles wel vertellen? Het grootste voordeel van terug zijn in Wouddorp is dat ik kan doen alsof ik na al die jaren verandert ben, zodat ik niet herkend wordt. Mijn leven in Rotterdam geheimhouden.
Één ding kan ik hem sowieso niet vertellen: mijn seksuele geaardheid en mijn relatie met een man houd ik liever voor me.
"Mijn vrienden vinden het jammer, tuurlijk, maar ze begrijpen de situatie. Ik had niet echt wilde plannen voor deze tijd van het jaar, als dat is wat je bedoelt," zeg ik. Ik haal mijn hand langs mijn voorhoofd om het zweet er vanaf te vegen en zucht, hoorbaar vermoeid. "Anders dan werken en me voorbereiden op mijn studie. Je kan zoveel doen als je wil, maar je moet er wel tijd voor hebben. Ik woon in een huurhuis, waarvan de prijs torenhoog is! Ik kan niet zomaar nietsen. Dan kan ik het niet betalen."
Noah's blik verandert, van geamuseerd naar bedenkelijk, zijn lippen samengeknepen tot een strakke lijn.
"Het klinkt zo eenzaam," zegt hij.
"Wat is eenzaam?"
"Werken om te leven," zegt Noah. Hij kijkt omhoog, naar de heldere hemel. "Bij ons is het juist andersom. Wij leven om te werken, in een kleine gemeenschap. We zorgen voor elkaar, altijd. Sinds we hier gekomen zijn, is onze band alleen maar sterker geworden."
Ik denk aan de eerste avond dat ik Noah sprak tijdens het diner met zijn familie. Hoe boos hij weggelopen was toen we er niet uitkwamen met de boerderij. De opmerking die Sofia maakte over Noah's vader.
"Ik houd van de rust hier. Gewoon bezig zijn met de melkveehouderij. Het is hard werken, maar het geeft ook voldoening. Het doet me denken aan mijn leven in Brazilië," zegt Noah vervolgens. "Ik kan me niet voorstellen hoe het is om de druk van een stad te voelen. Daar niet en hier niet."
Ik lach wanneer hij het zegt. "Je went eraan na een aantal jaar. Ben je dan nog nooit in de randstad geweest? Of een grotere stad?"
Noah lacht schamper en schudt zijn hoofd. Het kuiltje in zijn wang trekt mijn aandacht. Het is een schattig gebaar. "Nee, nooit. Zelfs in Uberlândia ben ik als kind niet veel geweest. We woonden in een buitenwijk op het platteland, dus dat is niet heel anders dan hier in Nederland. De randstad klinkt voor mij meer als een andere wereld. Sneller, drukker, en... hoe zeg ik het netjes... lelijk?"
Hij laat me nog harder lachen dan eerst.
"Tja, dat is de stad," zeg ik. "Zelf vond ik het een verademing. Geen mestgeur, geen eindeloze fietstocht naar de winkel en de mensen in de stad zijn heel ruimdenkend, vergeleken met hier."
"Je bedoelt ons geloof?" vraagt Noah direct, die even stopt met lopen wanneer we bij de oprit van de boerderij van David zijn. "Dat valt echt enorm mee. Tuurlijk hebben we tradities en bepaalde dingen waar we in geloven, maar we sluiten niemand buiten."
Noah's woorden lijken oprecht, maar ik kan me amper indenken dat ze hier in Wouddorp ruimdenkend zijn. Hij moet eens weten hoe het is om als homoseksuele jongen buiten de norm te vallen van de gemiddelde Wouddorpsenaar.
Ik trek een wenkbrauw op en kijk hem aan. "Dan hebben we een hele andere ervaring."
"Denk wat je wil, maar ik en mijn familie zijn absoluut geen bekrompen mensen," zegt Noah.
"Dat zeg ik toch niet, ik bedoel dat- " Ik kan mijn zin niet afmaken, gezien Noah's aandacht totaal overgenomen wordt door de boerderij voor ons. Hij sust me stil te zijn.
"Wacht," zegt hij.
Ongeveer 100 meter lopen van het landgoed van de Moreno's vandaan, staan we stil voor de woning van mijn vader. Het pand is er nog erger aan toe dan ik dacht. Er zitten gaten in de veranda en een plank van de opstap mist. De voordeur is dichtgesnoerd met tape en kippengaas en de verf van de houten muren schilfert zo erg dat de grond er vuil van is.
"Ik wist niet dat het zo erg was," zeg ik, wanneer ik probeer te registreren hoeveel werk het gaat zijn om dit pand te renoveren. "Dit krijgen we toch nooit gedaan in één zomer?"
Noah lijkt verwonderd te zijn door iets heel anders, aangezien hij niets hoort van wat ik zeg.
"Noah?" vraag ik.
Hij trekt een lastig gezicht, alsof er iets niet klopt. "Sorry, maar de deurklink is gesloopt."
Hij stapt de veranda op en loopt naar de voordeur toe, waar hij de klink van de grond raapt en het slot bekijkt. "Dat is gek. Ik was hier van de week nog. Dit moet recent gedaan zijn."
Een inbreker? In dit pand?
"Grapje, zeker? Wie moet er nu weer stelen uit dit huis? Van alle huizen die je in deze omgeving hebt, zou je moeten weten dat hier niets te halen valt," zeg ik.
Noah schudt zijn hoofd heen en weer. "Het zou je verbazen, wat er in dit dorp nog gebeurt. Van de week nog, stonden er ineens hooibalen in brand op het landgoed hierachter."
"Misschien was het een oude cilinder?" Merk ik op. Ik klim de veranda op, zodat ik samen met Noah het slot kan bekijken.
"Nee, zie je die lijnen in het hout hier? Dat is van een koevoet," zegt Noah. Zijn arm veegt langs de mijne waarna hij zijn grove vingers langs het patroon in het hout laat bewegen. "Ik heb ik Brazilië genoeg inbraken meegemaakt om dat te weten."
De aanraking bezorgt me een gek gevoel, wat ik niet meteen kan plaatsen. Ongemak? Alertheid? Ik schud de sensatie van me af terwijl ik naar de schade van het slot kijk. "Denk je dat er nog iemand binnen is?"
Noah knikt. Hij is bloedserieus. "Ja."
De spanning neemt toe, wanneer ik een stap achteruit doe en de balustrade van de veranda stevig beetpak. "Echt?"
Noah draait zich naar me om en begint ongeremd te lachen. "Nee, tuurlijk niet! Ik klaar daglicht? Die crimineel moet wel gek zijn! Jeetje, wat ben je goedgelovig!"
Ik schaam me dood wanneer hij half voorover buigt terwijl hij niet kan stoppen met lachen. Ik geef hem een duw tegen zijn arm. "Lekker volwassen, Noah."
Ik duw hem opzij, zodat ik de deur open kan trekken, maar zijn lichaam is zo groot, dat ik hem niet in beweging krijg.
"Gaan we nog naar binnen, of niet?" vraag ik, met minder geduld dan eerst. "Ik heb het bloedheet. Hoe sneller we de spullen gesorteerd hebben, des te sneller we het grofvuil kunnen bellen om alle zooi mee te nemen."
"Tuurlijk," zegt Noah. Hij zet een stap opzij. De gierende grijns verdwijnt echter nog steeds niet van zijn gezicht. Hij overhandigt mij de deurklink. "Hier."
Ik kijk naar het slot en probeer de klink weer in het gat te wurmen, maar deze blijft niet zitten en valt met de minuut steeds op de grond. "Verdomme."
Noah rolt met zijn ogen en kijkt me aan. Zijn pupillen glanzen van vermaak. De zon maakt ze lichter dan normaal en voor even voel ik me verward. "Kom, laat mij het doen."
Noah klikt de deurklink er binnen seconden op een andere manier in. Hij doet het met een gratie die ik niet anders kan omschrijven dan pure opschepperij, nou ja, of magie, want ik begrijp er niets van.
"Waarom deed je dat niet meteen?" vraag ik, waarna ik de deurklink naar beneden duw en open.
"Gewoon. Even kijken wat je in je mars had," zegt Noah. Zijn stem spreekt van cynisme. "Vrij teleurgesteld, eigenlijk."
Ik schud zijn commentaar van me af en stap de woning in. Vanaf het moment dat de deur weer achter me sluit kruipt een koude wind langs mijn ontblote armen. Het voelt alsof de temperatuur ineens tien graden zakt; de koele stilte van het oude huis omringt ons.
Noah kijkt om zich heen alsof hij alles in de omgeving probeert op te slaan; de stoffige hoeken van het huis en de vervaagde herinneringen die nog aan de muren lijken te hangen. De vreugde van buiten vervaagt, wanneer de ruimte ons duidelijk even het zwijgen oplegt.
"Het is zo vol hier," zegt Noah dan. "Was dat altijd al zo?"
Ik knik kort. "Vol is nogal een understatement."
Ik kijk naar de oude bank in de tv-hoek, waar overal gaten in zitten; de eikenhouten kast tegenover de open haard, gevuld met boeken waarvan de kaften volledig vergeeld zijn door de zon; overal ligt stof, het keukenmeubel hangt scheef en de keukenkastjes staan allemaal open, volgestapeld met blikken en halfopen verpakkingen; het aanrecht onder de vuile vaat.
"Dus, waar beginnen we?" vraagt Noah. Hij schuift met zijn schoen over de vloer heen, die een plakkerig geluid maakt als hij zijn zool optilt.
Mijn normaal gesproken functionele brein, lijkt geen stappenplan te kunnen genereren voor deze hoeveelheid puinhoop, wat me een duidelijke error in mijn hoofd bezorgt. "Ik - ik weet het niet."
Herinneringen aan vroeger overvallen me wanneer ik overal foto's van mijn moeder zie hangen, glimlachend op elke afbeelding.
De geur van vergisting en over de datum alcohol vullen mijn neusgaten en maken me misselijk.
"Finn?" Noah gaat voor me staan. "Gaat het?"
Ik denk terug aan de tijd die ik hier woonde. Mijn ouderlijk huis. Het plezier wat ik er had, samen met mijn ouders, de gezelligheid, stralende open haard, de gezelschapsspelletjes, filmavonden en de keren dat ik kookte met mijn moeder.
"De herinneringen beginnen te komen," zeg ik, alsof mijn hart niet ter plekke nog een keer gebroken is.
"We kunnen ook morgen terugkomen? Dan fix ik vanmiddag het slot op de voordeur wel, als je dat liever hebt?" stelt Noah voor.
Zijn oprechte zorgzaamheid doet me goed, maar dit is iets wat ik onder ogen moet komen.
"Nee, laten we beginnen. Als we de meeste dingen weg kunnen gooien, is het helemaal niet zo'n klus als we denken," zeg ik. Ik probeer mijn gevoelens te blokkeren, maar merk al snel dat het lastiger is dan ik eerder dacht. "Geef me vijf minuten, oké? Dan loop ik even naar boven om daar de schade te bekijken."
Noah knikt, al lijkt mijn antwoord hem niet de voldoening te geven die hij verwacht had. "Ik zal de dozen wel even openvouwen. Geen probleem."
Ik loop naar de trap toe en weet niet hoe snel ik boven ben. Ik ben helemaal niet oké, denk ik, waarna ik uit gewoonte mijn oude slaapkamer in loop en de deur sluit.
Het gevoel van vreugdige nostalgie vervliegt en maakt plaats voor leegte. Wanneer ik mijn oude kamer bekijk, schiet ik vol; er is niets verandert. Alles staat nog op dezelfde plek als de dag dat ik vertrok: mijn kinderbed, de cassetterecorder van mijn moeder, de giraffe op de muur waar nog strepen op staan van mijn bijgehouden lengte.
In de hoek van de ruimte staat mijn kledingkast, met daarnaast een doos vol speelgoed; mijn duplo, lego en barbies. Er hangen posters aan de muur van Ch!pz en Ernst, Bobbie en de Rest en op mijn nachtkastje staat een lamp van Jungle Book.
Ik laat mezelf op de grond zakken tegen de kamerdeur aan en nestel mijn hoofd tussen mijn benen. Ik tel tot 10...9...8...7, maar het kalmeert me niet zoals het me normaal doet. Mijn borstkas doet zeer van de jaren aan pijn en gemis die terug aan het komen zijn: mijn jeugd zonder ouders, altijd anders als de rest, nooit een cadeau voor moederdag of voor vaderdag. Enkel oma Anna.
Stille tranen lopen langs mijn wangen, wanneer ik oog in oog sta met de realiteit: de mooie jeugd die ik had kunnen hebben is stukgemaakt en daar kon ik niets aan doen.
Ik zet mijn bril af en plaats mijn handen voor mijn gezicht. Dit zijn de momenten dat ik Thomas mis. Dat ik thuis mis en de heimwee begint. Ik ben hier pas een paar dagen en ik mis mijn eigen leven nu al. Mijn structuur, mijn vasthoudendheid.
Ik wil naar huis, maar ik ben thuis.
"Finn?" Ik schrik op van het geluid van Noah's stem, die nu wel erg dichtbij is. "Die vijf minuten hè, dat zijn er onderhand twintig."
Wanneer de deur voorzichtig opengaat, verlies ik mijn balans en val ik bijna naar achteren. Ik haal vlug mijn handen langs mijn gezicht om mijn tranen weg te vegen, maar Noah is binnen. Hij heeft me al gezien.
"Sorry," mompel ik.
Noah sluit de deur achter zich en gaat tegenover me op de grond zitten. "Kijk. Ik weet dat ik misschien niet de meeste empathie heb laten zien, de afgelopen dagen, maar als er dingen zijn die je lastig vindt, kan je het me zeggen. Echt. Ik snap het. Ik ben niet harteloos, weet je."
Ik richt mijn blik omhoog en vindt die van Noah. Voor even lijkt het alsof hij dwars door me heen kijkt; een blik die niet alleen volstaat van empathie, maar ook van zorgen. Zo dichtbij dat ik hem niet kan ontwijken.
Hij schenkt me een gebroken lach. "Je hoeft niet alles weg te lachen, Finn. Hier hoef je dat niet te doen."
Zijn confrontatie is er een die ik eigenlijk nog niet aan wil gaan, maar die ik wel nodig heb om straks alle herinneringen in dit huis te kunnen trotseren.
Vertel het hem.
"Hé, het is oké," zegt Noah. Hij legt zijn hand op mijn knie. "Echt. Je had mij eens moeten zien toen mijn vader overleden was. Ik was er kapot van. Het is juist goed om die emotie te uiten, maar houd het niet voor je, als je ermee zit."
Meer tranen rollen langs mijn wangen. "Het is... te veel soms," zeg ik, mijn adem stokt. "Dat verlies. Als kind... hoe draag je dat?"
Noah knikt. "Dat klopt, maar verlies hoort ook bij het leven. Het wordt je geschonken, maar niet zonder uitdagingen. Lijden is nooit zinloos. De Heer is dichtbij de gebrokenen van hart. Hij redt wie-"
"Wie geestelijk verbrijzeld zijn," maak ik zijn zin af.
Ik lach, omdat ik weet dat hij gelijk heeft. Veel onderdelen van mijn opgegeven geloof zal ik nooit meer toestaan om mijn leven te beïnvloeden, maar andere onderdelen - zinnen zoals deze - blijven voor mij een waarheid.
Noah lijkt verrast. "Dat je dat weet."
Ik knik. "Ergens ben ik nog steeds een Wouddorpse Christen, ook al geloof ik al jaren niet meer zoals ik dat vroeger deed."
"Waarom niet?" vraagt hij.
Ik kijk naar zijn hand op mijn knie. Iets in me weet hem met zekerheid een antwoord te kunnen geven op zijn vraag; over mijn botsing met de kerk, jaren geleden, omdat ik niet geaccepteerd werd zoals ik was: een jongen met gevoelens voor een andere jongen. Niet meer dan dat.
Hoe een simpele aanraking zoals die van Noah, mij doet verlangen naar meer van dat contact, op een andere manier, een minder vriendschappelijke manier. Minder vrijblijvend dan een gemoedelijk gebaar. Dat is waarom.
"Sorry." Noah trekt zijn hand langzaam terug en kijkt naar zijn schoot, alsof hij zoekt naar woorden. "Het was niet mijn bedoeling... je ongemakkelijk te maken."
Onze knieën raken elkaar. "Nee, het is oké. Ik snap je vraag, het is gewoon - er is veel gebeurd in het verleden. Dingen die het geloof niet goed kan praten. Niet voor mij, in elk geval."
Onbewust haal ik mijn hand langs het litteken onder mijn rechteroog. De ruwe rand is een tastbare herinnering aan die avond, een litteken dat ik liever vergeet maar nooit kan ontlopen.
Ik denk aan de laatste avond dat ik hier was; de uitbarsting van mijn vader en alle commotie die volgde. Het zijn verschrikkelijke herinneringen. Dingen die alleen Anna weet.
"Is het van hem?" vraagt Noah vervolgens. Als ik hem aankijk, merk ik dat zijn wenkbrauwen pijnlijk fronsen en zijn gezicht betrekt. Hij kijkt naar me; naar de plek waar mijn vingers mijn litteken bedekken, zich volledig bewust van de betekenis van mijn woorden.
Ik geef hen geen antwoord. In plaats daarvan kijk ik opzij, naar een foto van mezelf, die aan de muur hangt. Ik, 8 jaar oud, bruin haar, mollig en zonder litteken. Blij. Een echt kind. Twee ouders. Liefde.
"Finn..." Noah slikt, zichtbaar geraakt. "Het spijt me echt. Dat is verschrikkelijk."
Meer tranen komen omhoog wanneer ik me besef dat de impact van het verleden groter is dan ik dacht, zelfs nu nog, ruim tien jaar later.
"Hij wilde het niet. Het was niet de bedoeling dat het zo zou gaan, maar hij-" ik slik de angst weg die ik voel in mijn lijf. "Hij was dronken en eenzaam en ik was nog zo jong. Er was geen aanleiding voor, geen echte reden voor geweld. Niets! Het gebeurde zomaar en voordat ik het wist gooide hij - gooide hij met glas."
Mijn spraak valt stil. Het lukt me niet er meer over te zeggen, maar dat is ook niet nodig. Het voelt als een dam die breekt, alsof al die jaren van zwijgen ineens niet meer te dragen zijn. Noah blijft stil, maar zijn blik wordt zachter. Hij weet niet wat hij moet zeggen, dat zie ik en ergens vind ik dat fijn. Ik wil geen medelijden, alleen iemand die het hoort.
Noah staat op en steekt zijn hand naar me uit. "Kom."
Twijfelachtig pak ik hem beet, waarna hij me omhoog trekt en ik zijn lichaam plots dichtbij me voel.
Hij omhelst me, zijn armen om mijn lijf heen geslagen, zijn handen op mijn rug. De warmte van zijn lichaam biedt me de troost die ik nodig heb. Het is een contact waar hij niet over na hoeft te denken. Alsof alle ongeschreven regels van de maatschappij voor even niet gelden.
Het voelt alsof de lucht zwaarder wordt, alsof de muren dichterbij komen, maar Noah blijft staan, dichtbij, zonder te bewegen. Hij verstevigt zijn greep, een simpele aanraking die meer betekent dan woorden. "Je bent oké."
Ik knik, mijn keel te strak om te spreken. De stilte tussen ons is niet ongemakkelijk, maar gevuld met begrip.
Na een tijdje laat Noah me los en haalt diep adem.
"Laten we terug naar beneden gaan," zegt hij, zijn toon lichter, bijna speels. "We hebben nog een heel huis om uit te ruimen en als dat niet lukt, dan ben ik er om het voor je te doen, goed?"
Ik lach zwak, dankbaar voor zijn poging om de sfeer te veranderen. "Deal," zeg ik.
Samen maken we een begin aan het uitzoeken van de spullen in huis, de ene doos na de andere. Het is zwaar werk, fysiek én emotioneel, maar nu Noah weet wat het lastig maakt, biedt het me een veilige omgeving.
Tegen het einde van de middag zitten we buiten, op de oude veranda, omringd door dozen en spullen die we nog moeten sorteren. De lucht is koel geworden, en de zon begint achter de horizon te zakken en voor even voel ik geen druk. Nee, Noah had gelijk.
Ik ben oké.
***
Dat was me toch een hoofstuk 8. Ook al kennen Finn en Noah elkaar pas net, dit is een prima begin van een betere kennismaking.
Vraag: Wie heeft er ingebroken in het huis van David??!
xx Claire
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top