🏠Hoofdstuk 3: Wouddorp
Mêleren: Mengen. Met gard, spatel of machine.
***
Van: Nora de explorer - 10.17
Finnnnnn!!!!! Als ik geen dienst had vandaag zou ik je nu uitzwaaien, maar ze hebben te veel zieken hier.... RIP. Let je een beetje op jezelf in dat dorp dit weekend? Sterkte daar. Als er wat is moet je me gewoon bellen! Kusjessss 💋💋💋
Van: mijzelf - 10.17
Doe ik! En thanks denk ik? We gaan zo rijden. Thomas helpt ons❤️ en ben je gek!!! Ik ga JOU missen.
Van: Nora de explorer - 10.18
Awhhh lief! Die vervanger van jou is er trouwens al 😑 Ben benieuw of hij ook wat kan.
Van: Nora de explorer - 10.18
*gif van een judgemental hond met een criminal offensive side eye*
Van: Nora de explorer - 10.19
Vanavond nog ffe bellen anders?
Van: mijzelf - 10:20
*gif van een hond die creepy lacht. Bijschrift: yes!*
"Jullie gaan?" Thomas zet mijn weekendtas in de achterbak van mijn Volkswagen Up en doet de klep dicht.
Ik stuur Nora nog een laatste appbericht en stop mijn telefoon in mijn colbert. Mijn geheugen laat me in de steek wanneer ik nog amper normaal kan nadenken.
We gaan naar Wouddorp.
"Ja! We moeten rijden, anders zijn we te laat," zegt Anna. Ze geeft Thomas een kus op zijn wang. "We zien je snel weer. Als alles met de notaris goed gaat zijn we volgend weekend wel weer terug."
"Iets om naar uit te kijken," zegt Thomas. Hij glundert. Zijn ogen bestuderen goedkeurend mijn outfit. Mijn pak voor de uitvaart. "Dan begint Finn's vakantie en kan hij zich voorbereiden op zijn studie."
"In mijn uppie helaas," zeg ik. Thomas heeft die periode geen vrij gekregen, omdat zijn collega's in de zomer weg zijn. "Misschien kook ik dan wat vaker voor je, als je dan bij mij eet."
"Of je kookt gewoon altijd voor me. Dat scheelt weer wat magnetronmaaltijden." Thomas grijnst en pakt mijn hand vast. Hij kan absoluut niet koken.
"Ik ga je echt leren hoe je een normale pannenkoek kan bakken als ik weer terug ben, weet je dat. Of tenminste een gebakken ei. Die magnetronprutjes zijn echt te goor voor woorden," zeg ik.
Thomas lijkt niet onder de indruk te zijn van mijn voorstel. "Wat kan ik erover zeggen? Niet iedereen is van culinaire hoogstand. Ik, bijvoorbeeld, kan enorm genieten van die magnetronprutjes."
Ik trek Thomas dichterbij me en kijk hem aan. De hak onder mijn loafers maakt ons even lang, waardoor onze gezichten recht tegenover elkaar staan. Thomas is altijd langer geweest dan ik. Zelfs nu hij op slippers loopt wint hij het nog van mij met zijn één meter negentig.
"Ik ga je missen," zeg ik.
"Mijn kookkunsten?" vraagt Thomas. Hij speelt met me. Ik zie het aan de gespannen plooien bij zijn mondhoeken. Ook al zijn we maar een weekend uit elkaar, ik ga hem zeker missen.
"Kom nu maar hier jij, voordat ik me bedenk." Ik leg mijn hand in zijn nek en geef hem een kus. Zijn lippen smaken naar meer; zacht en zoet, maar er is geen tijd voor een uitgebreid afscheid. Zo gaat het meestal tussen ons. Vluchtig. Zonder tijd voor passie. Enkel warmte en een verlangen naar meer van hèm.
"Tevreden?" vraag ik, wanneer ik hem loslaat.
"Ruim voldoende," zegt Thomas, die niet kan stoppen met lachen. "Ik houd van je. En nu wegwezen, anders zijn jullie echt te laat."
Anna en ik stappen de auto in en zwaaien hem uit wanneer we de straat door rijden, weg van Rotterdam, zonder ook maar te weten wat voor slachtveld me te wachten staat in het dorp wat ik al jarenlang probeer te verdringen.
***
Een vreemde sensatie neemt de overhand wanneer ik richting de afrit van de snelweg rijd. Het is het akelige gevoel in mijn onderbuik wat steeds terugkeert en me niet met rust wil laten sinds ik besloot om naar Wouddorp te gaan.
Wat ook niet helpt is het feit dat we er bijna zijn.
Onderweg naar de Oostkerk passeren we via de N-weg de welbekende landbouwterreinen en uitgestrekte weilanden met koeien. Het contrast met een stad als Rotterdam is schrikbarend. Ik ben zoveel jaren niet meer uit de randstad weggeweest dat ik weer opnieuw moet wennen aan al het verticale groen. Het is prachtig om de uitgestrekte velden te zien in het zonlicht wat de zomertijd te bieden heeft.
Weiland na weiland na weiland passeren we. Stuk voor stuk dezelfde familienamen komen voorbij. De meesten ken ik nog van vroeger. Niet bij naam en toenaam, maar alleen omdat het kennissen van mijn ouders waren. De laatste achternaam in het rijtje bedrijven kan ik me niet goed herinneren. Moreno. Erg tropisch, vergeleken met de typisch Nederlandse achternamen.
"Weet jij nog wie daar wonen?" vraag ik aan Anna, die ontwaakt uit haar dutje wanneer ik het vraag.
"Wie waar wonen?"
Ik wijs naar het bord wat bij de oprit staat. Rond de familienaam schittert een logo van een zwarte koe, die een haan op zijn rug draagt.
Anna kijkt nu ook naar de tekst. "Moreno, bedoel je? Dat waren vrienden van je ouders, maar ik heb al heel lang niets van ze gehoord. Je moeder was heel goed begaan met de vrouw van Marcos Moreno. Sofia, heet ze volgens mij. Pin me er maar niet op vast. Hoezo?"
"Gewoon, nieuwsgierig."
Ik kan me herinneren dat de boerderij destijds te koop stond, omdat het bedrijf niet goed functioneerde, maar zo te zien is er een nieuwe melkveehouderij bijgekomen.
Wanneer we de weilanden voorbij zijn en we het welkomstbord van gemeente Wouddorp passeren begint het ongemakkelijke gevoel de overhand te nemen. Misselijkheid en duizeligheid overvallen me wanneer herinneringen aan vroeger direct op mijn netvlies staan.
De herkenbare structuur van de woningen, iedere een ander uiterlijk, doen me denken aan mijn tijd op de basisschool. Hier fietste ik als ik naar voetbaltraining ging.
Er lijkt haast niets verandert te zijn in de jaren dat ik weggeweest ben. Zelfs stamkroeg 'De Dikke Koe' kan ik herkennen. Hetzelfde verkleurde krijtbord van vroeger staat buiten op de stoep, met zwart-witte vlekken, waar de actie van de week op weergegeven wordt.
Elke vrijdag 21.00 happy hour: Bitterballen en Wouddorps bier.
"Gaat het?" vraagt Anna, die met grote ogen om ons heen kijkt naar de omgeving.
"Het is gewoon - alles is hetzelfde," besef ik me.
Anna lacht. "Wat had je dan verwacht, lief?"
Ik haal mijn schouders op. "Modernisering? Of, nou ja, tenminste wat andere winkels? Ik weet niet. Het lijkt wel of de tijd hier stilgestaan heeft."
"Het is en blijft een dorp," merkt Anna op. Ze zegt pas weer iets wanneer we de kroeg gepasseerd zijn en de Oostkerk in zicht is. "Denk maar zo: de laatste keer dat ik hier was heb ik jou opgehaald van thuis, weet je dat nog? Het voelt voor mij net als gisteren. Dat je nog zo jong was. In dat opzicht is er ook weinig verandert."
Ik parkeer de auto in de hoofdstraat en zet de motor uit. "Bedoel je dat het snel gegaan is?"
"Heel snel," zegt Anna. Ze is even stil en slikt. Dan kijkt ze me aan. "Weet je, Finn, ik dacht dat dit vooral voor jou moeilijk zou zijn, maar ik denk dat we het allebei zwaar gaan krijgen vandaag."
Ik zie aan Anna dat ze het lastig vindt om dat toe te geven. Ergens in haar ogen denk ik te zien dat ze net zo bang is als ik om herinneringen van vroeger te herbeleven.
"Ik snap wat je bedoelt," zeg ik. Mijn handen trillen op mijn schoot. "Het lastigste vind ik dat ik niet weet hoe ik zal reageren."
Anna fatsoeneert mijn stropdas en kijkt me aan. "Geen enkele reactie is verkeerd. Iedereen die er is zal daar begrip voor hebben. Je vader was dan wel een prima man, maar een goede vader? Absoluut niet."
Ik zucht een keer diep in en uit. Alle spanning die ik door mijn lichaam heen voel stromen, gaat ontploffen als ik mezelf nu niet snel kalmeer.
"Ik ben bang," beken ik. "Ik voel het. Diezelfde angst die ik als kind ook had."
Anna leunt naar voren toe en legt haar hand op mijn wang. Haar vingers strijken langs het litteken onder mijn oog. "Het komt goed, lieverd. Nu je vader er niet meer is, kan er ook niets gebeuren."
Ik knik, waarna Anna me loslaat en we de auto uit stappen om voet te zetten naar de uitvaart, beiden onwetend of onze verwachtingen waargemaakt gaan worden.
***
Wanneer ik de kerk in loop knijp ik de hand van Anna tot moes. Het voelt vreemd om hier te zijn. Alsof ik in een oude film gestapt ben en er niet meer uit kan komen. Volledig opgesloten in een nachtmerrie.
De Oostkerk is niets verandert. Deze heeft nog steeds dezelfde kille uitstraling als jaren geleden. Daar waar andere kerken een bepaalde connectie met god weerspiegelen in hun interieur, doet de Wouddorpse kerk dat absoluut niet. Op een kunstwerk van de kruisiging van Jezus na, is er weinig decoratie in zicht.
Het is een somber tafereel, dat me enkel en alleen doet denken aan de zondagse kerkdiensten van vroeger waar ik altijd in verplichting met mijn ouders heenging. Het voelt vreemd om zo'n andere connectie met mijn geloof te hebben dan toen ik jonger was. Toen geloofde ik nog dat God mijn leven beter zou maken. Iets wat duidelijke onzin bleek te zijn.
Tien rijen eikenhouten knielbanken maken plaats voor zo'n vijftig mensen, links en rechts van het looppad wat bekleed is met een zwarte marmeren vloer. Tot mijn verbazing zijn bijna alle banken gevuld. Kende mijn vader zoveel mensen?
In een traag tempo eindigen we vooraan het looppad, waar een knielbank vrijgehouden is voor naaste familie van de overledene. Mijn vader.
Ik kijk naar de witte doodskist voor het altaar, die nog geen meter bij mij vandaan staat en tel de zes grote kaarsen die rond de kist neergezet zijn.
Op de kist ligt een rouwboeket vol madeliefjes en witte lelies. De geur van de bloemen drukt de muffe lucht van de kerk naar de achtergrond en voor even voelt het alsof ik kan ademen. Alsof, als ik mijn ogen sluit, ik mijn moeder naast me heb zitten: ik, zeven jaar oud, op de knielbank in de kerk naast haar, geurend naar madeliefjes. Naar de zeep die mijn moeder zelf maakte van etherische olie en planten uit de tuin.
Ik ga zo op in de herinnering dat ik bijna vergeet waar ik ben. Tot ik de stem van dominee Postma kan horen spreken. Dan is iedereen in de ruimte stil.
"Liefdevol. Een man van zijn woord. Van Wouddorp. Ons dorp. Ontzettend gewaardeerd. Iemand die je altijd kon helpen en er voor je was als je het nodig had. Dat was David de Boer." Postma kijkt voor zich uit richting de genodigden en haalt zijn hand over zijn hart. "Een man die we herdenken met elkaar. Hier in onze kerk. Het huis van god."
Ik probeer zijn woorden te registreren, maar het lukt me amper wanneer ik hem aankijk en hij mij ziet. Zijn voorkomen drukt het kippenvel vanonder mijn huid naar boven, net als vroeger. Van de zwarte toga die hij draagt tot zijn gouden brilmontuur, zijn gerimpelde donkergekleurde ogen en zijn grijze haar, nu nog erger uitgedund en vol kale plekken. Het is een tengere man, altijd ijdel in zijn doen en laten. Dat is niet verandert.
Ik zie dat hij me herkent. Zijn verbaasde blik blijft zo onnatuurlijk lang op me hangen, dat ik weet dat zijn woorden ook voor mij bedoeld zijn.
"Velen van jullie zullen zich afvragen waarom David ons zo vroeg verlaten heeft, maar we moeten onze heer niet vergeten, of de woorden van Jezus Christus," zegt Postma. Hij leest voor uit zijn Bijbel; hetzelfde exemplaar wat hij vroeger ook altijd bij zich droeg. "Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven."
Postma vertelt ons over hoe kort het leven kan zijn en hoe kwetsbaar. Hoe wij allemaal genadig mogen zijn en de Heer moeten eren, zo lang hij ons de tijd geeft om te leven, omdat het leven op deze aarde ook zomaar voorbij kan zijn. "Of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. Net zoals David was en na de dood nog steeds is. Laten we hem uit naam van ons allen toezingen."
Wanneer ik de eerste tonen van het orgel van de kerk kan horen, weet ik welke psalm er gezongen gaat worden. 103 Vers 8. Gelijk het gras is ons kortstondig leven. Dezelfde psalm als bij de begrafenis van mijn moeder.
Als ik Anna aankijk, zie ik dat ze het lied zelf ook herkent. De tranen lopen langs haar wangen, even als die van mijzelf. Ondanks dat ik niet meer geloof, weet ik dat de psalm veel betekenis met zich meedraagt. Anna pakt mijn hand vast en knijpt erin. Het gemis van mijn moeder is nog steeds niet vergeten.
Hoe sterk mijn afkeer voor de geloofsovertuiging ook is, ik neurie mee met de tekst en ik huil. Niet om het overlijden van mijn vader, nee. Ik huil omdat ik de emoties van Anna kan voelen: het gemis van haar dochter, mijn moeder, maar ook de realisatie dat het leven enkel een momentopname is.
Als de psalm gezongen is, neemt Postma zijn plek bij het altaar weer in. "Graag nodig ik Noah Moreno uit om een woord met jullie te delen over onze geliefde David."
De jongen die rechts van ons opstaat uit de kerkbank om wat te zeggen is mij volledig onbekend. Het is een lange jongen, misschien nog wel langer dan Thomas vanmorgen geweest was, gekleed in een zwart shirt en een simpele rode houthakkers-blouse, gepaard met een spijkerbroek en donkerbruine werklaarzen. Niet echt een outfit voor een begrafenis.
Zijn donkere haar zit wat onverzorgd. Het is een apart gezicht; niet stijl, maar ook niet krullerig, waardoor meerdere plukken haar voor zijn ogen naar beneden hangen en de rest van zijn kapsel doet wat het wil.
Hij neemt de plaats in van Postma en laat een stilte vallen voordat hij spreekt. Wanneer hij opkijkt naar de genodigden schik ik van zijn gelaat. Het past totaal niet bij zijn slonzige voorkomen, in tegenstelling zelfs. Hij ziet er juist heel verzorgd uit.
Spitse wenkbrauwen passen bij zijn slanke gezicht en ingevallen jukbeenderen. Zijn huid is wat getint, waarschijnlijk door zijn buitenlandse afkomst; zijn ogen twee donkere poeltjes bruin. Een gelaat dat spreekt van charisma. Totdat hij zijn mond opendoet.
"David was als een oom voor me. Dat zullen velen van jullie vast weten. Ik vind het daarom ook erg moeilijk om hier te staan, wetende dat hij er in levende lijven niet meer is, maar het geeft me een goed gevoel dat we hier samen zijn om aan hem te denken," zegt hij, in een dialect wat ik niet direct kan plaatsen. Het is plat - als een boer - maar ook niet volledig Nederlands. Niet zuid-gelders, maar ook niet Zeeuws.
"Laten we de leuke dingen vooral niet vergeten. Zoals wat een grappenmaker David eigenlijk was, wanneer hij weer een of andere anekdote vertelde of hij zichzelf voor schut zette voor ons vermaak. Ik zal nooit vergeten hoe hij een wedstrijd slootje springen organiseerde en zelf uitgleed over het gras toen hij sprong, zo met zijn bek het water in," zegt Noah. Zijn gezichtsuitdrukking verandert naar een meer optimistische uitstraling; met opgetrokken mondhoeken en een brede glimlach. Meerdere mensen in de kerk lachen met hem mee. "Zo zijn er nog genoeg voorbeelden die ik kan geven, maar dan zitten we hier morgen nog. "
Ik luister naar zijn verhaal, maar ik snap er niets van. Mijn vader was als een oom voor deze jongen geweest? Hij was een grappenmaker?
Ik knijp mijn handen tot vuisten wanneer Noah zijn verhaal vordert. De woorden die hij gebruikt doen me helemaal niet denken aan mijn vader. Zo was hij helemaal geen man van de humor of anekdotes. Hij was somber. Zonder levenslust. Veel te ver weggevallen in zijn verslaving.
"David, ik bedank je voor onze tijd samen en ik hoop dat je de rust vindt die je na veel jaren verdriet verdient. Weet dat wij je in elk geval nooit zullen vergeten."
De jongen - Noah - verlaat het podium, waarna Postma de dienst eindigt en we nog een aantal psalmen zingen. Als de muziek stopt, staan de voorste twee rijen met mensen op en wordt psalm 103 opnieuw ingezet. Alle aanwezigen lopen in een stoet langs de kist bij het altaar om hun afscheid te nemen en leggen een witte roos neer naast zijn foto. Ik kan niet anders dan staren naar het beeld van de man die ooit mijn vader was. Wereldvreemd.
Eén gedachte laat me vanaf dit moment niet meer los: ik ben een weeskind.
***
"Gaat het?" vraagt Anna, wanneer we samen aan één van de familietafels gaan zitten in de koffieruimte.
"Zo goed als een uitvaart me kan laten voelen, denk ik," zeg ik, wanneer ik een slok van mijn cappuccino neem. Ik houd het amper binnen. "En dit bakkie troost maakt het niet veel beter."
Anna lacht om mijn zure gezichtsuitdrukking. "Verwacht maar niets anders dan filterkoffie zo lang we in Wouddorp zijn."
"Nog een reden om nooit meer terug te komen," fluister ik binnensmonds. Ik heb me sinds het einde van de dienst geprobeerd af te zonderen van alle aanwezigen, maar het lijkt steeds moeilijker te worden, gezien de hoeveelheid mensen die met wel hele nieuwsgierige blikken onze kant uit kijken.
"Ze weten niet wie ik ben, of wel?" vraag ik.
Dominee Postma had me herkend. Dat weet ik zeker, maar de rest?
"Je bent nogal wat verandert," zegt Anna, die aardig wat condoleances ontvangen heeft net van mensen die ik niet lijk te herkennen. "Herken jij nog mensen van vroeger?"
Ik kijk om me heen naar de gezichten van de andere genodigden, velen te druk bezig met het eten van hun verlepte plak marmercake om op te merken dat ik hen begluur.
"Niet echt, eigenlijk. Ik had verwacht dat ik iemand van de basisschool zou tegenkomen, maar ik denk niet dat ze nog contact hadden met mijn vader."
Vlak voordat mijn ogen de ruimte volledig bekeken hebben, merk ik dat iemand mij wèl opgemerkt heeft. Het is de jongen die net tijdens de uitvaart een speech gehouden heeft. Met het boerse accent en de donkerbruine werklaarzen - Noah - en hij loopt mijn kant op.
"Wat komt hij doen?" vraag ik, hardop.
Anna wil reageren, maar de benen van Noah zijn zo lang dat hij de afstand tussen ons in minder dan een paar seconden overbrugt heeft. Voor ik het weet staat hij voor me.
"Ben jij - Finn?" vraagt hij, nogal directief. Zijn donkere ogen turen naar mijn pak, wanneer hij me van top tot teen bekijkt, alsof mijn uiterlijk zijn vraag moet beantwoorden.
"Ja," zeg ik. "Finn de Boer, aangenaam. En jij bent? Noah -"
"Noah Moreno, van Melkveehouderij Moreno," vult hij aan. Hij geeft me een hand. Een stevige hand. "Gecondoleerd met het verlies van je vader."
Noah's gezichtsuitdrukking verandert niet wanneer we met elkaar spreken. Zijn lippen blijven hangen in één rechte lijn en zijn wenkbrauwen bewegen enkel omlaag als hij mijn hand weer loslaat.
"Bedankt. Moeten wij elkaar kennen?" vraag ik. Hoe kan hij weten dat ik een zoon van mijn vader ben?
Noah gaat bij ons aan tafel zitten en schenkt een kop koffie voor zichzelf in. "Nee, dit is de eerste keer dat we elkaar zien, anders had ik je wel herkend."
"Oh," stamel ik.
Hij stopt wat melkpoeder in zijn koffie met een theelepel, roert er luid mee in zijn kop en legt de vuile lepel op tafel neer, waarna hij in één keer de beker opdrinkt, zo snel dat hij een aantal druppels op zijn blouse morst.
"Ik wil wat met je bespreken, eigenlijk," zegt hij daarna. Hij kijkt naar oma Anna. "Privé als het kan?"
Bespreken? We kennen elkaar niet. Ik heb deze jongen nog nooit gezien en hij wil wat bespreken? Na de uitvaart van mijn vader?
Blijkbaar is de verbazing van mijn gezicht af te lezen. Noah wrijft met zijn vingers langs zijn slapen en zucht.
"Ik snap dat dit misschien gek klinkt, omdat we elkaar niet kennen, maar ik denk dat we moeten praten. Het gaat over het nalatenschap van David," zegt hij.
Anna kijkt perplex wanneer hij het zegt. Ze volgt er overduidelijk ook vrij weinig van, aangezien ze Noah aanstaart alsof hij wereldvreemd is. "Dat gaat morgen, via de notaris. Dan hebben we een afspraak met hem. Mag ik vragen wat de reden hiervan is?"
Noah wil antwoord geven, maar wordt onderbroken. Zijn mond hangt nog half open wanneer hij zich omkeert in zijn stoel.
"Noah! Noah!" Een vrouw van middelbare leeftijd loopt naar ons toe en lacht vriendelijk wanneer ze ons ziet. "Oh daar ben je. Graças a Deus."
De vrouw is gekleed in een kanten zwarte jurk. Ze ziet er netjes uit - in tegenstelling tot Noah's slonzige kledingkeuze. Haar lange donkere haren zitten in een vlecht die over haar schouder valt en haar huid straalt een gezonde gloed uit.
Wanneer haar ogen die van Noah vinden, verandert haar postuur en intonatie. Ze pakt zijn schouder vast en raast van boosheid. "Wat zei ik nou eerder tegen je? Je laat die mensen met rust! Heb je dan geen manieren? Hoe haal je het in je hoofd! Je bent echt ongelofelijk."
Ze keert zich vervolgens tot mij en Anna, waarna haar glimlach weer terugkeert en haar blik wat verzacht. "Sorry voor mijn onbehouwen neef. Het was helemaal zijn bedoeling niet om jullie zo lastig te vallen. Al helemaal niet na een uitvaart."
De laatste woorden hebben nadrukkelijk de meeste impact op Noah. Hij wuift de hand van de vrouw van zijn schouder af. "Lastigvallen? Maria alsjeblieft, ik wil alleen wat vragen, zodat we naar David's wens kunnen handelen. Dat noem je toch niet meteen lastigvallen?"
Noah blijft zitten waar hij zit, duidelijk niet gemotiveerd om ons met rust te laten.
"Laten we dit morgen doen, oké? Nu is geen gepast moment," zegt de vrouw - Maria.
"Ho, wacht even, het is oké. Ik hoor graag wat hij te zeggen heeft als het over de wensen van David gaat," zegt Anna. Ze geeft de vrouw een hand en stelt zichzelf voor. "Ik ben Anna Mulder. David was mijn schoonzoon."
Ze schudden elkaars hand. "Maria Moreno, aangenaam. Mijn man is de broer van Marcos Moreno. Misschien ken je Sofia, zijn vrouw? Mijn schoonzus?"
Anna knikt, haar blik wat versomberd. "Sofia was heel begaan met mijn dochter, Violet, maar dat was vroeger hoor. Violet is al enige tijd niet meer onder ons."
"Ik begreep het van Sofia, wat haar overkomen is. Nog gecondoleerd met uw verlies," zegt Maria.
"Ach, het is ondertussen al lang geleden, maar ik stel het op prijs dat je het zegt." Anna legt haar hand op mijn schouder en knijpt zacht wanneer ze verder praat. "Dit is Finn, David en Violet's zoon."
"Dat dacht ik al ja, aangenaam," zegt Maria. Haar ogen bestuderen mij kort, waarna ze lacht. "Je lijkt op je vader, al zeg ik het zelf. Op zijn bruine haar en ogen na, zijn jullie identiek aan elkaar."
Eén van de redenen dat ik mijn haar blond geverfd heb.
Anna merkt direct mijn ongemak op en passeert haar vraag zonder dat we er verder op ingaan. "Is Sofia er ook? Ik heb haar nog niet gezien, maar ik ben zo benieuwd naar haar herinneringen aan Violet."
Maria kijkt naar haar horloge. "Die zou er nu wel moeten zijn."
Dat lijkt Noah's slechte humeur alleen nog maar meer te prikkelen. "Nog meer familie? Wat een feest."
Wanneer hij het zegt loopt een derde onbekende persoon naar onze tafel toe. Het is een slanke vrouw van middelbare leeftijd, gekleed in een spijkerbroek en een witte blouse. De zwarte blazer die ze aanheeft zit zo ruim, dat ze er bijna in verdwijnt. Het is een kleine vrouw. De gelijkenis met Noah is echter onontkoombaar. Ze hebben dezelfde ogen: een diepbruine kleur.
Dus dit is de vrouw die mijn moeder gekend heeft?
"Wees blij dat je nog familie hebt!" zegt de vrouw vervolgens - Sofia. Haar ogen spuwen hetzelfde vuur als die van Maria net gedaan hadden wanneer ze Noah ziet zitten. "Filho da puta!"
De woorden zijn onverstaanbaar, maar de boodschap is duidelijk wanneer ze Noah een corrigerende tik op zijn achterhoofd geeft.
"Wat heeft mijn zoon jullie wijsgemaakt?" vraagt ze vervolgens. Voordat ik het weet zijn we met alle drie de Moreno's tegelijk in gesprek. "Het spijt me zo erg als hij jullie ergens mee bezwaard heeft. Deze jongen heeft een paar kokosnoten in zijn hoofd, zeg ik altijd."
Noah houdt voor het eerst sinds hij ons aansprak zijn mond dicht.
"We zijn nog niets wijzer van hem geworden," zegt Anna. Wanneer ze oogcontact met Sofia maakt, lijkt Sofia haar te herkennen.
"Anna! Wat leuk je weer t zien! Hoe is het met je? En in Rotterdam?" vraagt ze. "Vast een stuk gezelliger dan ik het hier heb met mijn familie."
Anna lacht. Ze wisselt kort wat woorden uit met Sofia over ons leven in Rotterdam, waarna Anna mij voorstelt. "Dit is Finn, mijn kleinzoon. Herken je hem nog?"
Ik sta op om haar een hand te geven. In plaats daarvan geeft Sofia me een kus op mijn wang. "Aangenaam, Finn. Jeetje, wat lijk je op je vader. De laatste keer dat ik je zag was je nog maar acht jaar oud."
"U kende mijn moeder, toch? Ik wist niet dat jullie allemaal zo begaan waren met mijn va- David," corrigeer ik mezelf.
"Violet zag ik zo'n drie keer per jaar wanneer we met de familie naar Nederland kwamen op de boerderij van mijn zwager," zegt ze. Iets in haar enthousiasme tempert wanneer ze verder praat. "Toen je moeder en ik afspraken, hadden we de grootste lol. Het is jammer dat het leven haar niet gegund werd. David was er natuurlijk altijd wel bij, maar sinds ik met Noah naar Nederland geëmigreerd ben, zagen we hem elke dag."
Ligt het aan mij, of praten Noah, Maria en Sofia allemaal met een vreemd accent?
"Ik wist dat jullie verhuisd waren, maar dat het zo goed ging met David, daar had ik geen weet van!" zegt Anna.
Ze raakt in gesprek met Sofia en Maria over vroeger, maar het lukt me amper om aan te haken of mee te luisteren. Ik kan het gewoon niet: aanhoren hoe mijn vader was nadat ik en Anna vertrokken zijn uit Wouddorp. Alsof ik het probleem was.
"Jullie moeten bij ons komen eten vanavond. Ik sta erop! Wellicht kunnen we dan ook alvast wat dingen bespreken, toch Noah?" Vraagt Maria vervolgens, terwijl ze Noah dwingend aankijkt.
"Met plezier," zegt hij, duidelijk sarcastisch. Waarom doet hij zo schofterig?
"Oh wat fijn! Hebben jullie al een hotel geboekt?" vraagt Sofia. Ze pakt haar telefoon erbij en laat Anna beelden zien van hun melkveehouderij. "Maria en haar man willen de boerderij uitbreiden naar een Bed and Breakfast, dus we hebben een paar extra kamers op het erf!"
"Dat is heel lief, maar Finn en ik hadden eigenlijk al besloten om in de boerderij van David te overnachten," zegt Anna.
De tafel valt stil als ze het zegt. Voor een moment lijkt het net of we in twee verschillende werelden leven. Maria en Sofia kijken ons met vragende blikken aan. De enige die het niet kan laten om zijn mondhoeken op te trekken in een ziekmakende grijns is Noah.
"De boerderij van David? Dat is een bouwval. Wisten jullie dat niet?" vraagt Sofia.
"Bouwval is nog zwak uitgedrukt. Het dak is stuk, het hout rot, de vloerpanelen laten los en de leidingen zijn kapot," zegt Noah.
Hij wil er nog verder op ingaan, maar Sofia onderbreekt hem. "Het is niet veilig. Daar gaat het vooral om."
Anna en ik kijken elkaar aan. Dat mijn vader geen geweldig nalatenschap had, wist ik, maar dit?
Daar gaat mijn hoop de grond en het pand snel te verkopen voor een mooie som.
"Oh en voor ik het vergeet, is er nog het probleem van eigenaarschap," zegt Noah. "Laten we dat vooral niet overslaan, in dit geval."
Je zou denken dat het niet erger kon worden vandaag, al leek alles zo'n solide plan. Eerste stap? De begrafenis overleven. Tweede stap? Eén overnachting in zijn huis en dan morgen naar de notaris. Wat kan er in hemelsnaam zo lastig zijn dat het hele plan naar de klote is?
"Wat bedoel je?" vraag ik. Ik kijk van Anna naar Sofia en dan weer naar Anna. "Ik neem aan dat ik de boerderij erf, toch? Daarom gaan we morgen naar de notaris? Om de verkoop te regelen? Als het een bouwval is al helemaal. Des te sneller des te beter."
Mijn vader was enig kind. Ik heb geen broers of zussen en mijn vaders ouders - mijn opa en oma aan mijn vaders kant - leven niet meer. Ik ben de enige erfgenaam, als mijn vader dat zo gewild had. Waarom zou de notaris anders oma Anna gebeld hebben?
"De boerderij is niet alleen van jou," zegt Maria. Ze kijkt naar Noah. "Maar ook van Noah."
***
Dat was het derde hoofdstuk. Wat een rollercoaster. Het vertrek naar Wouddorp, de dienst en uitvaart van Finn's vader - en daarbij nog de familie Moreno!
Vraag: waarom denken jullie dat Noah zich zo schofterig gedraagt? Daar moet een reden voor zijn, toch?
Zal Finn in de boerderij van zijn vader overnachten, of kiest hij voor de gastvrijheid van de Moreno's?
Ps nieuwe cover!
Xx Claire
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top