📚Hoofdstuk 16: Vermijding
Fumet: Rijkelijk geparfumeerde bouillon
***
De volgende ochtend wordt ik wakker gemaakt door een kloppend geluid op mijn kamerdeur. De zon werpt een zachte gloed door de gordijnen; de stilte in huis voelt bijna onnatuurlijk sereen. Alsof er gisteravond helemaal niets gebeurd is. Alsof Noah en ik nooit...
Was het maar een droom, denk ik. Dan had ik nu een stuk minder problemen gehad.
''Noah, alsjeblieft niet nu,'' fluister ik schor, wanneer ik de deurklink langzaam omlaag zie gaan. Mijn hart slaat op hol. Ik weet zeker dat ik hem niet onder ogen kan komen.
Maar degene die binnenkomt, is verassend genoeg niet wie ik verwacht had.
''Ik ben het maar,'' zegt Sofia's opgewekte stem, terwijl ze voorzichtig de deur opent en een dienblad met beide handen naar binnen draagt. ''Ik kon je toch niet laten liggen zonder ontbijt.''
Mijn verwarring probeer ik te verbergen, maar het voelt bijna onmogelijk. ''Dat is lief - maar, waarom?''
Sofia zet het dienblad op mijn nachtkastje en glimlacht breed. ''Je voelde je niet goed, zei Noah.'' Ze laat zich nonchalant op het uiteinde van mijn bed zakken. ''Daarom was je er gisteravond niet, toch?''
Even hapert mijn adem. Natuurlijk heeft Noah niets verteld over wat er tussen ons is gebeurd. Ik snap waarom. ''Klopt, ik was heel erg misselijk... toen ben ik terug naar de boerderij gelopen.''
Sofia knikt begrijpend, maar haar ogen blijven iets te lang op me gericht. ''Ja, zoiets zei hij al. Daarom heb ik Canja de Galinha voor je gemaakt. In Brazilië eten we dit altijd als we ziek zijn. Het helpt overal tegen.'' Ze wijst naar het dampende kopje soep op het dienblad.
Ik ga rechtop in bed zitten en pak de dampende mok van het dienblad af. Het ruikt hartig, naar een soort kippensoep. ''Dankje.''
Ik neem een slok en geniet van de rijke aroma's in de bouillon. Heerlijk. ''Heeft Noah vanmorgen verder nog wat gezegd?''
Sofia's ogen bestuderen me net iets te lang. ''Nee... zou er iets moeten zijn? Hij was nogal moe vanmorgen, maar verder niets. Slecht geslapen, zoiets. Je weet hoe dat gaat met zijn vrienden. Hij was pas laat thuis.''
Wanneer ik terugdenk aan gisteravond, merk ik dat mijn wangen heet worden. Het is een lichamelijke reactie die ik niet uit kan zetten. ''Nee, ik vroeg me alleen af of hij nog wat verteld had over het festival en... de activiteiten die we gedaan hebben, dat is alles.''
Activiteiten, denk ik. De festivalactiviteiten. Niet onze zoensessie aan de rand van het dorp. Nee, helemaal niet.
''Hij was nogal kortaf,'' antwoordt Sofia. Ze lijkt ergens over na te denken; haar gestifte lippen staan stijf omlaag gericht. ''Anders... alsof hij er met zijn hoofd niet helemaal bij was. Hij vroeg melk in zijn koffie, dus misschien is er iets mis met hem. Weet jij of er wat gebeurt is, gisteren?''
Noah? Melk in zijn koffie?
''Nee, sorry.'' Ik bekijk de rest van het ontbijt van Sofia; een banaan, gesneden in dunne plakjes en een andere dampende mok die ruikt naar kamille. ''Ik heb hem niet meer gezien, nadat we naar de Dikke Koe gingen.''
''Dan maak ik me gewoon te druk, denk ik.'' Sofia lacht, wanneer ze ziet dat ik opnieuw een slok van haar bouillon neem. ''Over druk gesproken. Wist je dat alle brigadeiros gisteren al om vijf uur uitverkocht waren? Het was een wereldhit!''
De rest van de dag van gisteren lijkt me plotseling te bevliegen, wanneer ik me besef dat ik de uitreiking van de bakwedstrijd helemaal vergeten ben.
''De uitreiking! Ik was er niet!'' zeg ik, iets enthousiaster dan ik van mezelf gewend ben. ''Hoe was het? Ik bedoel, wie heeft er gewonnen?''
Sofia's mondhoeken rekken omhoog, waardoor ik het al bijna kan raden. ''Wilma in elk geval niet, maar wat ik wel kan zeggen... is dat de Moreno's dit jaar in de prijzen gevallen zijn!''
Ik zet de dampende mok terug op het dienblad en juich van euforie. ''Yes! Dat meen je niet. Sofia, wat goed!''
Sofia haalt bescheiden haar schouders op. ''Ik heb natuurlijk niet zomaar gewonnen. Dat krijg je als je een privé chef in huis hebt voor de zomer.''
Ik sla mijn deken van me af en loop op blote voeten naar haar toe om haar te omhelzen. ''Ik ben zo blij voor je! Wauw!''
Mijn omhelzing verbaast haar, maar ze laat het toe. Voor even voelt het hetzelfde als met Anna; warm en comfortabel.
''We hebben het samen gedaan,'' zegt ze, beslist. ''En ik wil er niets anders over horen! Já chega!''
Ik laat haar los en ga naast haar op bed zitten. ''Wat nu? Heb je nog wel andere dromen om na te jagen?''
Sofia grijnst. ''Tuurlijk, maar het is zeker gek. Na al die jaren... om dan nog eens te winnen. Was David er maar geweest om dit nog mee te maken.''
Ze wordt er emotioneel van, als ik zie dat haar ogen glanzen van tranen. ''Sorry, ik weet ook niet wat me overkomt.''
''Het geeft niet,'' zeg ik. Ik leg mijn hand op haar schouder. ''Geniet er juist van. Nu kan je weer opzoek naar wat anders om aan te werken. Is er niet toevallig een andere wedstrijd waarbij je Wilma kan verslaan?''
Sofia lacht om mijn grap en wanneer ze me aankijkt, merk ik een bepaalde vorm van dankbaarheid die niet in woorden uit te drukken is. ''Helaas niet, maar ik ben blij dat ik dat mens nu niet meer hoef horen op te scheppen in het dorp.''
We lachen samen om de oneindige hekel die Sofia heeft aan Wilma en haar kersenvlaai, maar het is een onschuldige bedoeling.
''Ik heb nog iets voor je, trouwens, als bedankje.'' Sofia loopt kort de kamer uit en komt dan terug met een ingeplakt cadeau.
Ik neem het van haar aan. ''Dat had echt niet gehoeven! Ik heb toch niets voor jou?''
Ik scheur het cadeaupapier eraf, waarna ik oog in oog sta met een groot gebonden notitieblok. Op de voorkant staat in sierlijke letters 'Finn's receptenboek' geschreven. Als ik het boek open, zie ik dat Sofia al een aantal pagina's ingevuld heeft. Mijn ogen scannen langs haar nette handschrift, waar ze het hele recept van de brigadeiro's en de andere lekkernijen van het festival in uitgeschreven heeft.
''Wauw... dit is echt geweldig,'' fluister ik, aangedaan door de inhoudt.
''Elke chef heeft toch zijn eigen receptenboek nodig. Zo denk je aan ons, als je straks weer in Rotterdam bent.'' Sofia kijkt over mijn schouder mee naar de recepten die ze genoteerd heeft. ''Deze bouillon staat er ook in, oh! En de pimenta recheada van de Trivial Pursuit. Die kan je natuurlijk niet missen als je zin hebt in iets pittigs. Het laatste recept is van de Feijoada en de farofa, van de eerste dag dat je bij ons at.''
Ik weet niet wat ik moet zeggen als ik het boek weer sluit. Het feit dat ze de tijd genomen heeft om dit voor mij in elkaar te zetten raakt me diep. ''Ik kan jullie niet meer bedanken dan ik al gedaan heb, echt.''
Sofia staat op van het bed en haalt bescheiden een hand door haar haar heen. ''Ik... we zijn gewoon heel erg blij dat je er bent. Wij allemaal.''
Ze loopt richting de hal toe, waar ze me nog vijf keer vraagt of ik niet nog iets nodig heb voor mijn zogenaamde ziekte, maar ik dring aan dat het zo echt genoeg is.
Zodra ze weg is, blijft het stil in de kamer. Alleen ik en het boek voor me.
Het is meer dan een verzameling gerechten. Het is een herinnering. Een tijdcapsule van een leven dat nooit echt het mijne was, maar waar ik me toch thuis ben gaan voelen.
***
De dagen die volgen zijn traag en drukkend. Noah en ik lijken stilzwijgend besloten te hebben elkaar te vermijden—of misschien ben ik het vooral die afstand houdt.
Ik beweeg me door het huis alsof ik op eieren loop, kieskeurig in de momenten dat ik hem ontwijk. Als ik zijn stem in de keuken hoor, ga ik naar de tuin. Zie ik hem in de verte bij de schuur, dan blijf ik binnen. Ik hoop dat ik mijn verwarring—of zoals Nora het noemde, mijn verliefdheid—nog even kan negeren.
Maar Noah is veranderd. Hij is stiller dan normaal, alsof er iets in hem borrelt, klaar om over te koken. En hij weet dat ik hem mijd. Elke keer dat we elkaar toevallig tegenkomen, voel ik zijn blik op me rusten. Soms raakt zijn hand mijn arm net te lang, alsof hij wil zeggen: Kijk naar me. Praat met me. Zijn opmerkingen over mijn bril of het festival klinken achteloos, maar ik voel de vragen eronder. Het frustreert hem, dat weet ik.
Gisteren nog, in de hal. Hij kwam net uit zijn sportruimte, zijn T-shirt donker van het zweet, druppels op zijn voorhoofd. Zijn adem ging zwaar. We liepen recht op elkaar af, en er was geen ontsnappen. Ik probeerde mezelf te kalmeren.
"Hey," zei hij zacht, bijna alsof hij me niet wilde afschrikken.
Ik wilde iets zeggen, maar mijn woorden hingen in de lucht. Toen ik eindelijk iets mompelde—"Oh, sorry"—greep hij mijn arm, zacht maar stevig.
"Kom even," zei hij.
Zijn stem klonk bijna smekend. Hij trok lichtjes, richting zijn kamer. Mijn adem stokte. Voor een fractie van een seconde voelde ik de verleiding, de neiging om toe te geven. Maar toen brak de paniek door.
"Noah!" Mijn stem klonk harder dan ik wilde, een scherpe breuk in de stilte.
Ik rukte me los en vluchtte de trap op, naar de logeerkamer. Mijn hart bonsde in mijn keel. De deur tussen ons voelde als een zwakke barrière, alsof hij elk moment kon kloppen en alles alsnog zou zeggen. Maar hij deed niets.
Het probleem is niet dat ik geen antwoorden wil. Ik wil ze net zo graag als hij. Maar ik ben doodsbang. Bang voor wat ik zal horen. Bang voor wat ik zelf zal zeggen.
''Vergeet je die extra emmer niet mee te nemen?'' Flavio's stem trekt me uit mijn gedachten. Hij knikt naar de ton met verf die in de zon staat. ''Voordat je begint en het alweer droog is.''
''Bijna vergeten,'' zeg ik met een glimlach. Ik pak het verfblik op en klem het stevig onder mijn arm.
''Als ik je kon helpen, had ik het gedaan,'' zegt Flavio, zijn schouders lichtjes ophalend. ''Maar ja, dat gaat niet.''
''Het is niet erg,'' zeg ik terwijl mijn blik naar zijn benen dwaalt. ''We zijn al blij dat je ons advies hebt gegeven over hoe we dit moeten aanpakken, met het beitsen en lakken.''
Flavio lacht en haalt een hand door zijn baard. ''Dat is wel het minste wat ik kan doen. Met Maria op het landgoed en Clara bij een vriendinnetje voel ik me soms... nutteloos.''
Zijn frustratie klinkt mild, alsof hij zich er inmiddels bij heeft neergelegd. Hij kijkt naar de weilanden en grijnst. ''Al moet ik zeggen: ik ben niet jaloers op jullie. Het is de heetste dag van het jaar. De hele dag op het dak van David's boerderij staan? Nee, bedankt.''
''Herinner me er niet aan,'' zeg ik. ''Sofia heeft me al drie extra flessen zonnebrand meegegeven.'' Ik klop op mijn achterzak, waar er één uitstijgt. ''Ze kan nogal overbezorgd zijn.''
Flavio rolt naar voren in zijn rolstoel en knikt. ''Sinds ze hier is, samen met Noah, is dat alleen maar meer geworden. David's overlijden heeft dat verergerd, denk ik.''
Ik voel de warmte van zijn woorden. De ongemakkelijkheid tussen ons is opvallend afwezig. Hij probeert, zoveel als hij kan, er voor zijn familie te zijn, ondanks zijn beperkingen.
''Misschien voelt ze zich verantwoordelijker,'' zeg ik, denkend aan ons gesprek voor het festival. ''Ze zei dat David als een vader voor Noah was en dat ze Marcos soms mist.''
Flavio knikt, zijn kaak licht aangespannen. ''Dat dacht ik al. Mijn broer was helemaal gek op haar. Ik snap dat ze hem mist. Dat doen we allemaal.''
Hij kijkt naar het uitzicht, waar de lucht door de hitte trilt. ''Soms denk ik dat het goed zou zijn als ze op vakantie ging. Of wij allemaal. Maar ja, met de melkveehouderij... dat kan gewoon niet.''
''Zoiets zei ze ook,'' zeg ik, mijn blik gericht op de boerderij van de Moreno's; een huis vol warmte en familie. ''Maar ik denk dat Noah haar het meeste zorgen baart, ook al is hij volwassen.''
''Noah en volwassen,'' zegt Flavio met een grinnik. ''Dat is een aparte combinatie. Clara is nog zo jong. Zij heeft de tijd van haar leven hier. Maar Noah... dat was anders.''
Ik denk aan wat Noah me vertelde over David en zijn leven in Uberlândia. Zou hij Brazilië missen?
''Hoe gaat het eigenlijk tussen jullie?'' vraagt Flavio, zijn vraag komt onverwacht. ''Noah lijkt de laatste dagen niet helemaal zichzelf.''
Ik aarzel, zoekend naar woorden die eerlijk genoeg klinken. ''Noah en ik... we botsen nogal. Ik ben iemand van de plannen, hij gaat gewoon aan de slag zonder. Misschien trekken we daarom wat meer naar onszelf de laatste dagen, met alle dingen die gedaan moesten worden voor de renovatie, maar verder gaat het goed.''
De leugen glijdt soepel van mijn tong. Oefening baart kunst.
Flavio glimlacht, een tikkeltje schuin. ''Voor Noah's doen gaan jullie redelijk met elkaar om, hoor. Ik had juist het idee dat hij jou meer vertelt dan ons. Dat doet hij niet zomaar.''
Zijn observatie is raak. ''Misschien kun jij met hem praten? Hij lijkt naar niemand anders te willen luisteren.''
Het idee is absurd. Ik ben waarschijnlijk de reden dat hij zo doet, maar dat weet Flavio natuurlijk niet.
''Noah en luisteren?'' vraag ik sceptisch.
Flavio's glimlach wordt breder. ''Voor jou maakt hij misschien een uitzondering. En Maria zou het zeker waarderen.''
Ik knijp in de handvatten van de verfemmer, mijn knokkels wit. ''Ik zal het proberen,'' zeg ik schijnbaar achteloos.
Flavio kijkt me aan, alsof hij meer wil zeggen, maar hij houdt zich in. ''Goed. Misschien trekt hij wat bij. Het zou jammer zijn als hij zo blijft, zeker met Marcos' herdenking voor de deur.''
Herdenking?
''Herdenking?'' Mijn stem klinkt verbaasd.
''Morgen,'' zegt Flavio luchtig. ''Op Dia de Finados.''
Ik staar hem verbaasd aan. ''Morgen?''
''Ja. In Brazilië is het op 2 november, maar wij houden het op Marcos' sterfdag. Zo voelt het... dichterbij.''
Zijn woorden hangen zwaar in de lucht. Hoe weet ik dit niet?
Typisch Noah om niets te zeggen.
''Is dat een jaarlijkse traditie?'' vraag ik, mijn nieuwsgierigheid gewekt door hun cultuur en gewoonten.
''Ja. Elk jaar, hoe lastig het ook is.'' Flavio steekt een sigaret op. ''Oh, niet tegen Maria zeggen dat ik rook. Ze wordt gek. Maar in deze tijd van het jaar...''
Hij neemt een trek en sluit zijn ogen. Voor een moment is hij geen vader of echtgenoot. Alleen een broer die zijn broer mist.
''Geen probleem,'' zeg ik zacht. ''Je geheim is veilig bij mij.''
Met de verf in mijn armen loop ik de veranda af. Flavio kan wel wat ruimte gebruiken.
''Ik zie je zo weer,'' zeg ik. ''Als ik tenminste niet smelt van de hitte.''
Flavio knikt, terwijl ik koers zet naar de boerderij. Eén gedachte blijft steken in mijn hoofd.
Waarom ontwijk ik Noah nu echt? Ben ik bang voor zijn gevoelens, of de mijne?
***
De middagzon is heet. En dan bedoel ik echt heel heet. De enige keer dat ik deze warmte gevoeld had, was in Egypte geweest, op vakantie met Nora en Thomas, maar dat lijkt ondertussen jaren geleden. Het is alsof de tijd in Wouddorp sneller gaat, alsof ik word opgeslokt door de rustgevende omgeving en de warmte van de Moreno's.
Ik zucht. Mijn armen zijn vermoeid van het schilderwerk. Ik stop mijn kwast terug in het verfblik, die al helemaal leeg is, mede door het hete weer. De verf lijkt wel te vervliegen waar ik bij sta. Onbegonnen werk. Ik moet nog zoveel stukken van de dakgoot lakken, maar ik weet niet of ik het vandaag af ga krijgen. Morgen komt het bedrijf wat het dak gaat repareren, dan moet ik klaar zijn.
Verdomde hitte. Verdomde boerderij.
Ik besluit dat het voor nu wel even genoeg geweest is en klim via de ladder aan de zijkant van de boerderij naar beneden toe. De hitte van de middagzon grijpt me bij mijn keel en wordt me te veel. Voor een kort moment bibbert mijn zicht en voel ik me licht in mijn hoofd. Ik mis een trede en plof vervolgens onhandig in het gras neer onder me. De emmer met verf klettert het dak af, waar nog wat verfdruppels uit vliegen.
Voordat ik het weet zit ik onder de verfklodders.
''Kutzooi,'' mompel ik, terwijl ik opsta. Probeer op te staan, maar de duizeligheid houdt aan.
Voor een kort moment blijf ik liggen in het gras, volledig verslagen door de dag. Ik ben ook niet gemaakt voor dit werk.
''Gaat het?''
Noah's stem laat mijn vingers trillen, waarna ik direct mijn hart sneller voel kloppen in mijn borstkas.
''Ik... ja. Ik was net van plan om pauze te houden,'' mompel ik, geërgerd door mijn onhandigheid. ''En wat is er nou beter, dan languit in het gras te liggen?''
''Weet je het zeker?'' vraagt Noah dan, die stil blijft staan waar mijn gezicht door het gras gekieteld wordt. Hij kijkt op me neer. ''Want ik zag je van de ladder af vallen.''
''Helemaal oké,'' zeg ik. Ik probeer niet te bewegen, misschien gaat hij dan weg, maar hij blijft staan. ''Zou jij niet in het weiland zijn?''
Noah kijkt van me weg en steekt zijn handen in zijn zakken. Het is de eerste keer dat hij onverschillig reageert. ''Dus dit is waar we zijn? Dat je zelfs in de gaten houdt waar ik ben en waar niet? Ongelofelijk.''
De lach die volgt is een cynische en hij doet pijn.
''Dat doe ik helemaal niet,'' zeg ik, terwijl ik een nieuwe poging doe om op te staan.
''Finn, lieg verdomme niet! Je ontwijkt me!'' Noah's stem klinkt schor, alsof hij dit gesprek al duizend keer in zijn hoofd gevoerd heeft.
Ik trek mezelf omhoog aan de ladder. ''Oh, ik lieg? Dat is nieuw, want als ik het goed begrepen heb, is het morgen Dia de Finados.''
Noah's spitse wenkbrauwen buigen omlaag. De weinige hoeveelheid sympathie die hij nog had, verdwijnt in minder dan een seconde. ''Wie heeft je dat verteld?''
Mijn ogen ontwijken die van hem. "Wat maakt het uit? Zwijgen is hetzelfde als liegen, dus waarom heb je niets tegen me gezegd?''
Noah zucht. Ik zie zijn borstkas op en neer gaan, maar zijn emotie blijft uit. ''Misschien omdat jij me al dagen negeert? Ik bedoel, wat had ik moeten zeggen? 'Hé Finn, trouwens, dit weekend denken we aan mijn dode vader?' Je beseft niet half hoe frustrerend je bent! Eerst kus je me, dan vermijd je me en nu verwacht je dat ik je alles zomaar vertel?''
Hij draait zich om en loopt weg.
''Hé! Wacht!'' bijt ik hem toe. Ik sta op en strompel zijn kant op tot ik hem beet kan pakken bij zijn overall. "Sorry, zo bedoelde ik het niet."
Hij trekt zich los. Zijn blik staat op onweer wanneer hij me recht in mijn ogen aankijkt. ''Hoor je dan niet wat ik zeg? Ik kan dit niet. Je negeert me al dagen en dan denk je dat een simpele 'sorry' genoeg is?"
Zijn hand werpt me opzij. De beweging is zo krachtig, dat ik opnieuw achterover val. Noah kijkt naar zijn arm, alsof hij geschrokken is van zijn actie, maar het duurt maar even.
''Kijk nou wat je doet! Alsof ik nog niet genoeg onder dat spul zat!'' Ik trek een natte verfkwast onder mijn kont vandaan.
''Dat is juist goed voor je. Een beetje vuil.'' Noah keert zich van me af, klaar om opnieuw weg te lopen. ''Want die perfecte façade van je - die gelooft niemand."
"Hoezo façade? Ik ben gewoon mezelf! Wat is daar mis mee?" vraag ik gefrustreerd.
Noah staat stil in zijn pas. "Ik bedoel die vervelende act van je! Die perfectionistische bullshit!''
''Bullshit? Ik denk tenminste na, voordat ik wat doe! Weet je wat jij bent? Een lompe, onverzorgde zak die daadwerkelijk onder de shit zit!''
Onze discussie slaat nergens op en ik weet het, maar iets in mijn commentaar raakt bij hem de verkeerde snaar. ''Weet je wat, Finn. Bekijk het! Hier ben ik niet voor gekomen.''
Mijn eigen ergernis neemt de overhand en dan gebeurt het. Eén, misschien twee seconden gaan voorbij, maar ik doe het. Ik pak de kwast stevig vast en trek Noah onderuit, waarna ik het ding langs zijn gezicht en overall haal. Hij zit helemaal onder de witte lak, net als ik.
''Finn! Kappen!'' Noah trekt de kwast uit mijn hand en gooit deze achter zich het gras in. ''Je bent toch geen kleuter?''
Mijn ademhaling verzwaart. ''Dan moet je me ook niet behandelen als een kleuter!''
We kijken elkaar aan. Een gevoel van irritatie overheerst bij ons beiden, maar ik herken ook wat anders in ons contact; die onuitstaanbare aantrekkingskracht die me helemaal gek maakt.
Noah's ademhaling is zwaar, zijn blik nog steeds brandend van woede, maar er zit iets zachts in de manier waarop zijn schouders zakken, alsof hij moe is van alles, inclusief het conflict tussen ons.
"Is dit wat je wil?" vraagt hij uiteindelijk, zijn stem laag maar geladen.
Zijn woorden raken me harder dan ik had verwacht. De spanning in mijn borst schiet omhoog, maar ik blijf hem aankijken. "Ik wil... ik wil dat je me begrijpt."
Hij lacht droogjes, maar niet uit plezier. "Begrijpen? Hoe dan?"
"Ik weet het niet!" roep ik. Mijn stem breekt. "Ik weet alleen dat dit..." Ik wijs tussen ons in. "Dit maakt me gek, oké? Jij maakt me gek."
De stilte die volgt, is ondraaglijk. Noah kijkt naar me, zijn ogen zachter nu, maar niet minder intens.
"Dan zijn we het tenminste ergens over eens," zegt hij, rustiger dan eerst. ''Maar dit... dit kan ik niet. Dat constante negeren en die ongemakkelijke shit elke dag.''
''En dat wil ik ook helemaal niet,'' zeg ik uiteindelijk. Een warm gevoel bezorgt me kippenvel. ''Maar ik kan me niet binden. Niet als ik weet dat ik wegga. Ik heb een studie te doen en een leven in Rotterdam...''
Noah knikt. Zijn blik blijft hangen bij mijn voeten. ''En ik een bedrijf in Wouddorp."
Hij kijkt van me weg. Ik zie hoe zijn kaak zich aanspant; hoe hij zijn emoties onderdrukt. De harde Noah, waarvan ik weet dat het maar schijn is. ''Dan maak ik de keuze makkelijk voor je; we kappen hiermee.''
Noah's schouders zakken iets, maar hij blijft star naar de grond kijken. ''We doen alsof er niets gebeurt is en zitten de zomer uit. Dat is de enige optie.''
Ik denk aan Nora's woorden. Wil je dan niet uitzoeken hoe het zit tussen jullie?
''Ik wil niet doen alsof er niks gebeurd is,'' beken ik, bijna fluisterend.
Noah kijkt op. Zijn ogen doorboren me. ''En ik kan niet wachten op een antwoord dat nooit gaat komen.''
''Ik vraag je niet om te wachten,'' zeg ik.
Zijn blik verzacht, maar zijn kaak blijft gespannen. ''Wat dan wel?''
''Dat we dit - ons, laten zijn wat het is.''
Er valt een lange stilte. De hitte van de middag lijkt zwaarder te drukken, de lucht lijkt stil te staan. Dan knikt Noah langzaam, alsof hij de woorden weegt terwijl hij ze uitspreekt.
''Je maakt dit echt lastiger dan het hoeft te zijn, weet je dat?''
Ik wil iets zeggen, een weerwoord vinden, maar ik weet niet hoe.
''Sorry,'' mompel ik. Ik schud mijn hoofd en voel hoe mijn keel dichtknijpt. ''Ik bedoel... ik weet anders ook niet hoe we dit oplossen.''
''Oplossen? Alsof we een probleem zijn,'' zegt Noah. Zijn stem klinkt scherp, maar niet boos. Meer alsof hij op het punt staat iets op te geven.
''Ik bedoel dat ik dit niet wil verpesten.'' Mijn woorden klinken bijna als een bekentenis.
Hij is even stil, maar dan zucht hij en schudt zijn hoofd. ''Dat slaat nergens op.''
Hij komt dichterbij en legt twijfelend zijn vuile hand op mijn schouder.
''Wat niet?'' vraag ik, terwijl ik opkijk in zijn donkere ogen.
''Dat je zo bang bent om te verpesten wat je niet eens geprobeerd hebt.'' Hij wrijft met zijn duim langs mijn kaak en kijkt me aan. ''Dat is wat ik bedoel met perfectionisme. Soms is er geen goed of fout, maar alleen een mogelijkheid.''
Ik weet niet waarom, maar zijn woorden raken me. Ik lach, kort en hysterisch. ''Dus je advies is om door te gaan zonder richting? Zonder beloftes? Zonder regels?''
Het klinkt eng. Alsof ik mezelf volledig in het diepe gooi.
Noah grijnst, een oprechte lach die door zijn frustratie heen schemert. ''Misschien wel.''
Ik kijk hem aan en laat een zucht opgehouden emotie lopen. ''Het is eng, wat je voorstelt.''
Zijn blik blijft hangen op mijn gezicht en ik kan me niet bewegen. "Niet eng, Finn, maar normaal.''
Zijn duim wrijft langs mijn onderlip en laat me duizelen van verlangen. Ik slik en kijk hem aan, onzeker over wat ik moet doen, maar het voelt alsof het al besloten is. Noah buigt zich langzaam naar voren, zijn hand glijdt naar mijn nek, waar zijn vingers de huid beroeren.
"Normaal," fluistert hij opnieuw, terwijl ik zijn adem tegen mijn lippen kan voelen. Mijn ogen sluiten zich zonder dat ik het wil en dan gebeurt het.
Zijn lippen raken de mijne, voorzichtig en zacht, alsof hij bang is me opnieuw af te schrikken, maar ik blijf. Mijn handen vinden hun weg naar zijn zij, zijn overall ruw en warm onder mijn vingertoppen. Deze keer is er geen strijd, geen impulsieve overgave aan emoties die we niet begrijpen. Het is rustig, oprecht. Zijn kus voelt als een vraag en mijn antwoord is simpel: ja.
Hij trekt zich iets terug, slechts een fractie, maar genoeg om me zijn blik te laten zien. Zijn donkere ogen zijn zacht, open en zo anders dan ik ze eerder heb gezien. "Of maakt dit je bang?"
Ik glimlach, een echte, zonder maskers. "Alles behalve."
Noah lacht zachtjes en drukt zijn voorhoofd tegen het mijne. "Dat dacht ik al."
Ik kan niet anders dan lachen, wanneer ik hem aankijk - naar de witte verfvlekken die zijn gezicht en overall vies gemaakt hebben. ''Sorry van de verf.''
Noah haalt zijn schouders op. ''Ik ben het gewend, hoe vaak moet ik dat nou nog zeggen? En trouwens, jij bent er erger aan toe dan ik.''
Hij suggereert naar mijn kleding en dan naar mijn gezicht en haren, die onder de verfspatten zitten.
Ik knik, de warmte van zijn woorden verspreidt zich door mijn borst. ''Niet voor lang, denk ik.''
Hij kijkt me aan alsof ik een grapje maak, maar dan belaag ik hem. Mijn vingers zijn overal, waardoor de verf zich ook in zijn haren mengt en in zijn kleding vlekken maakt.
We lachen, zoenen en praten met elkaar; over van alles. De afgelopen dagen, het festival, onze affectie voor elkaar, vanaf het moment dat we ruzie kregen, na de eerste avond in Wouddorp. Alles komt op tafel.
Het is niet perfect, zoals Noah dat eerder al zei, maar het is iets en het voelt goed. Ik weet niet waar het ons brengt, of hoe ik dit moet doen, maar voor het eerst in mijn leven voelt niets doen ook als een keuze en het is mijn keuze.
***
Dit was hoofdstuk 16. Finn kan niet langer om Noah meer heen draaien. Hij moet weten wat deze gevoelens betekenen voor hem en voor zijn toekomst...
Vraag: Finn beslist uiteindelijk toch om zijn gevoelens voor Noah te onderzoeken. Wat maakt dat hij uiteindelijk toch kiest voor het pad wat zijn leven alleen maar ingewikkelder zal maken?
xx Claire
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top