Hoofdstuk 11
Colin haalt zijn schouders op. 'Dan gaan we met de lift.' Hij kijkt me vragend aan, alsof hij in mijn gedachten kan lezen waar ik over denk, namelijk zijn prachtige blauwe ogen en mijn angst voor liften.
'Goed idee,' bromt Belle. 'Dan hoeven wij ook niet zo lang te wachten.'
'Hoe kan.... Hoe kan de trap weg zijn?'
'Geen idee. Heb jij vast een keer gedroomd.' Emily zegt het alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat een trap ineens verdwijnt.
De drie stappen de lift in. Colin kijkt en meelevend aan en pakt mijn hand. Voorzichtig neemt hij me mee de lift in.
Ik adem al zo'n vijftien seconden niet. Vijftien seconden schaam ik me voor mijn angst en zitten Emily en Belle me aan te staren alsof ik niet goed wijs ben.
Dan, na vijftien seconden, komt mijn nachtmerrie uit. De lift komt stil te staan.
Het staat stil.
We zitten hier opgesloten.
Ik begin bijna te hyperventileren. Colin knijpt in mijn hand maar ziet er zelf ook een beetje benauwd uit. Emily en Belle blijven er rustig onder.
'Wat doen we nu?' piept Emily. Haar stem is tóch iets hoger dan normaal.
Ik probeer mijn rug te rechten om niet als een angsthaas over te komen. Dan probeer ik iets zinnigs te zeggen, maar op dit moment kan ik alleen maar denken aan een eeuwig leven in een lift. Oh ja, én aan die hand van Colin die in de mijne verstrengeld zit.
'We moeten weg hier. Misschien stampen?' zeg ik zo rustig mogelijk. Eigenlijk komt er alleen een gepiep uit mijn stem.
Emily en Belle beginnen te stampen. Ik heb het idee dat deze lift elk moment naar beneden kan storten en wij door de lucht vliegen. Dit is alweer de zoveelste nachtmerrie die uitkomt. Hoe veel zullen er nog komen?
Colin begint ook te stampen, maar er gebeurt niks. Ik staar naar deze ruimte met vreemde vormpjes en knopjes. Straks zitten we hier nog uren, in honger, maar zonder de mogelijkheid om dood te gaan. Onsterfelijkheid heeft vele nadelen.
'Hades, hoe kon je me dit aandoen?' mompel ik. 'Wat heeft mijn vader gedaan wat je hier toe zette?' Ik zie zijn gemene glimlach weer voor me en dat prachtige gezicht.
'Hades?' fluistert Colin in mijn oor. 'Heb je hem gezien?' Ik bloos bij zijn warme adem. 'Ja, tuurlijk. Hij stuurde me hier naar toe.' Mijn stem sloeg een slag over.
'Er zijn weinig mensen die hem ook echt hebben gezíén....' zegt Colin, waarschijnlijk om me af te leiden.
Ik begin mee te stappen. De grond van de lift dreunt en kan elk moment neerstorten.
Wat ook gebeurt.
Het is iets wat alleen in nachtmerries kan gebeuren. Er ontstaat een gat in de grond, dat steeds groter en groter wordt....
Ik gil en klem me vast aan de muur. Ik zie hoe het gat steeds groter wordt en er steeds meer kans is dat ik er doorheen val en tussen de stelen buizen en kabels terecht kom....
'Kom hier,' zegt Colin en hij wenkt dat ik op zijn handen moet gaan staan om op het plankje bovenin de lift te komen. Ik doe wat hij zegt en steek mijn hand uit om hem op te trekken.
'Nee, hoeft niet,' zegt hij. 'Ik ben toch maar nep. Ik overleef het wel en vind wel een weg terug.'
Ik kijk hem somber en angstig in de ogen, als ik ineens een schreeuw hoor. Emily, de bruine, hangt aan de rand van het steeds groter wordende gat. 'Help!' schreeuwt ze.
Belle probeer haar hand te pakken, maar bij die poging valt ze er zelf ook in. Ze bungelen nu net z'n tweeën bij het gat.
'Jullie kunnen het!' zegt Colin hard. 'Jullie zijn toch Ninja's? Laar het zien!'
Emily en Belle proberen een stalen buis vast te grijpen. Ze slingeren ernaartoe en grijpen het behendig vast. Als paaldanseres klimmen ze omlaag, steeds verder naar beneden.
'Kom, jij kan dat ook wel,' zegt Colin. 'Beneden is een uitgang. We moeten wel snel zijn, want anders kun je er niet meer naartoe slingeren.'
Mijn hartslag gaat omhoog. Het beeld van Emily en Belle, bungelend aan een buis, vind ik al eng. Laat staan als ik er zelf aan hang.
Dan neem ik een moedig besluit. Ik spring van het plankje en ga Colin achterna, zwaai naar de stang en probeer met mijn zweterige handen de buis van te grijpen. Het is donker en het is nauwelijks te zien, maar uiteindelijk slaag ik erin.
Ik hoef geen moeite te doen om omlaag te klimmen. Mijn zweethanden doen het werk en ik kan alleen maar als verdoofd denken: "niet naar beneden kijken, Jana. Niet naar beneden kijken."
Na zo'n drie minuten voel ik de grond. Ik val als een zak in elkaar als ik de grond bereik. Dan voel ik nog hoe Colin's sterke armen mijn zwakke lichaam optillen en daarna helemaal niks meer....
☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎☼︎
'Ze wordt wakker....' hoor ik een prachtige stem zeggen.
'Echt?' piept een andere stem.
'Nee nep,' hoor ik. Ik open mijn ogen en zie drie nieuwsgierige gezichten boven me hangen. Twee ninja's en één knappe piraat.
'Hey,' is het enige wat ik zeg en ik kom voorzichtig overeind. Ik lig op het bed van Emily en Belle, met andere kleren dan ik aan had als toen....
Alles dringt weer tot me door en mijn hoofd wordt rood als ik terug denk aan dat moment dat ik als een zak in elkaar viel.
'Je was bang voor liften, hè?' zei Belle.
Ik knik en verbaas me hoe makkelijk het is om mijn gevoelens te uiten.
'Ninja-les nummer twee: overwin je angsten, geslaagd,' piept Emily enthousiast. 'Je was bang, maar je hebt het toch gedaan!'
Ik glimlach. 'Mag ik wat drinken?'
Belle en Emily springen op. 'Doe ik wel!' zeggen ze tegelijkertijd en ik zie hoe ze discusiërend naar de waterplas lopen.
'Zo, jij bent licht,' zegt Colin om de stilte te doorbreken.
Ik leg mijn hoofd op het bed en grinnik. 'Altijd al geweest.'
'Ik vind het knap, Jana, hoe je het hebt gedaan. Je bent bijna een officiële ninja, zoals Em en Bel het zouden zeggen.'
'Bedankt,' zeg ik en ik staar stiekem in die mooie ogen van hem. 'Ben je een piraat?' floept uit mijn mond. Ik word rood als ik me bedenk hoe raar dat moet klinken.
'Nee,' zegt Colin bloedserieus. 'Maar mijn vader was dat wel.' Hij kijkt somber bij een herinnering.
'Je vader, wat is er gebeurt met hem?'
'Hij werd een van de spinnen.'
Ik sla een hand voor mijn mond. 'Het spijt me. Zonder mij was dit nooit gebeurt....'
'Het is al goed,' mompelt hij en hij pakt mijn hand. Ik geef er een kneepje in om hem te laten weten dat ik met hem meeleef.
'Je.... Je bent....' ik wilde bijna "knap" zeggen, maar ik houd me nog net in. 'Behulpzaam....'
'Bedankt.' Hij drukt zijn lippen op mijn hand en mijn hartslag slaat een slag over. Zou ik verliefd zijn?
Nee, Jana, je bent niet verliefd. Dat kan niet.
Maar als ik in die prachtige blauwe ogen van hem staar, weet ik toch zeker dat ik verliefd ben. Het zijn net twee diepe zeeën waar ik in smelt een nooit meer uit kom....
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top