proloog

Het duizelige makende gevoel, alsof ik in een achtbaan zat, en er weer uit kwam. Het gevoel van duizeligheid leek langzaam aan de hand te verdwijnen toen ik mijn ogen opende. Hoe ik op het bed terecht kwam wist ik zelf ook niet. Ik kon zelf niet meer herinneren hoe ik in deze kleine kamer beland was. En waarom ik in deze kamer was.
Het was niet eens mijn eigen slaapkamer. De kleuren in de kamer waren somber, alsof het voor een deprimerende persoon bestemd was. Er zat geen sprankelend kleur van vrolijkheid in het kleine kamer.
Er zat verder niks in de kamer dan een bed en een klein donkerbruin houten kastje dichtbij het raam, waarvan de gordijnen donker beige waren. Er moest een reden zijn waarom ik in deze kamer beland was. Was ik gisteren soms ergens dronken op het feest geweest? Ik was zelf niet zo van de alcohol. Ik was zelf nog nooit in mijn leven dronken geweest. En als ik gister avond dronken geweest was, had ik het toch allang gemerkt? Ik had geen kater of hoofdpijn, dat bij dronken zijn vaak voorkwam, maar wat was precies de reden dat ik in deze kleine kamer was? En hoe was ik hier beland? Hoe meer ik erover nadat hoe pijnlijk mijn gedachtes werden.
De pijn leek steeds heftige en ondragelijk, alsof iemand me van binnen wilde pijnigen en mentaal de macht over me had. Er kwamen uit het niets hartverwarmende verlangens in me op, van gedachtes die ik opeens zag, alsof iemand me iets wilde laten zien. Een herinnering een visuele beeld van bepaalde gebeurtenissen.
Elke seconde flitste er een gedachte in me op, dat niet van mij waren. Gedachtes van opwinding, verlangens, liefde, pijn en duisternis waren te voelen van elke blik van gedachte. Elke seconde was een blik, een seconde was een tel, een adem blies, een knipoog die voorbij gingen. Gedachtes waren een blies van emoties die ik kreeg, maar wie was die meisjes die ik vaak in mijn gedachtes te zien kreeg?
En waarom kreeg ik die gedachtes? Op de één of ander manier kwam ze me erg bekend voor, alsof ik haar ergens van kende, maar van waar? En wanneer zou ik haar kennen? Ze was heel slank en had een lichtte huid.
Haar donkerbruine haar glansde als een diamant. Haar ogen waren verleidelijk groen. De groene ogen waren net zo groen als het grasveld. Ik was nieuwsgierig en wilde het allemaal weten, maar mijn gedachtes waren niet helder genoeg.
Misschien hielp wat daglicht wel, ook al zal ik vaak een pijnlijke stoot krijgen als ik eraan dacht. Ik liep naar de gordijnen toe en maakte ze open, maar wat ik nu zag was te bizar voor woorden. Ik zag het zelf niet aankomen. Ik dacht eerst dat de gordijnen de daglicht tegenhielden, maar in plaats daar van was er voor het raam een gemetselde muur van bakstenen. Ik hoorde opeens een zacht vrouwelijke stem zegt ben: "dat ik geen kant meer op kan." Iemand wilde dat ik niet naar buiten kon, maar waarom? Waarom zat ik hier opgesloten. Het was te hopen dat ik niet in deze kamer opgesloten zat. Ik liep snel naar de deur en tot mijn geluk ging die open.

@satsigirl2  

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top