9
In Magistra was je altijd tussen de mensen. Altijd was er geluid om je heen en altijd waren er wel activiteiten waaraan je kon deelnemen. Ik had het voorheen nooit erg gevonden om in mijn eentje te zijn. Soms had ik behoefte aan tijd voor mezelf, aan een momentje alleen met mijn gedachten.
Pas nu merkte ik hoeveel ik het sociale contact miste.
Huis Vuur leek op een gevangenis door het gebrek aan ramen en felle kleuren. De muren waren geverfd in een donkere, roodbruine kleur. In de avond zorgde dat voor een gezellige, winterse sfeer, maar op dit moment was het vooral somber. Ik zat met opgetrokken knieën op mijn bed en staarde naar de tl-buis boven me. Het felle licht zorgde ervoor dat mijn zicht wazig werd. Toch was ik dankbaar dat ik niet in totale duisternis gehuld was.
Het was surreëel, zo'n lege slaapkamer. Normaal zouden er allemaal vuurmeisjes om me heen zitten en lachen op hun bedden. Nu was ik alleen.
Ik volgde de wijzers van de klok met mijn ogen. Verveling sloeg toe. In Magistra waren geen mobiele telefoons of andere apparaten toegestaan. Wat moest ik dan doen? Ik wilde niets liever dan naar buiten stormen en frisse lucht inademen. In plaats daarvan zat ik vast in een bovengrondse bunker.
Het was op dat moment dat ik me realiseerde dat Magistra niet als een thuis voelde, zoals ik altijd had gedacht. Het was niet de plek of de luxe hier die me aantrokken. Nee, het waren de mensen. Het waren Eline, Boaz en alle anderen die me zo aardig ontvangen hadden. Zij hadden deze strafkolonie veranderd in het paradijs dat ik wilde dat het was.
Maar vooral was het natuurlijk Aelwyn.
Ik miste de jongen nu al. Terwijl ik me dieper in mijn gekreukelde dekens begroef, dacht ik aan onze eerste date. We hadden gekust. Hadden we nu verkering? Het was zo ingewikkeld, maar het voelde zo eenvoudig.
Iets vertelde me dat ik hier niet langer moest blijven liggen. Ik moest opspringen en wegrennen. Jeremy zou me vast niet tegenhouden, niet nu hij zijn geheimen aan mij had toevertrouwd. Ondertussen was ik al min of meer overeind gekomen en had ik mijn kussen op de grond gesmeten. Toen dacht ik aan wat Aelwyn me vanochtend had gezegd.
"Doe voorzichtig."
Een sprintje trekken richting de smidsen was totaal niet voorzichtig. Het was praktisch zelfmoord met al die bewakers hier. Gefrustreerd schopte ik tegen mijn bed aan, waarbij ik mijn grote teen tegen het vlakke hout stootte.
'Fuck', vloekte ik, meer van irritatie dan van pijn. 'Ik moet iets gaan doen of ik word gek.'
Zo liep ik de slaapkamer uit. De deur van de jongenszaal stond verleidelijk op een kier, maar ik besloot om er niet te gaan kijken. Straks lag daar nog iemand ziek op bed ofzo. Nee, de jongens verdienden hun privacy ook. Zuchtend draaide ik me om richting de gemeenschappelijke zaal. Misschien stond er nog wat lekkers in de koelkast, of in ieder geval een blikje frisdrank zodat ik me wat minder futloos zou voelen.
De lichten op de hal waren gedimd. Het was niet stikdonker, maar alsnog liep ik met voorzichtige passen verder. Ik wilde niet struikelen of op een andere manier mijn dag nóg erger maken.
In de koelkast vond ik een miniblikje Fanta. Vrolijk trok ik het lipje open, wat een sissend geluid veroorzaakte. Met kleine slokjes begon ik te drinken en staarde naar de twee zware deuren, die onverbiddelijk gesloten bleven. Niemand ging me hier opzoeken. Ik hoopte ergens dat Aelwyn naar binnen zou rennen en dat we samen naar de verboden kamer zouden vluchten, net zoals we in het gevecht tegen Water hadden gedaan.
De verboden kamer...
Toen ik me omdraaide en de half-verduisterde hal in staarde, zag ik de mysterieuze deur. Hij leek me te lokken. Ik was een van de weinige vuurmagiërs die ooit de verboden kamer vanbinnen hadden gezien, maar ik was nooit de trap naar beneden afgedaald. Aelwyn had ooit vaag gesuggereerd dat de bewakers het konden zien als de verboden kamer geopend werd... maar toch wilde ik naar binnen. Ik had niks beters te doen en het was een risico dat ik wel kon nemen.
Argwanend liep ik terug de gang in. Bij elke stap klotste de Fanta in het blikje. Het holle, ijzeren geluid echode door de ruimte en klonk onheilspellend op een vreemde manier. Van dichtbij leek de deur nog meer intimiderend.
Het cijferslot was simpel en de toetsen waren van zacht plastic gemaakt. Wat was de code ook alweer? Ik nam een slokje van mijn frisdrank terwijl ik diep nadacht. Aelwyn had de cijfers vluchtig ingetoetst en ik had meegekeken, maar Tamar en de andere watermagiërs hadden ons op de hielen gezeten. Misschien had ik de herinnering niet opgeslagen door de stress.
Ik keerde terug naar dat moment.
Ik keerde terug naar de angst en de adrenaline, naar de tijd dat ik en Aelwyn nog niet echt "een ding" waren. Het leek zo lang geleden, maar er kon niet meer dan een week verstreken zijn.
'Niet omkijken', hijgde Aelwyn tijdens het rennen. Hij gleed tot stilstand, waarbij zijn schoenzolen piepten op de vloer. Met trillende vingers tikte hij een code in op het toetsenbordje bij de deurknop.
2-6-2-0-2-5
Daar was het. 2-6-2025, twee juni 2025. De datum van de Uitroeiing. Het was een getal dat iedereen ter wereld kende, iets dat zo makkelijk te onthouden was dat het misschien wel mijn eerste gok zou zijn geweest. Ik toetste de code in en onmiddellijk ging de deur met een zoemend geluid van het slot af. Met bevend hart drukte ik de klink naar beneden en betrad de kamer.
Nu aarzelde ik niet langer en daalde af via de betonnen trap. Onder mij was een zwart gat, een plek waar waarschijnlijk niemand nog voet in had gezet. Dit was de atoombunker waarin we zouden vluchten als de aliens terugkeerden.
Het was een soort opslagplaats. In enkele kasten stonden blikken met geconserveerd voedsel, waarvan de etiketten helemaal vergeeld waren. Ik vroeg me af of hier mensen in hadden geschuild tijdens de Uitroeiing, bang dat ook Europa vernietigd zou worden door buitenaardse wezens. Maar toen viel mijn oog op iets in een donkere hoek van de kelder.
Daar was een vierkante vorm met een wit zeil eroverheen. Terwijl alles hier bedekt was onder een laag stof, kon ik op het zeil nog duidelijk lezen wat erop geborduurd stond: een nummer en een logo, precies zoals de boten van Water hadden. Ik fronste en vroeg me af wat het hier deed. Maar nog benieuwder was ik naar wat eronder lag. Ik trok het zeil eraf, waarbij veel minder stof opwaaide dan dat zou moeten in een kamer waar niemand kwam. Hier klopte iets niet.
Onder het bootzeil bevond zich een zware, metalen kist die op sommige plekken helemaal verroest was. Zwaar ademend zette ik mijn blikje Fanta op de grond en tilde voorzichtig het deksel op.
Ik bevroor toen ik zag wat er in de kist zat.
***
Het was al 's avonds laat, zo gaf de klok boven de deur aan, toen eindelijk het avondalarm klonk. Ik wist niet waarom Selena d'Arbre het dagritme had veranderd, maar een werkdag begon nu dus blijkbaar om zes uur 's ochtends en eindigde pas om acht uur in de avond.
Even later zwaaiden de deuren open en kwamen alle vuurmagiërs binnen. Er heerste een akelige stilte onder hen. Ze sloften weg naar de slaapkamers, compleet moe en chagrijnig.
Aelwyn was de enige die op me af rende.
Ik glimlachte, zelfs al was mijn ontdekking van eerder nog niet helemaal bezonken. Aelwyn schonk me een grijns. 'Hey! Zin om een wandeling te maken?'
'Ik heb huisarrest', antwoordde ik monotoon.
De blonde jongen haalde zijn schouders op. 'Doe je capuchon op, niemand zal je herkennen. En anders draag ik de totale verantwoordelijkheid.' Hij glimlachte onschuldig. Ik kon niet weigeren tegenover zo'n gezicht, dus ik volgde hem bedrukt, het gebouw uit. Snel trok ik de capuchon van mijn roze hoodie over mijn hoofd. Nu waren mijn bruine haren volledig onzichtbaar.
'Dus, hoe was jouw dag?' vroeg Aelwyn in een poging om vrolijk te klinken. 'Ik neem aan dat het saai was zonder mij?'
'Het was dodelijk saai.' Ik zuchtte diep. 'Hoe lang willen ze mij nog thuis houden? Ik ben veel meer van nut als ik werk– iedereen zag er doodmoe uit, trouwens. Sinds wanneer moeten we overwerken? Heeft Selena dit ook weer bedacht?'
De Huismeester grimaste. 'Ik denk het. De bewakers hadden het over een grotere productieschaal of zoiets. Ik ben totaal uitgeput, dus ik vraag me af hoe lang het Huis dit nog vol kan houden.'
Ergens wilde ik het direct met hem hebben over de verboden kamer. Toch verzweeg ik het nog even, omdat ik wist dat ik het nieuws beter voorzichtig kon brengen. Hij zou vast boos zijn vanwege het risico dat ik had genomen... maar aan de andere kant, anders was ik nooit hierachter gekomen. Zenuwachtig wipte ik van de ene voet op de andere.
'Wat is er?' vroeg hij behoedzaam. 'Zit je ergens mee?'
Ik staarde naar de grond, niet in staat om hem recht in zijn prachtige, blauwe ogen te kijken. 'Ik ben in de verboden kamer geweest.'
'Je bent... wat?!' bracht hij uit.
'Ik wilde gewoon kijken!' Ik hoorde zelf wat voor een zwak excuus dat was. 'Sorry, maar ik had echt helemaal niks te doen en...'
Aelwyn keek me onthutst aan. 'Je had het beloofd! Na het gevecht met Water zou je nooit meer een voet in die kamer zetten! Ben je vergeten dat de bewakers kunnen zien of de verboden kamer geopend is? Ze hebben de gegevens van dat cijferslot, Aspen!'
Ik voelde me zo miserabel dat ik niet wist wat te zeggen. 'Sorry', mompelde ik toen maar. 'Het was niet... ik had het niet moeten doen, maar ik heb iets ontdekt. Iets dat heel belangrijk is.'
Het leek niet alsof Aelwyn nog naar me wilde luisteren. Hij keek me niet recht aan; hij staarde langs me heen naar een punt in de verte. 'Eén ding', fluisterde hij ongelovig. 'Je moest één ding voor me doen. Eén belofte! Weet je niet wat ze met mij gaan doen als ze hierachter komen? Wat ze met jou gaan doen?' Zijn stem veranderde in een gejammer.
'Er liggen explosieven in de kamer', zei ik toen maar, wetende dat ik er niet langer omheen moest draaien.
Aelwyn werd doodstil.
'In de hoek van de kelder is een kist. Er ligt een zeil overheen – zo eentje van een zeilboot, zoals Water die heeft – om die te camoufleren. Het leek erop dat er in de afgelopen tijd nog mensen bij die kist zijn geweest... en ik ben het niet, en...' Ik keek hem vragend aan. '...ik denk ook niet dat jij het bent?'
Hij schudde verbijsterd zijn hoofd. 'Nee, ik ben niet meer in de verboden kamer geweest sinds dat conflict met Water. Maar... hoe kon je dat zien? Weet je het zeker?'
Ik knikte ernstig. 'Dat zeil glom helemaal. Geen stof, niks. En die kist was ook niet vastgeroest ofzo. Als die kelder werkelijk uit de koude oorlog komt, dan zou er al honderd jaar niemand meer geweest moeten zijn. Ik heb de kist geopend en er lagen explosieven in. Ze zagen er... niet super ingewikkeld uit, ofzo. Een soort pakketjes met iets van buskruit erin.'
'Iets dat jij en ik ook zouden kunnen maken?' herhaalde Aelwyn. Ik knikte opnieuw. 'Wow. Dat betekent... als dat soort bommen echt gebruikt zijn bij de aanslag op de bewakers, dan was het dus iemand van Huis Vuur.'
'En dat zeil dan? Dat wijst erop dat Water ook heeft geholpen.'
Plotseling lichtten Aelwyns ogen op. 'Natuurlijk! Tamar en de andere watermagiërs kunnen de code hebben afgekeken toen wij daar naar binnen gingen.'
Ik dacht na over de hitte van dat moment. Had Tamar echt de code gelezen? Ze was wel vlak achter ons geweest, dus onmogelijk was het niet. En dat verklaarde ook waarom ze zo'n zeil hadden gebruikt om de kist te verstoppen.
'Wat denk jij?' vroeg ik gedempt.
Aelwyn dacht diep na en leek zijn woede alweer vergeten te zijn. 'Ik denk... dat we eens met Water moeten gaan praten.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top