7
De grond voelde koud aan tegen mijn dunne T-shirt. Om me heen hing een wolk van stof en as, terwijl ik omringd werd door grote en kleine brokstukken. Versuft vroeg ik me af waar ik was en wat ik hier deed. Ik krabbelde langzaam op, mijn geschaafde knieën over de vloer schrapend.
Toen herinnerde ik me alles weer.
Voor me rees een andere schim overeind. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om hem beter te kunnen zien, maar het stof blokkeerde mijn zichtveld. Alles was één grijze massa.
Het geschreeuw van verderop in de smidse bereikte mijn oren nauwelijks. Ik staarde de gestalte tegenover me aan. 'Jeremy?' raspte ik. De bewaker wendde zijn gezicht naar me toe, zijn handen trillend. Voordat ik doorhad wat er gebeurde, verdween hij, alsof hij er nooit had gestaan. Ik meende een vlugge schaduw te zien wegglippen over de grond.
Een felle hoofdpijn schoot door me heen en ik draaide me aarzelend om. Op de plek waar de knal had geklonken, woedde een brand. De vlammen knaagden aan alle kartonnen dozen die in het magazijn waren opgeslagen. Er was zoveel verwoesting dat ik het nauwelijks kon bevatten. Explosieve stoffen... had de blonde bewaakster het niet over explosieve stoffen gehad? De blonde bewaakster! Koortsachtig herinnerde ik me de sympathieke vrouw, die me zo vriendelijk had ontvangen in Magistra. Toen ik naar de ravage in het depot keek, besefte ik dat ze niet meer in leven kon zijn.
Anderen sprintten langs me heen. Soldaten, kinderen van Huis Vuur, allemaal verenigd in de zoektocht naar overlevenden. Het was hopeloos. Dat groepje bewakers had middenin de ring van vuur gestaan. Ze waren dood.
'Aspen!' schreeuwde Aelwyn.
Ik kon hem niet goed zien, maar voor ik het wist stond de jongen voor me. Hij pakte mijn schouders vast en drukte me tegen zich aan. Compleet geschokt door alles wat zich voor mijn ogen had afgespeeld, kon ik geen spier meer bewegen.
'Het is oké', fluisterde hij, zijn stem schor van angst. 'Ben jij in orde?'
'Ik denk het.' Zelfs ik hoorde hoe aarzelend en niet-overtuigd het klonk. 'Wat is er gebeurd? Wie... wat...' Ik kon geen woorden vinden om dingen te beschrijven.
Aelwyn huiverde. 'Ik weet het niet, maar het is niet goed.' Hij keek over zijn schouder, waar de zoekende soldaten machteloos tegen het puin schopten. Af en toe klonk er een enkele jammerkreet. 'We moeten hier weg. Kom.' Hij begeleidde me behoedzaam over de brokstukken heen, richting de smidsen. Eline stond daar, afschuw in haar ogen.
'Zijn er...' bracht het roodharige meisje voorzichtig uit, '...doden?'
'Een stuk of vijf bewakers', mompelde Aelwyn. 'Het moet een bom geweest zijn.' Een bom. Het woord dreunde door mijn gedachten. Hier, op één van de meest bewaakte plekken van de Europese Staat, in een strafkolonie, was een bom ontploft.
Eline steunde wankelend op de werkbank. 'Dit is heel slecht.'
Aelwyn nam niet meer de moeite om erop te reageren en liep weg. 'Eline heeft gelijk', ademde de blonde jongen tenslotte. 'Dingen gaan nu veranderen.'
'Wat bedoel je?' vroeg ik langzaam.
'Ik heb geen idee wie die bom hebben geplaatst, maar het moeten gevangenen geweest zijn. Niemand zal ons nog vertrouwen. En we weten nu al wie er bovenaan de verdachtenlijst staan.' Hij keek me ernstig aan, zijn blik bewolkt met zorgen. 'Huis Vuur.'
***
Onze werkdag zat er onmiddellijk op. We werden naar de villa gestuurd zonder een woord uitleg. Het was in mijn korte verblijftijd nog nooit zo stil geweest. Toen Kioshi en zijn kookploeg arriveerden, werden ze met gedempte stemmen op de hoogte gebracht. Aelwyn ijsbeerde heen en weer in de gemeenschappelijke ruimte, wachtend op nieuws.
Plotseling klonk er een aarzelend geklop. Aelwyn opende snel de deur, zijn blauwe ogen gretig. Ik verstijfde toen ik degene herkende die in de deuropening stond – het was Tamar, de Huismeesteres van Water.
'Aha.' Aelwyn fronste, duidelijk teleurgesteld dat het geen bewaker, maar zijn grootste aartsvijand was die op de stoep stond. 'Wat doe jij hier?'
Tamar keek koeltjes de zaal binnen. 'Schaduw heeft iets opgevangen en ik dacht dat jullie het wel wilden weten. Dexter Vos is ontslagen.' Haar mededeling werd met een geschokte stilte ontvangen. 'De Staat ziet hem als verantwoordelijke voor de explosie van vandaag. Een plaatsvervanger zal morgen arriveren. Ze nodigt alle Huismeesters uit voor een diner om ons... beter te leren kennen.'
'Ze?' echode Aelwyn.
'Ja.' Tamar beet op haar lip. 'De nieuwe kampdirectrice is een Franse elitesoldate. Ik ken haar natuurlijk niet, maar ik ben wel bang dat ze de dingen een stuk anders gaat aanpakken dan Dexter.' Ze dacht diep na. 'Haar naam was... Selena d'Arbre?'
Ik bevroor.
Selena d'Arbre, de bodyguard van de Staatsraad. Voor haar had ik het sierzwaard gesmeed dat uiteindelijk bijna mijn ondergang was geworden. En ook al kende ik haar verder niet, ik wist dat er inderdaad dingen zouden gaan veranderen als zij hier aan de macht kwam. Boaz en Simone wisselden angstige blikken met mij.
'Shit', mompelde Simone zacht. 'Dit is echt geen goed nieuws.'
***
Ik zat met Aelwyn voor de deur van de villa. Achter ons, in de gemeenschappelijke ruimte, klonken nog steeds de verblufte reacties op Tamars bekendmaking.
'Ik kan het niet geloven', zei Aelwyn langzaam. 'Voor vier jaar lang zit ik hier nu. Dexter is altijd daar geweest. Zonder hem was het veel slechter met ons afgelopen.' Hij zweeg even. 'Dexter Vos heeft dit kamp geleid vanaf het prille begin. Hij had altijd plezier in zijn werk en gunde ons dingen, zolang we ons aan de regels hielden. Ik kan niet geloven dat ze hem zomaar hebben gedumpt. Er was al jaren kritiek op zijn softe aanpak, maar... hoe gaat Magistra eruit zien zonder hem?'
Onmiddellijk moest ik aan Jeremy denken. Jeremy Vos... dus de kampdirecteur was echt zijn vader. Een duistere gedachte kwam bij mij op. 'Misschien weet ik wie die bom geplaatst heeft', mompelde ik zacht. 'De zoon van Dexter was daar. Hij liep haastig weg, een paar seconden voordat de bom afging. En daarna verdween hij in het niets.'
'In het niets?' Aelwyn trok een wenkbrauw op. 'Weet je zeker dat je dat goed gezien hebt?'
Ik dacht even na. 'Nee', gaf ik toen toe. 'Ik was in shock. Mensen kunnen niet zomaar verdwijnen, dus het zal wel een illusie geweest zijn.' Toch zat het me niet lekker.
'Ik zie echt zo op tegen dat diner morgen', kreunde Aelwyn plotseling. 'Selena is er vast van overtuigd dat Vuur hierachter zit. Hoe ga ik me ooit tegen haar kunnen verantwoorden?' Ik sloeg een arm over zijn schouder. Het moest niet makkelijk zijn om Huismeester te zijn, zeker niet als dit soort dingen gebeurden. Als Huis Vuur dit inderdaad gedaan had... dan was hij verantwoordelijk.
We waren lang stil. 'Ik weet niet wat de veranderingen voor ons alledaagse leven gaan betekenen', zei Aelwyn toen. 'Maar ik denk dat we onze date het best vanavond kunnen houden. Voor Selena arriveert en roet in het eten gooit.'
'O-Oké.' Selena kon toch niet onze laatste vrijheden afpakken? Maar ergens was ik er ook wel bang voor – ze was de kampdirectrice, dus in principe kon ze alles. 'Ik ken het hier nog niet zo goed. Is er een plek waar we een date zouden kunnen houden?'
Aelwyn glimlachte stoutmoedig en onmiddellijk wist ik dat hij zich weer iets in zijn hoofd had gehaald.
'Ik hoop dat je geen watervrees hebt...?'
***
Het was pikkedonker tegen de tijd dat we de villa uitslopen. 'Mag dit eigenlijk wel?' fluisterde ik aarzelend. 'Ik denk dat we al verdacht genoeg zijn door die explosie.'
Aelwyn grinnikte. 'Misschien mag het niet. Ik weet het eigenlijk niet. Weet je, ik zal ernaar vragen na onze date.' Hij knipoogde en ging me voor. Magistra zag er spookachtig uit in het donker. De gebouwen van Lucht en Schaduw waren net enorme dinosauriërs die op ons neer keken. Ik bleef gefocust op Aelwyns sluipende gestalte, bang dat ik hem anders kwijt zou raken.
Verderop lag het meer, glanzend in het maanlicht. Er stond een klein briesje, waardoor de bootjes in de haven op en neer deinsden. Ik was nog nooit op een boot geweest, zo bedacht ik me opeens. Hopelijk had ik geen last van zeeziekte ofzo.
'Laten we hopen dat we geen watermagiërs tegenkomen', fluisterde Aelwyn. 'Ik ben een keer eerder 's nachts een wandeling gaan maken hierheen en toen verstoorde ik een of ander zwemfeestje. Ze waren er niet heel blij mee.' Ik vroeg me af of mensen überhaupt nog feestjes wilden houden na alles wat er gebeurd was. Maar ja, misschien dachten ze hetzelfde als wij – dat het weleens de laatste kans kon zijn. Een hooggeplaatste officier zou heus niet zoveel goedkeuren als Dexter Vos had gedaan.
We liepen de steiger op. Een stuk of tien kleine bootjes lagen hier vast. 'Wacht even', instrueerde Aelwyn. 'Kies maar alvast een leuke boot uit.'
De Huismeester holde weg richting een schuurtje verderop, vermoedelijk om peddels te gaan halen. Ik liep langs de bootjes en koos er uiteindelijk eentje uit die een boegbeeld van een paard had. Aelwyn kwam snel terug, met onder zijn oksel twee roeispanen geklemd, en in zijn andere hand iets wat leek op een fakkel. 'Ah, je hebt zeker het paard gekozen omdat ik zoveel paardenkracht heb?' grapte hij.
'Nee, eerder omdat je een showpony bent.'
Hij grijnsde en gaf me de fakkel aan. 'Zie dit als het volgende onderdeel van je training. Het is stikdonker hier, dus ik wil dat je die fakkel aandoet... met je gedachten.'
'Mijn gedachten', herhaalde ik droog. 'Denk je echt dat ik dat kan?'
'Misschien niet', zei Aelwyn. 'Maar als ik het kan, dan kun jij het in theorie ook. Het vereist gewoon oefening.' Hij stapte op de boot zonder ook maar te wankelen. 'Onthoud dat je niet altijd je handen kunt gebruiken. Je moet je magie op kunnen roepen door zelfs maar met je ogen te knipperen. Iets subtiels, snap je. De vijand hoeft niet van tevoren te weten dat er een steekvlam op hem afkomt.'
Ik gaf hem een plagerige por en stapte naast hem op de boeg van de boot. De fakkel bleef onveranderd. De golven die tegen de steiger sloegen en het wiebelen van de boot hielpen ook niet bepaald mee. Ik bleef recht naar het hout staren. "Ga toch aan!" snauwde ik in gedachten. "Kom op, zo moeilijk is het niet om in vuur en vlam te staan." Onwillekeurig gleed mijn blik naar Aelwyn. Nee, zo moeilijk was het niet. Ik probeerde die passie om te zetten in wilskracht, in magie. Ik praatte niet langer tegen de fakkel, maar zorgde voor stilte in mijn hoofd. Concentratie. Ik stelde me voor dat ik het hout was, en dat al mijn zenuwen en zorgen en faalangst en stress eruit kwamen in de vorm van dansende vlammen.
Ik had niet eens in de gaten dat ik mijn ogen had gesloten, maar toen ik ze weer open deed, brandde de fakkel feller dan ik me ooit had kunnen voorstellen.
'Wow.' Aelwyn keek me bewonderend aan. 'Dat was indrukwekkend.'
Plotseling vroeg ik me af of ik al die dingen hardop had gezegd. Ik keek naar het dek onder mijn voeten, terwijl Aelwyn op de kant sprong en de boot losgooide. Met zijn voet zette hij krachtig af en sprong zelf aan boord.
'Nou, Aspen, roei jij?' Hij wees naar de roeispanen aan weerszijden van de boot.
'Hmmm...' Ik gaf hem een glimlach. 'Ik wil eigenlijk wel iets van die paardenkracht zien.' Aelwyn grinnikte en ging zitten. Met een vloeiende beweging pakte hij beide peddels vast en begon regelmatige slagen te maken. We gingen langzaam vooruit. Ik zag de steiger achter ons kleiner worden en het vuur verlichtte de golven waar we met de punt van de boot doorheen braken. De spetters doorweekten me, maar het deerde me niet.
Aelwyn stopte met roeien op het midden van het meer. Hij stond op en ik sprong soepel van het voordek af. Zo stonden we daar, middenin de boot. We keken elkaar zwijgend aan.
'Ze zeggen dat kussen op de eerste date alles verpest', zei ik langzaam.
Daarop twinkelden Aelwyns ogen. 'Weet je wat ze ook zeggen?' Hij zette een stap vooruit. 'Ze zeggen ook dat liefde op het eerste gezicht niet bestaat. En aangezien dat niet waar is... waarom zou dat andere wel kloppen?'
Mijn hart begon sneller te bonzen en ik pakte hem voorzichtig vast. Hij deed hetzelfde, terwijl zijn lippen hun weg vonden naar de mijne.
En zo zoenden we, midden in de nacht, op het midden van het meer.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top