3

Het was tijd voor je typische ongemakkelijke familiediner. Een belangrijk verschil was echter dat de leden van Vuur niet mijn familie waren. Ik kende ze nauwelijks – alleen Aelwyn, Simone en Eline kende ik bij naam en zelfs van hen wist ik zo goed als niks.

De eetzaal bestond uit twee lange picknicktafels. Erboven hingen felle tl-buizen en een paar tekeningen op de muren moesten de boel iets opvrolijken. Dit gedeelte leek het meest op een gevangenis van alle plekken die ik tot nu toe had gezien. Terwijl mijn blik over de muur gleed, vielen me enkele woorden op. De uitgelopen letters waren erop gespoten met bloedrode verf. Het kostte me een paar tellen om het schrift te ontcijferen. "Joachim", "Alexis"... het waren namen.

Plotseling werd ik naar achteren getrokken. Verschrikt uitte ik een kreet en viel achterover op de tafel, mijn middel pijnlijk tegen de rand van het blad aan knallend.

Boven me hing het plagende gezicht van Aelwyn. 'Kijk, daar is ons diner.'

Geïrriteerd duwde ik hem van me af en krabbelde op. Hij stak een hand uit. Ik bekeek hem even onderzoekend, maar weigerde het gebaar en hees mezelf overeind. Hij glimlachte geamuseerd. 'Sorry, ik wilde je geen pijn doen. Je stond daar gewoon te mooi om...'

'Wat zijn die namen?' ging ik er dwars doorheen.

Aelwyn volgde mijn blik en fronste. 'Ah, die namen. Dat zijn de leden van Vuur die... hun verblijf in Magistra niet tot een goed einde hebben gebracht.'

Ik verstijfde. 'Dood...?'

'Niet per se.' Hij streek door zijn lichtblonde haar. Nu waren zijn prachtige, helderblauwe ogen niet langer meer verhuld door onverzorgde plukken. Ik moest moeite doen om me op zijn verhaal te kunnen focussen en niet op zijn intelligente, betoverende irissen. 'Sommigen zijn dood, inderdaad, meestal gestorven aan natuurlijke omstandigheden. Maar de meesten zijn weggevoerd naar andere koloniën, omdat ze hier niet konden aarden. Ik weet niet welke van de twee oorzaken erger is. Laten we het erop houden dat je naam nooit op die muur terecht moet komen.'

'Begrepen, Huismeester', zei ik met lichte spot. Hij gaf me een vriendschappelijke duw en zonder dat de één de ander een signaal hoefde te geven, gingen we tegelijkertijd aan één van de tafels zitten.

Ik was blij om Eline schuin tegenover me te vinden. Het roodharige meisje knikte me vriendelijk toe. Iets minder vrolijk werd ik van Simone, die natuurlijk de plek precies tegenover mij had ingenomen en me berekenend aanstaarde.

Voor ik het wist, werd een bord dampend eten voor mijn neus gezet.

'Wat een service', mompelde ik verbaasd. Het voedsel zag er heerlijk uit – vlees in iets van een Oosterse, zoetzure saus. Er werd weinig Aziatisch meer gegeten sinds heel Azië van de kaart was geveegd, dus dit was een aangename verrassing.

'Onze voornaamste kok, Kioshi, is Japans.' Aelwyn porde verlangend met zijn vork in het vlees. 'Zijn ouders hebben een restaurant, dus hij vindt het leuk om te doen alsof wij zijn gasten zijn. Niet alleen wij trouwens.' Hij wierp een schuin oog op een jongen aan het einde van de tafel, die waarschijnlijk Kioshi was. 'Geen wonder dat hij het lievelingetje van de bewakers is.'

Simone begon te eten met kleine hapjes. 'Hij is ook gewoon een slijmbal.'

Aelwyn rolde met zijn ogen. 'Daar ben ik het niet mee eens', bromde hij. 'Ik vind 'm best aardig. Bovendien is hij een belangrijke figuur voor Vuur. Ons Huis zou een stuk minder prettig zijn zonder hem, ben ik van mening.'

'Whatever, ik praat toch niet met hem.' Simone ging zwijgend verder met eten. Ik vroeg me af waarom ze überhaupt over iets gemeens over Kioshi had gezegd als ze hem toch nauwelijks kende.

Het leek Aelwyn verder niet te deren. De jongen begon te eten. Ik vroeg me ernstig af waarom ik hierop lette, maar hij at niet zoals andere jongens. Van schoolkantines en oudere broers was ik een ruwe, onverzorgde eetstijl gewend, terwijl Aelwyn ondertussen bedachtzaam luisterde naar de gesprekken om zich heen. Als hij iets zei, deed hij dat nooit met zijn mond vol. Hij maakte een ongewoon slimme en verstandige indruk.

Ja, ik snapte wel waarom Vuur hem als hun Huismeester had verkozen.

'Morgen is de herdenking van de Uitroeiing', merkte Eline langzaam op. 'Wordt daar hier nog iets mee gedaan?'

Simone nam een kleine slok water, terwijl ze haar ogen vernauwde. 'Ik hoop het niet, zeg. De Uitroeiing is inmiddels alweer vijftig jaar geleden, dus misschien wordt het tijd dat we stoppen met er zoveel aandacht aan besteden. Elk jaar is de herdenking weer pure narigheid.'

Ik moest me beheersen om niet te zuchten. Tijdens de Uitroeiing was negentig procent van de wereldbevolking overleden, dus mocht de herdenking ervan alsjeblieft een beetje dramatisch zijn? 'Ik word er elk jaar wel weer bang van', gaf Aelwyn toe. 'Gewoon het idee dat het opnieuw kan gebeuren. Niemand weet waarom een miljard mensen gespaard zijn, maar de aliens zouden zo terug kunnen komen om het karwei af te maken.'

'Houd alsjeblieft op', mompelde Simone. 'Ik wil er niet eens over nadenken.'

Ook ik voelde koude rillingen over mijn rug glijden. Dat ik hier zat, dat Aelwyn hier zat, dat Simone hier zat... het was allemaal puur geluk.

Wij stamden af van de Europeanen, de enigen die de Uitroeiing hadden overleefd. Er waren zoveel theorieën waarom we ons lot hadden ontlopen. Sommige mensen beweerden zelfs dat de ESA, de voormalige Europese ruimtevaartorganisatie, had onderhandeld met de aliens en hiermee het continent had gered. Ikzelf geloofde eigenlijk dat het puur toeval was. De aliens hadden het grootste deel van de wereld weggevaagd met hun geavanceerde lasertechnologie, maar misschien hadden ze gewoon een stukje gemist. Misschien was hun elektriciteit op geweest, of misschien begon het vernietigen van de Aarde te vervelen.

'De Uitroeiing was een einde', murmelde Eline. 'Maar het was ook een nieuw begin. Ik vind dat we daar morgen ook bij stil zouden moeten staan.'

Aelwyn grimaste. 'Ik vraag me wel af of de wereldbevolking echt beter af is met superkrachten.'

'Dus niet!' verklaarde Simone. 'Als die stomme magie niet opeens was gekomen, zaten we hier nu niet in dit kamp. Echt, we hebben niks aan die trucjes, we mogen ze toch niet gebruiken.' Een vonk schoot van haar vingers af, twinkelde in de lucht en verdween. Snel trok ze haar hand terug.

Net zoals de genade die Europa was geschonken, was ook het ontstaan van de magie een groot mysterie. Wetenschappers hadden er simpelweg geen verklaring voor. Ze dachten dat het iets te maken had met de plotselinge krimp van de populatie, maar een waterdichte theorie was dat natuurlijk ook niet.

'Weet je, laten we morgen gewoon samen een kaarsje branden', besloot Aelwyn. 'Zeven kaarsjes, voor de zeven miljard gestorvenen. En daarbij maken we een groot vreugdevuur om onze bovennatuurlijke kracht te vieren. Water zal het in z'n broek doen van angst.'

Bij de vernoeming van Water begon Simone te grijnzen. Ze leek opeens een grote voorstander te zijn van het plan.

'Eh, volgens mij snap ik het niet helemaal', gaf ik toe.

Aelwyn deed zijn mond al open, maar Simone was sneller. 'Water is het meest vervelende Huis in heel Magistra. Al sinds de oprichting van de kolonie zijn Vuur en Water de grootste rivalen en we proberen altijd te laten zien dat wij sterker zijn.'

Ik schraapte weifelend met mijn vork over het tafelblad. 'Is dat echt zo leuk, dan?'

'We haten elkaar niet ofzo!' zei Aelwyn snel. 'Zie het als... gezonde rivaliteit. Het is een soort traditie. Vele Huismeesters voor mij hebben al geslaagde pranks uitgehaald op Huis Water en andersom ook. Als je met ons meedoet, zal je je meer een vuurmagiër voelen dan ooit tevoren, dat beloof ik.' Hij glimlachte vriendelijk, maar ik was nog niet overtuigd.

'Ik voelde me al een vuurmagiër voordat ik hier kwam.'

Aelwyn leek niet goed te weten wat hij moest zeggen. 'Doe maar gewoon mee', zei hij tenslotte. 'Het wordt leuk.'

'Als jij het zegt.' Ik haalde mijn schouders op. Ergens was ik gevleid dat Aelwyn mij er zo graag bij wilde hebben. Ik wist echter niet of ik überhaupt van nut kon zijn met mijn ongecontroleerde vuurmagie en huiverde al bij de gedachte van het in bedwang houden van zo'n groot vreugdevuur. Wat als het me niet lukte? Zou heel Magistra dan afbranden?

'Goed!' Aelwyn stak zijn duim op. 'We gaan er een feestje van maken.'

Simone glimlachte vals. 'Een feestje? Voor ons misschien, maar voor Water zal het een stuk minder leuk zijn, haha. Ik ben benieuwd hoe ze hierop gaan reageren. Door een zwembad te bouwen ofzo?' Ze snoof spottend.

We aten zwijgend onze maaltijden op. Direct erna ging ik naar bed, al was het nog vroeg en leek de rest van Huis Vuur niet van plan te zijn om te gaan slapen.

Binnen enkele tellen was ik onder zeil.

***

De volgende ochtend nam Aelwyn me mee naar de smidsen. Ik had aangegeven dat ik niet kon koken en dus zou het maken en uittesten van wapens mijn voornaamste taak zijn. De jongen legde me uit dat Magistra geen grote producent van goederen was. De dwangarbeid was eerder bedoeld om ons bezig te houden en een beetje nederigheid te leren, dan dat we echt nuttig waren voor de Staat.

Ik kwam terecht bij de groep die de wapens en materialen moest opbergen in het magazijn. Hierdoor had ik een goed overzicht van alles wat er gemaakt werd – zwaarden, messen en pikhouwelen, maar ook staalhelmen, bepantserde voorwerpen en zelfs pistolen, al waren die laatste in de minderheid.

De concentratie in de smidsen was laag. Iedereen had inmiddels wel gehoord over het vreugdevuur van vanavond en telde de minuten af.

Na zo'n acht uur zat mijn werkdag erop. Ik was blij toen ik verlost was van de hete dampen uit de smederij en mijn armen schreeuwden van de spierpijn. Toch voelde ik me ergens ook voldaan, want ik had hard gewerkt en mijn bijdrage geleverd aan Huis Vuur. En alles werd nog beter toen Aelwyn me complimenteerde tijdens de terugweg.

'Je hebt je goed ingezet vandaag', zei hij lovend.

Ik keek verlegen naar de grond. 'Dank je. Jij ook, denk ik. Niet dat we elkaar gezien hebben ofzo, maar je... eh... lijkt me het hardwerkende type.'

Aelwyn grinnikte en legde zijn arm over mijn schouder. Het was een vriendschappelijk gebaar, maar toch deed het me enerzijds heel vrolijk en anderzijds vrij ongemakkelijk voelen. Was hij aan het flirten? De weg naar huis leek opeens veel te kort te duren. Toen de villa voor ons opdoemde in het licht van de purperkleurige schemering, liet hij me los en liep hij naar binnen alsof er niks gebeurd was.

De gemeenschappelijke zaal was nu overvol. Het hele Huis had zich verzameld, allemaal juichend toen Aelwyn op een van de rode banken ging staan. 'Vandaag is het tweeënvijftig jaar geleden sinds de Uitroeiing!' riep de Huismeester. 'Tweeënvijftig jaar geleden sinds een tragedie en een wonder tegelijk.' Het klonk nogal ingestudeerd, maar dat maakte me niet uit. Het waren mooie woorden, die ook nog eens uit zijn mond kwamen... Ik betrapte me erop dat ik ademloos naar hem aan het kijken was en herstelde me snel. 'Vanavond zal een tijd van rouw zijn. We zullen de slachtoffers nooit vergeten. Maar eerst vieren we dat wij vuurmagiërs zijn en dat onze soort al bestaat sinds de Uitroeiing. We weten niet waarom, we weten niet hoe, maar we weten wel dat het zo is!'

Hij kreeg bijval van iedereen. Tieners staken hun vuist op of knikten instemmend, anderen schreeuwden. Ik was stil, maar wist zeker dat ik hem meer bewonderde dan alle anderen.

We liepen naar buiten. Ik vroeg me af of de bewakers toezicht hielden. Er was echter niemand te zien, dus óf ze wisten niet van het vreugdevuur af, óf ze hadden er toestemming voor gegeven. Ik hoopte het laatste, want ik had geen zin in een berisping van de soldaten.

Aelwyn knikte een paar leden toe. Zij gingen in een grote cirkel staan en hielden hun handen klaar. De Huismeester liep naar het midden, tikte een paar keer met zijn voet op het gras en knipte in zijn vingers. Alsof hij een elastiekje weggooide, schoot er een blauwe vonk uit zijn hand. Het moment dat deze op het gras belandde, ontstond er een klein vlammetje.

Enkele anderen, waaronder Simone, vuurden ook hun vlammen af. Een groot vreugdevuur ontstond, dansend voor onze ogen. De vuurmagiërs in de cirkel begonnen ontspannen het vuur in te dammen, zodat het zich niet te ver verspreidde.

Blauwe en oranje vlammen vermengden met elkaar. Ze bewogen zich op een onhoorbaar ritme en hun rook vervaagde in de schemerlucht. De geur van verbranding vond mijn neusgaten, maar onaangenaam was het niet. Het rook naar houtkachel. Naar gezellige avonden op de bank met mijn familie. Het rook naar het spelen met lucifers op het schoolplein en het uitblazen van kaarsjes op mijn verjaardag.

Ja, het rook als thuis.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top