15

Ik draaide me vliegensvlug om. Daar was de duisternis van de mijngang, die eerst zo angstaanjagend had geleken, maar nu juist aan me trok. Ik wilde niets liever dan ervandoor rennen, het onbekende in. Dat zou echter betekenen dat ik doorzeefd zou worden door een regen van kogels. Trillend draaide ik me weer om, om recht in Selena's kwaadaardige ogen te kijken.

'Shit', vloekte Aelwyn zacht.

Selena greep de zaklamp uit Jeremy's handen en scheen in onze ogen. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes door het felle licht. 'Kijk eens wie we daar hebben', zei de Française langzaam.

'Tamar.' Simone trok wit weg. 'Wat heb je gedaan?'

De Huismeesteres wilde antwoorden, maar Selena was haar voor. 'Tamar heeft ervoor gekozen om mij alles te vertellen in ruil voor strafvermindering. Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen.' Ze perste haar lippen samen in iets wat door moest gaan voor een glimlach en keek Tamar aan.

Tamars ogen spraken maar één woord: "Sorry."

Ik zag hoe Horst zijn vuist balde. 'Verrader!' schreeuwde hij. De aarde onder zijn voeten rommelde toen zijn magische krachten geactiveerd werden. Ik voelde alles om ons heen schudden.

'Maak hem af', zei Selena monotoon. Nog geen seconde later klonk er een oorverdovende knal en zakte Horst neer op de grond. De aarde werd dodelijk stil. Ik kon mijn blik niet afwenden van de jongen – hij had ons alleen maar willen helpen! Mijn mond werd kurkdroog, spreken ging niet meer. Ik zocht naar troost in Aelwyns helderblauwe ogen, maar die weerspiegelden enkel mijn afschuw.

Simone zette een stap naar voren. 'Jij monster.'

'Doe niet zo hypocriet', reageerde Selena. 'Jij hebt die vijf bewakers omgebracht. Jij bent lid van de verzetsbeweging die zoveel dood en verderf zaait. Die soldaten die je vermoord hebt, hebben families. Wie is hier nu het monster, jij of ik?'

De twee staarden elkaar aan met allesvernietigende blikken. Ik hoorde het geknetter van de vonken die rond Simones vingertoppen dansten. Toch was zij de eerste om haar blik af te wenden; Selena grijnsde triomfantelijk en knipte in haar vingers. 'Bewakers, voer ze weg. Ik weet zeker dat de Staat blij zal zijn dat we de criminelen hebben gevonden.'

Aelwyn keek me indringend aan. Ik zag zijn handen blauw oplichten, maar deze keer hield ik hem niet tegen. We gingen niet neer zonder een gevecht. Alhoewel onze situatie dramatisch was, was dit misschien onze enige kans om te ontsnappen. Ik zag hetzelfde soort vuur in zijn ogen vlammen. Met een geluid van verplaatsende lucht ontbrandde een grote steekvlam in zijn hand. Ik volgde zijn voorbeeld en zo werden we twee lichtpuntjes in de duisternis van de tunnel.

'Saperlipopette!' vloekte Selena. 'Moeten we jullie nou ook neerschieten? Levend zijn jullie veel leuker.'

Ik wist dat we de twee gewapende bewakers eerst moesten uitschakelen om ook maar een kans te maken. Wat zou sneller zijn, mijn vuur of hun kogels? Er was maar één manier om daarachter te komen, zo bedacht ik me. Schreeuwend vuurde ik een steekvlam op de twee af.

Tamar dook opzij. Jeremy bleef stokstijf stilstaan; de vlammen misten hem op een haar na en hij knipperde verbijsterd met zijn donkere ogen.

Ik had alleen oog voor de twee soldaten achter hen. Eentje schreeuwde van de pijn, waaruit ik kon opmaken dat ik mijn doelwit geraakt had, maar de ander loste een schot. Ik kromp ineen, keek vlug over mijn schouder en zag een kogelgat in de rotsen achter me zitten.

Aelwyn vuurde ook, met zoveel meer precisie dan ik, en raakte de gewonde bewaker middenin zijn gezicht. De soldaat zakte neer op de grond, creperend van de pijn. Mijn handen trilden, waardoor mijn vuur enkele seconden uitdoofde. Selena had het al gezegd: deze bewakers hadden ook families. Waren we eigenlijk wel een haar beter dan hen?

'Niet aarzelen!' gilde Simone vurig. 'Het is zij of wij!'

Ik vermande me en stak mijn vuur opnieuw aan. De hitte die er vanaf kwam deed zweet parelen op mijn voorhoofd, maar het kon me niet schelen. Ik dacht aan wat Aelwyn me had geleerd.

Ik moest het vuur niet besturen; ik moest het vuur worden.

Oplichtend in de donkere tunnel, wakkerend in de stilte om ons heen. Ik moest vlammen – ik moest vrienden beschermen en vijanden vernietigen. Ik moest demonen wegjagen, maar tegelijkertijd demonen oproepen. Ik moest levens redden en levens nemen. En ook al wist ik dat je je ogen niet moest sluiten in een gevecht, toch deed ik het. Mijn blikveld werd compleet zwart. Het was donkerder dan de duisternis om ons heen, het was als een zwart gat dat alle geluiden opslokte. Stilte. Complete stilte.

En toen ging het licht in mijn hoofd aan.

Licht explodeerde, een ongelooflijke hitte trok over mijn hele lijf. Het was als een huivering, maar dan warm in plaats van koud. Ik opende mijn ogen. Vuur brandde overal: in mijn beide handen, over mijn huid, in mijn ogen. In mijn hart, dat niet langer meer bonsde, maar vlamde.

En een kogel verschroeide op een centimeter afstand van mijn gezicht.

De soldaat die de kogel had afgevuurd, keek vol verbazing naar zijn nog na rokende pistool. Ik schreeuwde en sloeg met mijn rechtervuist. Een vlam ontsnapte uit mijn hand, vluchtte weg en vond de bewaker. Ik kon niet eens zien wat er van hem overbleef; ik hoorde enkel zijn gekrijs tussen de vlammen. De linkerhelft van de mijngang was verlicht door gele, oranje en rode vonken. Rechts zag ik echter alle tinten blauw die er bestonden. Ze vermengden, dansten samen, vochten in harmonie.

Ik keek naar rechts, op het moment dat Aelwyn naar links keek. Onze blikken kruisten. Nog nooit had ik me zo verbonden met hem gevoeld – het was alsof we zielsverwanten waren.

Tamar sprong uit haar schuilplaats en zette zich schrap. Met haar handen creëerde ze een waterstraal die recht in mijn maag terecht kwam. Ik werd tegen de rotsen aan gesmeten. 'Aspen!' riep Aelwyn wanhopig uit. Een felle steek schoot door mijn hoofd heen toen ik probeerde overeind te komen. Mijn vuur verdween net zo plotseling als dat het gekomen was. Ik jammerde terwijl mijn lichaam verslapte. De uitbarsting van net had teveel van me gevergd; ik was op.

'Water kan vuur doven', siste Tamar ijzig.

Al het respect dat ik voor haar gekregen had, verdween als sneeuw voor de zon. Ik wilde niets liever dan haar aanvliegen en haar verdiende loon geven, maar ik kon het niet meer. Mijn lichaam was op. Bloed stroomde uit een oppervlakkige hoofdwond, mijn armen en benen hingen als dood langs mijn romp.

Aelwyn sprong op Tamar af. Hij was zijn kracht duidelijk nog niet verloren – helder vlammend ging hij Tamar te lijf. Ze waren gewaagde tegenstanders. Huismeesteres versus Huismeester, water tegen vuur. Mijn hoofd bonkte pijnlijk terwijl ik hun gevecht probeerde te volgen.

Simone en Selena waren ook nog steeds in een hevige strijd verwikkeld. Selena had haar dolk weer vast, hetzelfde wapen waarmee ze mij ooit had aangevallen. Simones vlammen waren lang niet zo krachtig als die van Aelwyn, maar ze leek zichzelf voorlopig wel te redden. Ik kroop heel langzaam naar voren, mijn buik over de stoffige grond slepend. Pijn knaagde aan me, overal, en ik voelde me zo vermoeid dat ik weleens in kon zakken. Horsts lichaam lag daar nog steeds. Zijn mijnwerkerspak was bijna volledig verschroeid. 'Het... spijt... me', raspte ik zacht. 'Dit is onze schuld...'

Tamar zag me nu en opnieuw kwam een straal ijskoud water mijn kant op, maar Aelwyn ving die op voor me. 'Blijf daar, Aspen!' schreeuwde de jongen.

Al het geluid deed mijn hoofd zwaar worden. De randen van mijn bewustzijn werden zwart. Ik ging bewusteloos raken. 'Aelwyn,' ademde ik zwaar, 'laat Tamar me raken.' Hij staarde me aan alsof ik gek geworden was, maar hij vertrouwde me. Toen Tamar een nieuwe waterstraal op hem af stuurde, sprong de Huismeester opzij.

De plens ijskoud water spatte in mijn gezicht uiteen.

Ik was weer klaarwakker. Aelwyn zag nu wat ik bedoeld had en glimlachte – de glimlach van een jongen die trots was op zijn vriendin.

Ondertussen was Simone tegen de grond gewerkt. De punt van Selena's dolk prikte in haar keel, terwijl de kampdirectrice nahijgde van hun hevige gevecht. Heel langzaam ging ik op mijn knieën zitten. De inspanning was groot en de duizeligheid zorgde ervoor dat ik bijna omviel. Maar ik kon dit niet laten gebeuren. Ik kon Simone en Aelwyn niet in de steek laten.

Aelwyn was sterker dan Tamar, maar hij was al net zo uitgeput als ik. Het uitschakelen van de gewapende bewakers had zijn tol geëist. Ongelovig keek ik toe hoe Tamar de blonde jongen met een snelle vuistslag buiten westen sloeg.

'Nee!' gilde ik. 'Aelwyn!'

Selena stond op; ze hield Simone in een stevige wurggreep. 'Bien fait, Tamar', glimlachte de vrouw. Daarna wendde ze zich tot mij. Ik staarde haar woedend aan en trachtte overeind te komen, maar viel weer terug op mijn knieën. 'Jullie hebben verloren, Aspen. Precies zoals iedereen verwacht had.' Simone klemde haar kiezen op elkaar toen de dolk in haar vlees prikte. 'Eigenlijk zou ik Aelwyn en jou nu ter plekke moeten vermoorden, zoals ik met hem heb gedaan.' Ze wees achteloos naar Horst. 'Helaas denk ik dat de Staat de eer aan zichzelf wil laten. Een executie vol pracht en praal heeft tenslotte ook wel wat.'

Angstig keek ik toe hoe Tamar Aelwyn overeind trok. Zijn neus bloedde, een lelijke kras doorkliefde zijn nek en hij zat onder de aarde. Ik kon wel huilen bij hoe miserabel hij eruit zag.

Hadden we echt verloren? Was dit het einde? Ik kon het nauwelijks geloven, maar alles om me heen sprak boekdelen. Waar ons vuur had gelaaid, lagen enkel hoopjes as. Het was voorbij. We zouden hier niet meer uit komen. We zouden sterven... al dan niet erger.

Ik wilde niet huilen, maar kon de tranen niet langer meer tegenhouden.

'Ahw', zei Selena spottend. 'Kijk nou, Tamar. Wat een zwakkeling.' Ik had niet meer de kracht om ertegenin te gaan. Ik had niet meer de kracht om iets te doen of te zeggen. Mijn tranen gingen gepaard met een ijzige stilte. Het vuur was gedoofd. Mijn vuur was gedoofd.

Ik dacht dat ik dood was, want alles om me heen werd donker. De zaklamp, die in een hoekje op de grond lag, was de enige lichtbron. Het licht wierp mijn schaduw op de grond. Ik liet mijn hoofd hangen en mijn schaduw deed precies hetzelfde. Nu kon ik kijken naar een reflectie van mijn eigen verslagenheid. Maar toen...

De schaduw rees overeind en ik hapte naar adem. Plotseling was het niet langer meer een platte weerspiegeling van mij. Het werd een wezen, duisterder dan ik ooit gezien had. Een persoon, volledig gemaakt uit schaduwen. Een verstikkende kou kwam er vanaf. Het verlamde me, het bracht mijn grootste angsten naar boven. Ik piepte toen de schaduw zich over me heen boog. Ging hij me vermoorden? Wat was het überhaupt? Was het een duivel, die me naar de hel zou brengen?

Toen stak de schim zijn hand uit.

Aarzelend pakte ik hem vast. Zijn aanraking was kil, maar met een onmenselijke kracht trok hij me omhoog. Ik stond weer op mijn benen. Rillend zag ik hoe de schaduwen van Tamar en Selena ook overeind kwamen.

'Wat is dit?!' schreeuwde Tamar bang.

Selena liet Simone los. De angst was op haar half verduisterde gezicht te lezen. 'Een schaduwmagiër!' Ik liet mijn blik heel langzaam naar de zaklantaarn glijden, mijn hart kloppend in mijn keel.

Daar stond Jeremy, zijn handen bewegend als een marionettenspeler.

'Ga', gebood de jongen. 'Neem Aelwyn mee en vlucht. Ik weet niet hoe lang ik die twee kan tegenhouden.' Hij balde zijn handen tot vuisten en ik zag wat voor een effect dat had op de schaduwen – ze grepen Selena en Tamar vast. Selena gilde toen de kou en duisternis bezit van haar namen. Ademloos zag ik hoe de schimmen hen kwelden en hun eigen levens gingen leiden.

Jeremy stond daar, zijn licht getinte gezicht vertrokken van pijn en vermoeidheid. 'Ga!' herhaalde hij. 'Ik houd dit niet veel langer... vol...'

Simone en ik wisselden vastberaden blikken. 'Dank je', ademde ik snel tegen Jeremy. Hij reageerde niet, enkel met een krampachtig gekreun. Simone en ik hesen Aelwyn overeind. Zo goed en zo kwaad als het ging, strompelden we weg. Ik had me nog nooit zo vermoeid gevoeld, maar we moesten doorzetten.

Achter ons hoorde ik Jeremy nog een laatste kreet slaken, voordat de beklemmende duisternis achter ons verdween.

***

'Aspen?' kreunde Aelwyn. 'Aspen, ben jij dat?'

Ik streek een pluk haar uit zijn gezicht. 'Ja, ik ben het. We... we zijn veilig.' Een glimlach brak op zijn gezicht door, als een zon die achter de wolken vandaan kwam.

'Maar hoe?' fluisterde hij ongelovig. 'We... jij... we hadden verloren.'

'Dat dacht ik ook.' Ik hielp hem langzaam overeind. 'Jeremy heeft ons gered. Hij kon de bewakers lang genoeg tegenhouden om ons te laten ontsnappen.' De gedachte aan Jeremy vervulde me met warmte. Zonder hem waren we verloren geweest. Ook al was hij een bewaker, hij had besloten om het juiste te doen. Ik sloot mijn ogen en kon alleen maar hopen dat hij oké was.

Aelwyn keek om zich heen, een verwonderde blik in zijn ogen. 'Waar... waar zijn we?'

We bevonden ons op een zonovergoten weide. Om ons heen lagen uitgestrekte bossen met oeroude eiken en jonge naaldbomen. Ik hoorde geritsel in de struiken, zag bloemen in wel duizend kleuren en rook de geuren van pure natuur. Simone lag verderop uitgestrekt op haar rug in het gras, kijkend naar de roomwitte wolken in de hemel.

Ik sloeg een arm om Aelwyn heen. Hij deed hetzelfde. 'Ik weet niet precies waar we zijn,' gaf ik toe, 'maar ik weet wel wat we zijn.' Ik haalde diep adem en snoof de geur van frisse lucht op. Een golf van geluk overspoelde me. Nu konden we eindelijk alles achter ons laten. We konden opnieuw beginnen.

'We zijn vrij.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top