14
De ochtend kwam veel te snel. Ik was er nog niet klaar voor, ik wilde niet weggaan. Zelfs al kon deze ontsnapping mijn leven redden, het voelde eerder alsof ik juist naar mijn executie gevoerd zou worden. Er lag een knoop in mijn maag.
Een wekker hadden we niet in Magistra, buiten het ochtendalarm dan. Gelukkig was Aelwyn er nog. Rond een uur of half zes stond hij naast mijn bed, in de meisjesslaapzaal waar hij eigenlijk helemaal niet mocht komen. 'Ben je wakker?' fluisterde hij heel zacht. Ik kroop overeind en knikte. Echt lekker geslapen had ik niet door de zenuwen. 'We gaan over een kwartier weg.' Aelwyn legde zijn hand op mijn schouder. 'Als je nog afscheid wilt nemen, is dit het moment.'
Het kwam opeens veel te dichtbij. Afscheid. Als alles goed ging – of als dingen juist gruwelijk fout gingen – zou ik de leden van Huis Vuur nooit meer zien.
Heel stil kleedde ik me om. Ik deed gemakkelijke kleren aan, een spijkerbroek en een T-shirt met fleecevest. In de mijnen was het vast koud, dus voor de zekerheid pakte ik ook wollen sokken mee. Ze zagen er niet uit in combinatie met mijn sneakers, maar dat kon me niks schelen. Tenslotte zou niemand ons zien... als alles volgens plan verliep.
Naast me lag Eline vredig te slapen. Doordat ik de laatste tijd zoveel met Aelwyn om was gegaan en afgezonderd was van de rest van mijn Huis, had ik nauwelijks meer met Eline gesproken. Zij was echter wel degene die me welkom had geheten aan het begin. Ze was er altijd voor me geweest als ik het moeilijk had; meer op de achtergrond dan Aelwyn, maar even behulpzaam. Ik maakte een besluit, pakte voorzichtig een notitieboekje uit mijn tas en begon te schrijven.
"Beste Eline,
Als je dit leest, zijn Aelwyn, Simone en ik al weg. Ik wilde het je wel vertellen, maar ik wist niet of je het wilde weten. Ik heb de bomaanslag niet gepleegd. Ik weet dat Selena dat wel gaat denken en daarom ga ik nu weg.
Mocht er iets fout gaan, dan mag je onze namen op de muur schrijven. Ik weet dat je klaagt over hoe je handschrift niet te lezen is, maar dat maakt me niet uit.
En als ons plan lukt, vergeet dan niet om ons op te zoeken wanneer je achttien bent en vrijkomt uit Magistra. Oké, het duurt nog een paar jaartjes, maar je weet ons tegen die tijd vast nog wel te vinden. Aelwyn ziet je graag als de nieuwe Huismeesteres van Magistra wanneer wij weg zijn, en ik ben het met hem eens. Jij kunt iedereen daar veilig houden, dat weet ik.
Stay stafe, en stay amazing.
Liefs,
Aspen."
Ik had nog nooit een brief geschreven, laat staan een afscheidsbrief, maar ik vond het er niet slecht uitzien. Ik hoopte maar dat Eline en de anderen niet gestraft zouden worden voor onze daden.
Met bonzend hart sloop ik de gang op. Simone volgde een paar minuten later. Samen liepen we naar de gemeenschappelijke ruimte, waar Aelwyn stond. 'Klaar voor?' vroeg hij gespannen. Mijn maag keerde zich om. Nee, ik was er helemaal niet klaar voor.
Maar het was nu of nooit.
Simone en ik knikten tegelijkertijd. Aelwyn haalde diep adem en opende toen de ijzeren deuren. We glipten naar buiten en renden in een rechte lijn richting Huis Aarde, te bang om te stoppen. Ik was daar nog nooit naar binnen geweest. Het deed denken aan Magistra, behalve dat het van bruin gesteente was gemaakt en dat er enkele opvallende glas-in-lood ramen in zaten. Het dak was nog lager dan het onze en het was al met al erg klein.
We stopten hijgend voor de zware, houten deur. Simone klopte exact drie keer. 'Een code', legde ze gedempt uit. 'Mijn vriend en ik gebruikten dezelfde code toen ik nog bij hem in de stad woonde.'
En inderdaad, de grendel schoof van de deur en een forse aardmagiër deed open. 'Kom binnen', fluisterde hij. 'Mijn Huisgenoten weten waarvoor jullie komen, maar ze kunnen alsnog lastige vragen stellen. Jullie komen hier uiteraard niet voor een theekransje, dus loop maar snel mee.'
'Dit is Horst', siste Aelwyn in mijn oor. 'De Huismeester van Aarde.'
Ik knikte belangstellend. Horsts flinke passen dreunden op de vloer en ik zag hoe nieuwsgierige aardmagiërs hun hoofden om de hoek staken. Ik staarde naar de grond. Hoe konden we ooit onopgemerkt door de controles komen als iedereen ons hier zo zat aan te gapen? 'Ik zal ze wel toespreken', mompelde Horst met zijn zware stem. 'Staren is onbeleefd, maar blijkbaar hebben ze dat nooit geleerd.'
De gangen waren smal. Ik merkte dat er veel meer slaapkamers waren dan in Huis Vuur, dus waarschijnlijk sliep iedereen hier met een vast groepje op de kamer. Het was een veel rumoeriger gebouw dan dat van ons. Iedereen schreeuwde, stampte en voerde gesprekken.
'Daar is de schuur.' Horst wees naar een deur in de verte. 'En het is hier erg smal, sorry daarvoor. We zijn het gewend als mijnwerkers.'
Aelwyn grimaste en ontweek net op tijd een laaghangende lamp.
We kwamen aan bij de schuur. De opening ernaartoe was afgezet met houten stokken, een fatsoenlijke deur was er niet. Ik bukte en liep door de opening heen. Hier begon het kleine karrenspoor al; op de rails stonden zo'n twaalf mijnkarretjes, allemaal keurig achter elkaar, net als winkelwagentjes. Langs de muren waren overal planken en kasten. Ik wist niet precies wat voor gereedschap er allemaal lag, maar ik herkende pikhouwelen en zaklampen. Dichtbij de deuren naar buiten hingen mijnwerkerspakken. Het was hier stoffig, zo stoffig dat ik een nies niet in kon houden.
'Gezondheid', zei Horst stoïcijns. 'Nou, deze karretjes zijn groot genoeg voor drie personen... als jullie je een beetje opkroppen, natuurlijk. De kans is dan kleiner dat jullie ontdekt worden dan dat jullie drie afzonderlijke karretjes in beslag nemen.'
Aelwyn fronste. 'Oké, dan doen we dat. Controleren ze die dingen eigenlijk?'
'Ja, maar nooit allemaal, hoor.' Horst klonk veel te vrolijk. 'Ze controleren er altijd een paar, maar niemand is superstreng ofzo. Sinds Selena er is, is het wel erger geworden.'
'Fijn', mompelde Simone zacht.
Horst negeerde haar. 'Wat is jullie geluksgetal?'
'Zes', zei Aelwyn zonder twijfel. 'Zes, voor de zes Huizen in Magistra. En zes, voor de zes jaar dat ik hier al zit.' Ik gaapte hem aan; dat was zo lang, ik zat hier pas een paar weken en het voelde al als een eeuwigheid.
'Zes wordt het dan.' Horst telde de karretjes en wees de zesde aan. 'Hopelijk hebben jullie een goede keuze gemaakt. Hier zijn mijnpakken, daar kunnen jullie op liggen.' Hij gooide een paar mijnpakken aan. Ik ving ze en legde ze in de kar. 'En onder deze blusdekens kunnen jullie je verbergen. Misschien helpt het ook als jullie een paar pikhouwelen vast pakken... voor de zekerheid.'
Aelwyn pakte een pikhouweel. Hij gooide hem uitsloverig van zijn linker- naar zijn rechterhand, maar ik kon het niet anders dan sexy vinden. Daarna ging hij in de kar liggen en spreidde een van de blusdekens over zich uit.
Als je er zo snel naar keek, zag je helemaal niet dat er een mens onder zat. Ging je echter beter kijken, dan herkende je de vorm van een voet, of een hoofd.
'Goed genoeg', besloot Horst. Het ochtendalarm begon te rinkelen. 'Snel, ga maar liggen. Ik zal jullie wel begeleiden... want die Huisgenoten van me kunnen geen pokerface opzetten. Toedels!' Hij beende weg en liet ons verbouwereerd achter. Aelwyn stak zijn hoofd onder de deken vandaan.
'Goed genoeg?' herhaalde Simone. 'Het is helemaal niet goed genoeg!'
Ik wisselde een blik met Aelwyn. 'Wagen we het erop? We kunnen nu nog terug.' Ik voelde me een watje om dat te zeggen, maar ik was er niet gerust op dat dit zou werken.
'Nooit geschoten is altijd mis', zei de jongen. 'Pak een paar van die spulletjes en kom erbij liggen.' Ik greep een zaklantaarn en een pikhouweel en stapte naast hem in het karretje. Het was smaller dan ik had verwacht, zeker onder de blusdeken. Hij pakte mijn hand vast. 'Het komt goed, Aspen. Ik voel het. Zes is ons geluksgetal.' Ik wist zeker dat hij glimlachte, al kon ik het niet goed zien in het donker.
Toen was ons moment samen verpest door Simone, die zich naast mij propte. Ze trok haar knieën op om er nog bij te passen. 'Ik ga hier zoveel spijt van krijgen. Als iets fout gaat, dan was dit jouw idee, Aelwyn. Hadden we ons niet gewoon kunnen vermommen als mijnwerkers?'
'Nee, ze herkennen mij meteen', zei Aelwyn. 'En Aspens signalement zullen ze ook wel door gekregen hebben, aangezien zij huisarrest heeft.'
'Ik had dus gewoon alleen moeten gaan.' Simone zuchtte diep. 'Maar nu is het te laat.'
Alsof dat een signaalwoord was, werd de schuur gevuld met geluid. En plotseling begon alles te trillen. Het leek wel een aardbeving toen ons karretje zich in beweging zette; achter ons klonken de knarsende voetstappen van Horst. 'Stil blijven, jongens', zei de Huismeester op zijn dooie gemakje. 'Gewoon stil blijven en alles komt goed.'
Ik sloot mijn ogen. Mijn hart bonsde zo luid dat ik bang was dat iedereen het kon horen. Ik pakte de pikhouweel stevig vast. Aelwyn ademde diep in. 'We kunnen dit.' Daarna scheen het ochtendlicht door onze blusdeken heen – we waren de schuur uit.
Alles ratelde en rammelde en rommelde. We werden door elkaar geschud toen we onze weg over het spoor vervolgden. Horst neuriede een deuntje achter ons, maar ik werd er niet kalmer van. Gelukkig pakte Aelwyn een van mijn handen vast. Ik voelde me rustiger worden, gewoon door het feit dat hij naast me lag. Hij zou ons beschermen als er iets fout ging.
Simone vloekte zacht toen we over een grote bobbel heen reden en een paar centimeter gelanceerd werden. 'Stil', fluisterde Aelwyn.
'Wees zelf stil.' Simone klonk snibbiger dan ooit, waarschijnlijk door de zenuwen.
Om me heen hoorde ik hoe kamp Magistra tot leven kwam. Er waren zoveel stemmen, ik meende zelfs die van Boaz te herkennen. Oh, als hij eens vermoedde wie er in dat mijnkarretje zaten dat voor hem langs reed... Nu kwamen we langs de smidsen, te horen aan het geluid van ijzer op ijzer. Ik hoorde het draaien van de wasmachines bij de wasstraat.
We waren nu dichtbij de uitgang.
Rechts van me klonk het geloei van koeien, wat me een indruk gaf dat de veestallen daar lagen. Plotseling stonden we stil. Ik hield mijn adem in. We kwamen weer in beweging, langzamer dit maal. De stemmen en geluiden vervaagden in de achtergrond.
Ik liet mijn adem pas ontsnappen toen ik besefte wat dat betekende.
We waren buiten Magistra. We waren het kamp uit! Voor het eerst in weken was ik weer buiten de muren, buiten het rijk van Dexter Vos en later Selena d'Arbre. Ik kon het nauwelijks geloven.
Maar ik begreep ook dat we nog niet veilig waren. We reden nu vermoedelijk door de uitgestrekte velden, op weg naar de mijnen. Ik meende bewakers te horen roepen aan weerszijden, die ons flankeerden. Hier was het spoor ruwer. Het gaf me flashbacks naar mijn treinrit naar Magistra, alleen was dit nog duizend keer erger. Af en toe werd ik tegen Simone of tegen Aelwyn aan gedrukt – dat laatste was niet zo erg, trouwens.
We stonden opnieuw stil. Ik hoorde het gerammel van spullen. Waren ze de karretjes aan het controleren? Een huivering gleed langs mijn ruggengraat, zelfs al was het nog zo zweterig benauwd hier. Er waren voetstappen.
'Goedemorgen, Horst', zei een van de bewakers.
Horst reageerde met zijn vriendelijke stem. 'Goedemorgen, mevrouw. Ik heb ze maar vroeg uit hun bed gehaald vandaag. Het is een te mooie werkdag, vindt u niet?'
'Wat je zegt. Mij niet gezien om in die donkere krochten te gaan werken.' De vrouw snoof. 'Loop maar gauw door, als je dan zo graag aan het werk wilt.' Ik kon wel juichen toen Horst weer doorliep. We gingen daadwerkelijk de mijnen in en we waren niet gecontroleerd! Wat kon er nu nog mis gaan?
Het licht verdween en maakte plaats voor een beklemmende duisternis. We gingen naar beneden, waardoor ik met mijn voeten tegen de rand van de kar aan werd gedrukt. Ik vroeg me af hoe diep we onder de grond gingen – hoe lang we nog moesten afdalen totdat deze rit eindelijk voorbij was. We sloegen af naar links en gingen nog meer naar beneden. Horst begon te fluiten. Ik wilde dat hij stopte, zodat niemand ons kon volgen.
Eindelijk, na wat uren leek te duren, stopte Horst de kar. 'Kom er maar uit, jongens', fluisterde hij. 'We zijn nu even veilig. Er zijn nog geen anderen.'
Simone schoot overeind en smeet de deken weg. Ze hoestte luid van het stof dat overal hing. De gang waar we ons in bevonden was smal, duister en onaangenaam. Ik zag dat vooral Aelwyn zich niet op zijn gemak voelde. 'Bedankt voor alles, Horst', ademde ik snel. 'Waar moeten we nu heen?'
Horst wilde antwoord geven, maar toen klonk er een maar al te bekend geluid.
Voetstappen.
Ik dook terug de kar in, mijn hart sneller bonzend dan ooit tevoren. Simone bevroor. Aelwyn wilde wegrennen, zag mij nergens en raakte in paniek. Ik rees weer overeind, net op het moment dat uit de duistere dieptes een licht steeds dichterbij kwam. Toen werden de nieuwkomers zichtbaar.
Vooraan stond Selena, een triomfantelijke grijns op haar gezicht. Naast haar stonden Tamar en Jeremy, met de flikkerende zaklamp in zijn hand. Maar mijn blik werd vooral gevangen door de twee andere bewakers die achter hen stonden... met getrokken vuurwapens.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top