1

De trein hobbelde onder mijn voeten op elk moment dat het voertuig één van de houten balken passeerde. Het spoor was duidelijk oud en niet goed onderhouden. Af en toe zwenkten we opeens naar links of rechts en elke keer was ik weer bang dat we ontspoord zouden raken.

Ik hield niet van treinen. Normaal zou ik dan ook naar buiten kijken door de gigantische ramen en het landschap aan me voorbij laten glijden. Er was echter één probleem.

Deze trein had geen ramen.

Ik voelde me als een rups in een veel te krappe cocon. Er was niemand anders in deze coupé, al wist ik dat ze me waarschijnlijk via camera's in de gaten hielden. Gefrustreerd rukte ik aan de handboeien, die mijn rechterpols aan de armleuning van mijn stoel verbonden. Dachten ze werkelijk dat ik uit een rijdende trein kon ontsnappen? Waarom was het nodig om me te knevelen?

Woede raasde door me heen. Ik liet me tegen de leuning zakken en ademde diep uit in een poging om kalm te worden. Ergens was het ook wel mijn schuld dat ik hier zat. Ik had het gezicht van die bullebak niet moeten verschroeien, maar hij had het verdiend. De Staat dacht daar blijkbaar anders over.

Uit verveling besloot ik om maar te proberen om te gaan slapen. Net toen ik mijn ogen sloot, kwam de trein met een schok tot stilstand.

Ik werd naar voren gelanceerd en voelde een helse pijn schieten door mijn arm, die teruggetrokken werd door de strakke handboei. Zachtjes kreunde ik. Tijd om bij te komen had ik echter niet, want de schuifdeur van de coupé ging open. Twee in het zwart geklede soldaten, een man en een vrouw, kwamen binnen. Op hun bovenarmen hadden ze het embleem van de rode draak, een teken dat ze behoorden tot het beroepsleger van de Staat.

'Ben jij Aspen E.?' vroeg de vrouw kalm.

'Zie jij andere mensen in deze wagon?' merkte ik op in een poging om het ijs te breken.

De bewaakster glimlachte. 'Ze hadden me al voor je gewaarschuwd.' Ze gaf haar mannelijke collega een teken, waarop hij de handboeien los sleutelde. De vrouw wendde zich weer tot mij, waarbij haar witblonde haar golfde. 'Welkom in Magistra.'

'Magistra, hm? Heeft die naam iets te maken met magie?' vroeg ik nieuwsgierig. Het was tenslotte wegens mijn vuurmagie dat ik hierheen was gestuurd. Officieel om "mijn krachten te leren beheersen", maar ik kon de werkelijke reden wel raden. De Staat wilde zoveel mogelijk sterke magiegebruikers weg hebben uit het openbare leven.

'Het heeft er niks mee te maken. Magistra is het Latijnse woord voor lerares, dus deze kolonie zal jullie lerares zijn. Ze zal je tot een verantwoordelijke en ongevaarlijke burger maken.'

Het klonk behoorlijk als hersenspoeling, maar ik knikte overtuigd. Ik had geen zin om problemen te maken – nog niet. Mijn handboeien waren inmiddels los en ik wreef over mijn pols, waarna de mannelijke bewaker een beetje ongemakkelijk achteruit week. Hij zag er jong uit, misschien één of twee jaar ouder dan ik. Niet bepaald iemand waarvan je zou verwachten dat 'ie in het leger zou gaan.

De vrouwelijke collega opende de deur met een zwiep van haar pasje. Toen de schuifdeur zoemend open ging, kon ik eindelijk naar buiten kijken door de langwerpige ramen aan weerszijden van deze wagon.

Om me heen lagen uitgestrekte velden, bossen en zelfs een spiegelend meer, met kronkelende beken en rivieren. Het leek op één van de natuurreservaten die ik vroeger met mijn ouders had bezocht. Tussen het gras bevonden zich echter enkele moderne huizen, ieder met een uniek uiterlijk. Het zag er allemaal prachtig uit. De meterhoge, gladde, stenen muur eromheen verraadde echter dat het een gevangenis was.

'Let op het afstapje', zei de vrouwelijke bewaker. Daarna opende ze handmatig een zware, grote deur.

Er was niet zoiets als een fatsoenlijk station hier. Een krakkemikkig, houten podiumpje moest dienst doen als perron. Voorzichtig stapte ik erop en hoorde het kraken onder mijn voeten. Ik durfde niet verder te lopen uit angst om erdoorheen te zakken.

De soldate liep er een stuk rustiger overheen, terwijl de jongen net zo bang leek als ik. 'Velen zijn je voorgegaan', vertelde ze, al wist ik het niet of ze het tegen mij of tegen de medebewaker had. Was hij soms ook nieuw? 'Je maakt een betere indruk als je doet alsof je niet bang bent.' Ze zei het kalm, maar dringend. Ik slikte mijn angst weg en liep over de houten planken. Mijn hart leek een sprongetje te maken toen ik eindelijk het einde van het perron bereikte.

De jongen had minder geluk. Toen hij er vanaf wilde stappen, struikelde hij over een uitstekende spijker en knalde op het gras.

'Ah', zuchtte de vrouw geïrriteerd. 'Ja, want dit maakt een goede indruk.'

Ik kon mijn lachen niet inhouden en zag hoe de bewaker me een boze blik toe wierp. Snel krabbelde hij overeind en streek zijn uniform, dat nu onder de modder zat, glad. 'Waar moeten we heen?' mompelde hij snibbig. Ik grinnikte – hij was dus echt nieuw.

'Jij gaat naar de wasstraat om je pak te wassen', gebood de vrouw. 'Ik neem de nieuwe wel mee naar Vuur.'

Vuur, dat klonk op de een of andere manier erg onheilspellend en machtig. Ik vroeg me af of er een naam mee bedoeld werd of een plek... of iets heel anders.

We liepen weg, terwijl de jongen ons nariep: 'Wacht? Waar is de wasstraat?!'

'Je zoekt het zelf maar uit', bromde de vrouw slechtgehumeurd en trok mij mee. Ik kon niet anders dan haar mogen. Mij was verteld dat soldaten, en zeker degenen die werkten in de strafkolonies, erg gemeen en wreed waren. Tot nu toe leek het hier best mee te vallen.

Op weg naar "Vuur" kwamen we langs allerlei verschillende werkplaatsen. Er was een timmerplaats. Als daar dezelfde mensen werkten die dat perron in elkaar hadden geknutseld, dan was ik daar niet echt gerust op. Tegen de muur aan, bij de trein in de buurt, bevond zich iets wat leek op een kleine boerderij. Ik zag een kas, een moestuin en verschillende veestallen. Ernaast lag het meer. De zon schitterde op het wateroppervlak en mijn oog viel op enkele kleine zeilbootjes.

Het leek hier meer op een recreatiepark dan op een strafkolonie.

We naderden de gigantische villa's. 'Is dat waar de bewakers wonen?' vroeg ik.

'Nee. Wij hebben onze vertrekken daar.' De vrouw wees op een soort dorpje, helemaal aan de andere kant van het terrein. Het was te ver weg om goed te kunnen zien. 'Die villa's zijn helemaal van jullie. Eén voor elke sector.'

Ik gaapte haar aan. 'Wat...? Maar dat is... luxe.'

'Vergeet niet dat je het huis met tientallen mensen moet delen. Zoveel ruimte is het niet. Maar het is goed geïsoleerd, mooi ingericht en heeft een goede ligging. Wat wil je nog meer?'

Ik snapte echt niet waarom er zoveel moeite was gedaan om criminelen een goed thuis te bieden. Niet dat ik het erg vond. Toen we voor de eerste villa stonden, viel me het immense, zilveren symbool op dat boven de deur hing. Het had iets weg van een waterdruppel.

'Dit is Water', legde de bewaakster uit. 'Zij doen aan visserij, werken in de wasserette, beheren het waterpeil in het gebied en zorgen ook voor de riolering.'

Het gebouw had een soort blauwgrijze kleur en ik meende een binnenzwembad te zien liggen. De bewaker opende de deur en wees naar binnen. 'Kijk, ze hebben ook een aquarium. Ooit hadden ze hier piranha's, maar dat ging fout.' Ik wilde de details daarvan niet eens weten. Snel liepen we door naar het volgende gebouw, dat van hout was. Erboven hing een symbool van een blad, zo te zien gemaakt van brons. 'Dit is Flora. Zij beheren de boerderij, de moestuinen en de natuur in het algemeen hier.'

Ik meende een hond te horen blaffen binnen. We liepen alweer verder voordat ik ernaar kon vragen.

Voordat de bewaakster het zei, wist ik al dat dit nieuwe gebouw Vuur was. Het was gebouwd van roodbruine bakstenen en had een ijzeren icoon van een vlam hangen boven de stalen deuren. 'Dit is jouw Huis', vertelde de vrouw. 'Hierbinnen zal je de Huismeester ontmoeten. Hij zal je alles vertellen wat je verder wilt weten.'

'Maar... die andere gebouwen dan?' Ik wees naar de drie villa's verderop.

'Mijn taak was om je naar je Huis te brengen. Dat heb ik gedaan. Verder moet je het allemaal zelf maar ontdekken, zoals iedereen hier doet.' Haar toon was niet onvriendelijk, maar wel streng. Voordat ik gedag kon zeggen, draaide ze zich om en liep weg.

Op de stalen deuren hing een ijzeren klopper, met de vorm van een draak. Ik aarzelde even en klopte toen op de deur. De galm was zo luid dat ik achteruit deinsde.

Binnen enkele tellen werd er open gedaan. In de deuropening stond een jongen van ongeveer mijn leeftijd. Hij keek me onderzoekend aan met een klein glimlachje op zijn lippen. Zijn witblonde haar hing ietwat slordig over zijn voorhoofd, maar het stond hem wel. Hij zag er totaal niet uit als een Vuur-type, met zijn helderblauwe ogen en zwarte hoodie.

'Jij moet de nieuwe zijn.'

Ik wilde ja zeggen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Gefrustreerd balde ik mijn vuisten. 'Ja', bracht ik uiteindelijk uit. 'Ik... mijn naam is Aspen.'

'Ik ben Aelwyn, leuk je te ontmoeten.' Hij deed de deur verder open en liet me naar binnen. Daarna duwde hij de deur dicht en viel die met een klap in het slot. Ik probeerde niet ineen te krimpen van het geluid, maar dat lukte niet helemaal. Zijn ogen twinkelden geamuseerd in het witte licht van de lampen. 'Sorry, ik wilde je niet laten schrikken. Ik ben dus Aelwyn, de Huismeester hier.'

'Ah. Wat houdt... eh... Huismeester in?'

Hij grinnikte. 'Dat je alles moet doen wat ik zeg.' Even verschoot mijn gezicht, maar hij legde een hand op mijn schouder. 'Grapje, grapje. Ik ben gewoon degene die ervoor zorgt dat alles bij Vuur op rolletjes loopt. De verantwoordelijke en zo.'

'Oh... oké', mompelde ik.

'Welkom in Magistra, in ieder geval. Hopelijk heb je een goede reis gehad, al valt dat niet snel te zeggen met die rottrein. De Staat is de laatste tijd veel te veel aan het bezuinigen om goed vervoer hierheen te kunnen regelen.' Hij liep naar de koelkast. Ik keek ondertussen om me heen en giste dat deze kamer niet alleen de ontvangsthal, maar ook de gezamenlijke ruimte was. Er was een voetbaltafel, een flipperkast en een zithoek. Verderop was een opening die zo te zien naar de keuken leidde.

'Vangen!' riep Aelwyn en gooide me een flesje Spa-rood aan. Mijn reflexen reageerden onmiddellijk en ik ving het met één hand.

'Niet slecht.' Hij knikte bewonderend en leunde tegen de koelkast aan. 'Je zult wel veel vragen hebben. Nu is het juiste moment om ze te stellen, dus brand los.' Hij knipperde met zijn ogen. 'Brand los, snap je? Brand... Vuur... oké, slechte grap.'

Ik keek hem stoïcijns aan. 'Je gevoel voor humor is duidelijk ver te zoeken.'

'Je bent niet de eerste die dat zegt.' Hij grijnsde. 'Dus, Aspen, wat brengt jou hier? Aangezien dit een strafkolonie is, komen hier alleen maar jongeren die een misdaad hebben begaan of zulke sterke krachten hebben dat ze een gevaar voor de wereld vormen. In welke categorie hoor jij?'

'Het eerste.'

Hij trok zijn wenkbrauwen op. 'Shit, ik had het tweede gegokt. Je lijkt me niet echt iemand die zich snel zou mengen in criminele dingen... dat is een compliment', voegde hij er snel aan toe.

'Ik... laten we zeggen dat ik iets teveel los ben gegaan op een van de pestkoppen van school.' Ik probeerde het voorzichtig te laten klinken. Hij moest niet denken dat ik die jongen vermoord had – al had het niet veel gescheeld. Derdegraads brandwonden waren ook geen pretje. 'En jij?'

Aelwyn grimaste. 'Ik ben hierheen gestuurd omdat ik een te groot risico vormde met mijn gave... volgens de Staat dan. Volgens mij zou ik nooit een vlieg kwaad doen, maar ja.'

'Wat voor krachten heb jij dan?' vroeg ik nieuwsgierig. Ik had niet gedacht dat er nog meerdere krachten binnenin het element Vuur zaten, maar Aelwyn deed het klinken alsof hij iets heel machtigs beheerste.

De jongen stroopte zijn mouw op, kuchte even en liet toen een kleine, blauwe vlam op zijn handpalm dansen. Ietwat uitsloverig gooide hij de vuurbal van zijn linker- naar zijn rechterhand. Het was bijna hypnotiserend, zo mooi bewoog de vlam op en neer. Steeds veranderde hij van een licht cyaan naar een meer donkere, dreigende kleur. Ik voelde een vonk van teleurstelling toen hij het blauwe vuur uit deed doven.

'Blauw vuur is vele malen heter dan het normale oranje vuur', vertelde Aelwyn.

Ik knipperde met mijn ogen en probeerde uit de soort trance te ontwaken. 'Wauw. Hoeveel mensen hebben die kracht?'

'Ik ben de enige officieel geregistreerde Europeaan die het heeft.' De Huismeester glimlachte kort. 'Dat is heel leuk om te zeggen tegen mensen en ergens voel ik me ook wel vereerd, maar het zorgt er wel voor dat ik nu hier zit.' Hij stopte zijn handen weer in zijn broekzakken en keek me aan. 'Hoe dan ook, ik neem aan dat je wel wilt weten wat je nieuwe thuis gaat zijn voor de komende tijd. Kom maar mee, dan zal ik je een rondleiding geven.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top