Hoofdstuk 38
Ze hapte naar adem, maar er leek niets binnen te komen. Dane kon enkel toekijken hoe ze tegen de grond sloeg, met een doffe knal. Hij hoorde niets meer, behalve haar lichaam die tegen de grond sloeg. Het was afschuwelijk en de pijn trok door zijn hele lijf.
Het was niet alleen zijn pijn. Het was ook Nova's pijn. Nova's ijzingwekkende pijn, die terug te zien was in haar ogen. Haar ogen die naar het gevallen lichaam van zijn zusje keken en vervolgens naar haar handen die die val hadden veroorzaakt. Ze stamelde iets, maar Dane kon de woorden niet goed verstaan.
Zijn zij deed vreselijk veel pijn en het bloed liep tussen zijn vingers door, maar ondanks dat kroop hij naar zijn zusje toe. Zijn zusje die reikte naar haar middel, waar een kleine vlek van goud langzamerhand steeds groter werd.
Bij haar aangekomen klemde hij haar handen in de zijne. Zijn ogen traanden al, maar hij probeerde haar niet te laten zien dat hij huilde. Hij wilde haar niet laten zien hoe slecht ze er aan toe was, maar dat wist ze eigenlijk zelf ook al. De vlek verspreidde langzaam, maar zo veel sneller dan het bij Dane had gedaan.
'Dane?' Tranen rolden langs Auria's slapen. Ze keek hem aan, ogen gevuld met doodsangst. Haar handen trilden hevig in die van hem en haar gezicht werd bleker en bleker.
'Ik ben hier,' stelde hij haar gerust. Hij liet een van haar handen los en streelde met zijn vrije hand door haar haren. Haar rode haren krulden om zijn vingers heen. Een gevoel die hij zo vreselijk had gemist. Zijn kleine zusje die hij zo vreselijk had gemist.
Hij draaide zich om naar Nova. Ze zat nog op de grond. Het zwaard die haar doorboord zou hebben als ze zich niet had verdedigd lag naast haar. Ze staarde naar Auria en leek wel veranderd in een standbeeld. Haar ogen waren groot geworden en haar wangen betraand. Ook haar handen trilden.
'Nova?' vroeg Dane haar zacht.
Dit trok haar uit haar trance. Ze keek op en hij zag het schuldgevoel in haar ogen. Nova wilde nooit iemand pijn doen en ze wist hoeveel Auria voor hem betekende. Hij wist dat dit niet met opzet was gebeurd en dat Auria haar in deze positie had gedwongen door haar aan te vallen. Ondanks dat kon hij de pijn niet van zich afschudden die hij voelde nu hij naar Nova keek.
'Kan je haar helpen?'
'Nee!' Voordat Nova überhaupt de tijd had om erop te reageren, begon Auria al tegen te stribbelen. 'Ik wil niet dat ze bij me in de buurt komt.' Ze keek naar Nova vol angst.
Nova durfde zich overduidelijk niet te bewegen na deze uitspraak.
Dane wendde zich weer tot zijn zusje. 'Ze is de enige die je kan helpen.'
Auria schudde haar hoofd. 'Waarom wil je me helpen?' fluisterde ze zacht.
Het brak Dane dat ze hem moest vragen waarom hij haar wilde redden. 'Omdat je mijn zusje bent Auria,' antwoordde hij liefhebbend. Zijn ogen weken kort naar de steeds grotere gouden vlek. 'Ik geef om je. Ik heb je vreselijk gemist en al die tijd dat ik weg was kon ik alleen maar aan jou denken.' Hij ging verder met het strelen van haar haren, wat haar leek te kalmeren.
De tranen begonnen nog sneller over haar wangen te stromen. 'Waarom ben je dan hierheen gekomen om mijn plaats in te nemen?' Ze snikte. 'Ik heb mijn hele leven ingezet om uiteindelijk op de troon te belanden. Ik heb honderden trainingen ondergaan. Waarom wil je dat van me afnemen?'
Dane schudde zijn hoofd. 'Dat was nooit onze bedoeling. We kwamen hier alleen om Nova haar moeder te bevrijden. Alleen met het kristal konden we vader niet op de troon laten zitten. We moesten iets doen. Kan je me recht in de ogen aankijken en vertellen dat je zijn idealen niet deelt? Dat je niet denkt dat het rechtvaardig is om goudstuurders te onderdrukken?'
Hij keek op door een beweging en Nova was aan de andere kant van Auria gaan zitten. Als Auria het merkte, dan reageerde ze er niet op. Nova hief haar handen boven Auria's lichaam en sloot haar ogen. Dane wist dat ze alles zou doen wat ze kon, voor hem.
'Het enige wat mij ooit is verteld is dat goudstuurders slecht zijn,' begon Auria te vertellen. 'Dat ze hun gave voor zichzelf willen houden om er zelf beter van te worden en om uiteindelijk het koningshuis omver te werpen.' Ze keek hem aan. Haar blauwe ogen leken zo erg op die van hun moeder dat Dane meteen weer naar haar verlangde.
Hun moeder was anders geweest dan hun allebei. Ze was goed en vriendelijk. Zij wist altijd het juiste te doen, ook als Dane dat niet wist. Het was haar gave en Dane miste haar vreselijk. Zonder haar was een confrontatie als vandaag nooit gebeurd. Zij had een vredigere manier gevonden, want dat was wat ze deed.
'Het enige wat ze proberen te doen, is zichzelf verdedigen.' Dane keek op naar Nova. Hij had het altijd al geweten, maar zodra hij haar had ontmoet wist hij het zeker. Niemand was zo krachtig als zij en toch was het enige wat ze wilde een vredig leven. Hij haatte zijn vader om het lijden dat ze had gekend in haar leven en wellicht nog langer zou voelen.
Nova's handen vielen langs haar zij en de tranen waren niet gestopt met stromen. Ze keek op en haar ogen vertelden hem alles wat hij hoefde te weten.
Auria was niet te redden.
'Het spijt me,' fluisterde Nova zacht tegen Auria. 'Het spijt me voor alles.' Met die woorden stond ze op en liep ze naar de andere kant van de troonzaal. Haar stappen galmden door de ijzig stille ruimte, tot ze de hoek bereikte en instortte.
Iedere soldaat stond er nog, wachtend. Ze keken naar Dane en Auria, wachtend op iets van een bevel. Ze hadden geen koning meer, maar tegelijkertijd leek niemand te willen vertrekken of het tegen Dane of Nova op te willen nemen. Nova was zwak, ze zouden haar kunnen aanvallen als ze dat wilden en ze zouden het winnen. Dat beangstigde Dane, maar tegelijkertijd kon hij zijn zusje niet alleen laten sterven.
Het goud had Auria's hart ondertussen al bijna bereikt. Dane zijn eigen tranen vielen op haar jurk neer. Er was nog zo veel wat hij haar wilde vertellen. Hij wilde dat ze geloofde dat hij haar had gemist en al die jaren had geprobeerd om bij haar terug te komen. Ze was zijn kleine zusje, hij zou altijd van haar houden, alleen hij wist niet hoe hij haar daarvan kon overtuigen.
Daarom zat hij naast haar in stilte, terwijl haar blauwe ogen de zijne niet meer loslieten. Tranen bleven rollen, maar haar ogen waren droog. 'Ik denk dat ik me altijd wel besefte dat wat we deden slecht was,' fluisterde ze tegen hem. Haar stem was hees en zwak, maar ze wist genoeg kracht te verzamelen om te spreken. 'Ik wilde gewoon zo graag dat vader trots op me zou zijn. Hij was de enige die nog om me gaf.' Nu pas begon haar onderlip te trillen en begonnen ook haar tranen te stromen.
Dane schudde hevig zijn hoofd. 'Ik heb altijd van je gehouden Auria, altijd.' Hij pakte haar hand nog steviger beet en drukte een kus op haar voorhoofd. 'Ik heb zo mijn best gedaan om je weet te zien. Het had allemaal niet zo mogen lopen.' Ongewild begon zijn stem luider te worden, alsof zijn woede iets aan deze situatie kon veranderen. Zijn gave om die van Nova te beïnvloeden leek ook nergens te bekennen.
Sommige soldaten wisselde twijfelachtige blikken. Dane zag zelfs dat een van hen richting Nova begon te lopen, met geheven zwaard. Al voordat hij een poging kon doen om naar haar te schreeuwen dat ze op moest passen, werd deze soldaat al tegengehouden door drie anderen. Een van de drie vond zijn blik en knikte bemoedigend.
Ze stonden achter hem. De soldaten van zijn vader, stonden nu achter hem. Misschien niet allemaal, maar in ieder geval de meesten. Wellicht was onze bevolking toch nog niet zo ver verpest met de ideeën van zijn vader.
'Ik heb je gemist Dane,' zei Auria, terwijl ze een hand ophief om zijn tranen weg te vegen. 'Ik ben blij dat ik je in ieder geval nog even heb mogen zien.' Ze kreeg een vriendelijke glimlach op haar gezicht, terwijl ze haar hand weer liet zakken. 'Misschien krijg ik nu eindelijk meer tijd met mam.'
Dane snikte, maar zijn tranen konden het proces niet stoppen. Auria voelde het waarschijnlijk al aankomen, want ze glimlachte nog één keer naar hem voordat ze haar ogen sloot. De rest van haar lichaam vergulde in zijn armen.
~
Er was geen tijd voor hem om te rouwen. Hij moest een koninkrijk leiden. Hij, een jongen die niet eens de kans had gekregen om een prins te zijn. Het enige wat hij echt was geweest was een straatrat en straatratten werden geen koning.
Hij had zelf Auria's vergulde lichaam naar haar kamer gebracht en op haar bed gelegd. Twee soldaten hadden hem geholpen en hem de weg gewezen, want hij wist niet eens waar de kamer van zijn zusje zich tegenwoordig bevond. Hij had haar daar neergelegd en het kostte hem vreselijk veel moeite om haar daar achter te laten.
Hij liep met ferme stappen terug naar de troonzaal. Daar duwde hij de grote deuren open en de soldaten liepen achter hem als een soort lijfwachten. Ze waren vriendelijk tegen hem geweest, maar hadden nog niet veel tegen hem gesproken. Waarschijnlijk wisten zij ook niet wat er nu zou gebeuren.
In de troonzaal keek hij naar de hoek waar Nova eerder had gezeten, maar die hoek was leeg. Er glinsterde iets op de grond terwijl hij dichterbij liep. Hij hurkte neer en pakte de ketting van de grond die hij haar had gegeven op de markt. Het voelde eeuwen geleden dat dat was gebeurd. De vreugde die ze die nacht hadden gevoeld, die was nergens meer te bekennen.
Dane kwam overeind en richtte zich tot de soldaten, die hem stuk voor stuk afwachtend aankeken. Hij keek naar hen, mannen met familie en misschien wel kinderen. Hoeveel van deze mannen zouden een goudstuurder in hun familie hebben? Of kennen? Hoeveel van hen had dingen gedaan waar ze niet achter stonden?
'Iedereen die achter de standpunten van mijn vader stond, wordt hiermee vriendelijk verzocht om te vertrekken,' begon Dane met een felle toon. 'Jullie zullen niet vervolgd worden voor jullie misdaden als jullie ervoor kiezen om te vertrekken. Blijven jullie onderdeel van dit leger, dan zullen jullie veroordeeld worden bij de eerste en beste misdaad die jullie begaan.'
De soldaten schuifelden wat. Ze keken elkaar aan. Hun kameraden, hun vrienden wellicht. Of misschien wel vijanden, mensen met wie ze niet goed overweg konden. Tot één van hen zijn zwaard liet vallen en op Dane afgelopen kwam.
Dane herkende de soldaat niet. Het was een oudere man, met onderscheidingen op zijn uniform. Een belangrijke man voor het leger en waar het voor had gestaan. 'Bedankt voor deze mogelijkheid,' bracht hij uit, waarna hij boog en vertrok.
Nu de eerste was vertrokken, begonnen meerdere soldaten zich bij hem te voegen. Ieder van hen liet zijn zwaard vallen en boog voor Dane. Enkele van hen hadden tranen in hun ogen en vertelden Dane hun redenen om te vertrekken.
Ik kan niet leven met wat ik heb gedaan.
Ik wil meer bij mijn familie zijn.
Ik wil niet langer vechten.
Ik werd gedwongen om hier te zijn om mijn zoon met zijn gave veilig te houden.
Ik wil de betere wereld die u zult creëren graag van de zijlijn bekijken.
Dane kon het niemand kwalijk nemen. Hij gaf hen de kans om te vertrekken en hij wilde dat ze deze met beide handen aanpakten. Hij wilde enkel mensen in zijn leger die hier wilden zijn en die zich hard wilden maken voor deze nieuwe wereld, maar ook die er de energie en kracht voor hadden.
Nadat iedereen was vertrokken bleef er nog een mooie groep soldaten achter. Ze kwamen dichterbij en keken hem afwachtend aan.
'De opbouw van een nieuwe wereld begint vandaag!' schreeuwde Dane, zijn opgekropte woede en pijn kwamen vurig tot uiting. 'Goudstuurders zullen niet langer gebruikt worden om hun gaven en het bezitten van slaven zal verleden tijd zijn. Wie wilt er met mij de cellen openen?'
Terwijl Dane hen voorbij liep om naar de cellen te gaan, volgde iedere soldaat hem met een kreeg van vreugde op de voet.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top