Hoofdstuk 36

POV Alyce

Ik bracht de rest van de dag door bij Ralph. Hij vertelde me over de vakantie die hij had gehad, tot in de kleinste details. Alles zodat ik even enkel hoefde te luisteren en niet hoefde te denken aan alles wat me dwarszat. Ik genoot van de afleiding. Hij vertelde me over de plaatsen die ze hadden bezocht en over de gekke dingen die hij en Lela hadden gedaan.

Ik wilde dat ik op diezelfde zorgeloze manier over mijn vakantie kon praten, bedacht ik me terwijl ik door de donkere straten naar huis liep. Het was al laat in de avond en de zon was onder gegaan. De hemel werd nog lichtroze gekleurd door de laatste stralen van een zon die ik niet langer zag. Het zou niet lang duren tot het echt donker zou worden, maar Ralph woonde niet erg ver weg. Ik was met de fiets gekomen, maar die hield ik nu vast terwijl ik door de straten liep. Nog heel even wilde ik genieten van de buitenlucht. Het was gestopt met regenen. Ik genoot altijd van de geur die in de lucht hing vlak na de regen.

Het duurde niet lang tot ik thuis aankwam. De auto miste op de oprit en daarmee wist ik dat mijn ouders nog bij mijn oma waren. Ze hadden me al verteld dat ze later thuis zouden zijn.

Ik zette mijn fiets in de tuin op slot en liep naar de voordeur. Ik zocht naar mijn huissleutel die ergens aan de volle bos met sleutels en sleutelhangers hing. Het was alsof al mijn handelingen langzamer waren dan normaal. Deze middag was prettig geweest, maar nu ik weer alleen was kwamen al mijn angsten weer op me af.

Meteen nadat ik de deur achter me had gesloten liep ik de trap op. Ik zette het licht aan in mijn kamer en bekeek de nette, opgeruimde kamer. Vlak voordat we op vakantie gingen had me moeder me de opdracht gegeven om mijn kamer op te ruimen. Alles stond nu keurig op de juiste plek. Er slingerden geen kleren over de grond en mijn bureau was leeg, op mijn laptop na die in het midden lag.

Dit was de kamer van iemand wie de laatste dagen nergens zin in had. Ik besteedde veel tijd bij mijn oma, maar als ik thuis was dan lag ik meestal in mijn bed. Ik pakte er een boek bij of ik zette Netflix aan, alles om ervoor te zorgen dat mijn gedachtes gesmoord werden.

Ik kleedde me om in mijn pyjama. Een simpel wijd shirt en een korte broek van een zachte stof. Terwijl ik mijn broek wisselde meed ik het om naar mijn been te kijken, naar de vlek die mijn huid bedekte. De vlek die er altijd zou zitten.

Ik pakte mijn telefoon van mijn bureau en maakte aanstalten om naar beneden te lopen, toen ik langs de grote spiegel liep die in mijn kamer hing. Mijn passen haperden.

Vroeger was ik blij geweest met de spiegel. Ik was niet iemand die veel gaf om passende outfits, maar ik vond het prettig om een spiegel te hebben waarin ik mezelf volledig kon zien. Nu vond ik niets meer prettig aan deze spiegel. Het was confronterend.

Doodstil staarde ik naar mezelf in die spiegel. Ik was nooit heel onzeker geweest over mijn lichaam. Na het ongeluk was ik ook nog niet onzeker over mijn littekens geweest. Ze waren een teken voor wat ik had meegemaakt. Een teken voor mijn kracht, omdat ik me door de pijn en de dagen had geworsteld waar geen einde aan leek te komen.

Alleen langzamerhand veranderde dat. Ik was zo naïef geweest om te denken dat ik mijn littekens stoer kon vinden. De tijd verstreek en de littekens bleven in dezelfde donkerpaarse kleur aanwezig. De littekens werden een herinnering aan de pijn, in plaats van een teken van kracht. Ze herinnerden me aan die dag. Aan de eenzaamheid die daarop volgde en aan de wanhoop. Ze herinnerden me eraan dat niet al mijn vrienden zo goed voor me waren als ik altijd had gedacht.

Ik stond er alleen voor. Er was niemand die genoeg begreep over de littekens om te weten wat ik meemaakte. Tenminste, dat had ik altijd al gedacht. Totdat ik Javen ontmoette.

De tranen brandden hevig in mijn ogen en de eerste snik kwam uit mijn mond. Ik voelde mijn benen trillen en liet mezelf op de grond zakken, terwijl ik in mijn spiegelbeeld keek en plaatsnam tegen de rand van mijn bed.

Ik had gedacht dat ik eindelijk iemand had gevonden met wie ik deze pijn kon delen, maar dat maakte mijn eenzaamheid nu des te erger. Ik had hoop gekoesterd en hoop was misschien wel de gevaarlijkste emotie van allemaal. Ik had dingen met Javen gedeeld die ik misschien beter niet kon delen.

Alleen als hij naar mij keek, zoals ik nu naar mezelf in de spiegel keek, dan zag hij niet de littekens. Hij zag al het andere, maar niet de littekens. De paarse plek die normaal de aandacht van mensen trok, was voor hem compleet onbelangrijk. Alsof hij het litteken niet zag, maar in plaats daarvan zag hij mij.

De afgelopen dagen had ik de pijn gevoeld omdat hij niet hier was. Omdat ik niet zomaar met hem kon praten, maar misschien maakte dat ook helemaal niet uit. Hij hoefde niet hier te zijn, als ik maar wist dat hij er was. Er was iemand die om mij gaf met littekens en alle bagage erbij.

Ik had mijn telefoon al de hele tijd stevig vastgeklampt in mijn handen. Nu zette ik het scherm aan, ontgrendelde ik het apparaat en opende ik de lijst met mijn contacten. Mijn ouders stonden bovenaan die lijst als favorieten.

Javen stond ook bovenaan die lijst als favoriet. Nooit eerder had ik hem gebeld, omdat ik er bang voor was geweest. Alleen nu was ik banger om hem te verliezen, dan om hem te spreken terwijl hij zo ver weg was. Met die gedachte drukte ik dan eindelijk op het groene telefoontje.

Ik hield de telefoon bij mijn oor, waarna ik de tranen die over mijn wangen liepen wegveegde. Ik hoorde het overgaan, meerdere keren. Even dacht ik dat hij niet meer op zou nemen, tot uiteindelijk het overgaan stopte. Er volgde een stilte. Een pijnlijke stilte.

'Alyce?' Zijn warme stem bereikte me.

Ik kon de pijn niet onderdrukken. Het gemis dat ik voelde. Tegelijkertijd voelde ik me gelukkig. Er rolde een snik over mijn lippen en ik wist dat hij het gehoord moest hebben.

'Hallo Javen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top