Hoofdstuk 3

Het leven leek weer normaal te zijn geworden. Lucinda had geen last meer van stalkers of van nachtmerries. Ze was weliswaar het kistje kwijt en ze wist dat ze zich daar zorgen over moest maken, maar de problemen waren daarmee begonnen. Ze vond het heerlijk dat ze de laatste paar nachten eindelijk weer kon slapen. En het leven werd nog beter toen ze een mail had gekregen waarin stond dat ze op sollicitatiegesprek mocht komen.

Na haar studie had ze op haar stageplek in de zorg willen blijven werken, maar ze zochten geen nieuwe werknemers, waardoor ze had moeten zoeken naar andere kansen. Dat was zo makkelijk nog niet.

Lucinda was maanden bezig met solliciteren en nu mocht ze eindelijk gaan bewijzen waarom zij de geschikte persoon was voor de baan. Ze voelde zich zenuwachtig, juist omdat ze de baan zo graag wilde. Ze hield zich voor dat als ze een goede eerste indruk maakte, ze al bijna binnen zou zijn. Dat zou haar moeten lukken.

Ze ging nog één keer na of ze alles in haar tas had, alvorens de deur achter zich te sluiten. De kou sneed in haar gezicht. Het weer was precies wat Lucinda verwachtte in de winter; grijs en koud. Het sneeuwde niet, maar het zag eruit alsof dat elk moment kon gebeuren. Lucinda drukte haar dikke jas dichter tegen zich aan en beende door de straten richting de tram.

Ze was halverwege toen een bekende man aan haar linkerkant uit een steeg verscheen. Hij was diegene die 's nachts in haar kamer had gestaan. In eerste instantie had Lucinda hem niet herkend. Ze had gehoopt hem niet meer tegen te komen en had hem samen met die andere vreemde gebeurtenissen willen vergeten. Haar gedachten waren op andere zaken gefocust, zoals op het sollicitatiegesprek.

Totdat ze hem haar naam hoorde zeggen.

Lucinda wilde zeggen dat hij haar met rust moest laten, maar de man zei: 'Je wordt achtervolgt sinds het moment dat jij naar buiten stapte.'

'Door jou, bedoel je.'

'Ook, ja,' gaf de man toe. 'Ik heb je al verteld dat de ring anderen aantrekt. Ik geloof niet dat je doorhebt in wat voor gevaar jij je verkeert.' Nu ze beter naar hem keek, zag ze dat hij een snee in zijn gezicht had. Die had hij eerder nog niet.

Wat als ze nog steeds in dezelfde nachtmerrie zat? Lucinda keek achter zich, maar zag niemand. Ze kon het benauwde gevoel echter niet van zich afschudden. Deze man maakte haar paranoïde.

'De afgelopen dagen heb ik niets ervan gemerkt,' zei Lucinda.

'Dat komt omdat ik ze allemaal heb moeten tegenhouden, waar ik trouwens geen zin meer in heb.'

Lucinda wist niet meer wat ze moest geloven, maar dat veranderde al snel toen ze de man hoorde roepen: 'buk!'

Ze reageerde er direct op, ging gelijktijdig met de man naar de grond toe. Een seconde later vloog er een mes over hen heen.

'Dat is ons signaal om te gaan,' zei de man, die zich rechtte.

Hoe kon hij zo kalm zijn, terwijl er psychopaten achter hen aan zaten? Lucinda volgde de man zonder nog achterom te kijken. Het lukte haar om het tempo van de man aan te houden. Hij duwde de ongelukkigen opzij die in de weg liepen, wat geïrriteerde kreten opleverde. Lucinda moest zich inhouden om zich niet steeds voor zijn gedrag te verontschuldigen.

Er was geen enkel moment waarop de man twijfelde welke weg in te slaan. Hij had een duidelijk doel voor ogen en Lucinda had geen andere keus dan hem te volgen. Het was hem of die psychopaten die haar dood wilden.

In de straten waar het drukker was vertraagde de man zijn tempo om waarschijnlijk niet te veel op te vallen. Lucinda durfde op een gegeven moment achterom te kijken en zag tot haar opluchting geen mensen met messen in hun handen. De kust leek veilig te zijn. Voor nu tenminste.

Haar hart bonkte. Ze durfde niet te geloven dat ze veilig was. Ze verwachtte haast dat de vijanden om de hoek zouden verschijnen.

Sinds wanneer had ze vijanden eigenlijk? Het was een vreemde gedachte.

'Hebben we ze afgeschud?' vroeg Lucinda.

De man wierp een blik over zijn schouder. 'Ik zie ze niet, maar ik denk niet dat we ze zo makkelijk kwijt zijn geraakt.'

'Wat nu?'

'We zijn er bijna,' mompelde de man. Hij wenkte haar en beende verder.

De man had gelijk. Na enkele straten kwam hij tot stilstand. Ze stonden in een donkere steeg voor een stalen deur. De man plaatste zijn hand op het metaal, waarop de deur openging. Lucinda had geen tijd zich af te vragen hoe hij dat deed, want hij trok haar met zich mee de verlaten ruimte in. Het moest een opslagruimte zijn geweest waar nu niets mee werd gedaan. Door een klein raam scheen iets van licht naar binnen. Het was genoeg om te zien waar ze liepen. Het was er stil. Zo stil dat ze hun voetstappen kon horen.

Lucinda had het gevoel alsof er iets aan haar trok. Haar lichaam reageerde op de deur aan de andere kant van de ruimte. Het gevoel was net als wat Lucinda bij het kistje ervaren had.

Iets in haar zei dat deze plek niet hoorde bij de wereld waar ze zich net nog in bevonden.

Lucinda durfde niets te zeggen. Pas toen de man de andere deur opende en ze omgeven werd door licht, deed Lucinda haar mond open.

'Wie waren die mensen?' vroeg Lucinda. Haar ogen pasten zich aan aan het plotselinge licht en meteen vormde er zich een volgende vraag. 'Wat is dit voor een plek?' Het kwam er zo hard uit dat de paar mensen die om een vuurtje zaten verbaasd op keken. Lucinda kon haar ogen niet van hen af halen. Waren ze een konijn aan het braden?

De man legde zijn vinger tegen zijn lippen met een klein lachje. 'Ik zal alles uitleggen, maar probeer niet te veel aandacht op je te vestigen.'

'Ben jij een tijdreiziger?' Het leek alsof ze honderden jaren terug de tijd in waren gegaan. Deze mensen hadden gewaden aan, bereidden hun eten met een zelfgemaakt vuurtje en leefden in tenten. Om hen heen was enkel groen te ontdekken, geen enkel stenen huis in zicht.

'Denk je dat echt?' grijnsde de man. Pretlichtjes verschenen in zijn donkere ogen. 'We zijn in een andere dimensie. Ik heb een poort gebruikt.' Hij wees naar de stenen poort waar ze onder stonden, een maanpoort.

Ze verwachtte dat er achter zich een stalen deur bevond, maar dat bleek gras te zijn. Sinds wanneer functioneerden maanpoorten als echte portalen? Ze kon veel hebben, maar er was te veel gebeurd in de afgelopen dagen die niet te verklaren waren. Ze wilde het uitschreeuwen.

'Dit is niet grappig.' Ze liep door de poort met de gedachte terug naar huis te gaan, maar er gebeurde niets.

'Je kunt niet in je eentje teruggaan, daarvoor heb je mijn hulp nodig. Maar ik heb het nu al twee keer gezegd en het lijkt niet tot je door te dringen dus ik ga het een derde keer zeggen: ik ben niet de enige die de kracht van de ring heb gevoeld. Het heeft vijanden aangetrokken. Als je teruggaat, weet ik niet hoelang je het overleeft in deze staat.'

Lucinda trok beledigd een wenkbrauw op.

'Ik weet zeker dat jij nog steeds kan vechten, dat is iets dat je niet kan verleren, maar je hebt geen kennis over deze wereld meer.'

'Vechten?'

'Ben je nu ook nog eens vergeten wat dat woord betekent?' vroeg de man plagend. Hij floot. 'Je bent verder heen dan ik dacht.'

Lucinda kon zulk gedrag op dit moment heel slecht hebben, maar kreeg het voor elkaar om er niet vinnig op te reageren. 'Stel - stél - je hebt gelijk over dat ik mijn herinneringen kwijt ben, hoe ben ik ze verloren?'

'Dat is een lang verhaal,' zei de man. 'Het komt erop neer dat wij probeerden iemand neer te halen en verloren. We zijn verraden. Jij werd vervloekt met de ring, verloor jouw herinneringen en vluchtte samen met jouw moeder.' Haar moeder wist dus van deze wereld af en had besloten Lucinda niets erover te vertellen. Lucinda zuchtte. Ze wilde zo graag met haar moeder praten, vooral op dit moment. Mam, waar ben je?

'En jij?'

De man haalde zijn schouders op. 'Ik had al alles verloren.' De man liep weg en sprak er niet meer over.

Ze volgde hem naar een tent toe waar hij in verdween. Lucinda verwachtte dat de tent leeg was, dacht dat hij daar in leefde, maar er zat een vrouw in. Ze zat aan een houten tafel met een mok in haar handen.

Haar blik viel direct op Lucinda. Er zat een afstandelijkheid in waar Lucinda de kriebels van kreeg. Het hielp niet dat niemand iets zei.

'Hoi,' zei Lucinda uiteindelijk en ze zwaaide. De vrouw bekeek haar nog steeds met dezelfde blik in haar blauwe ogen. Lucinda werd zich opeens erg bewust van zichzelf.

De man kuchte. 'Dit is Lucinda, Rayne. Pas op met wat je zegt, want Lucinda weet nog heel veel niet. Het is mij niet gelukt de ring te krijgen.'

Rayne schudde afkeurend haar hoofd. 'Weet je wie het heeft?'

'Estevan. Hij was me voor.'

'De ring behoort aan hem toe.'

'Estevan zal de ring teruggeven aan Mykel. Dat is niet wat jij wilt. Hoeveel zijn er nog van jullie over? Zeven? Misschien zes? Jullie worden uitgeroeid.'

Lucinda kon het gesprek niet volgen, maar luisterde desondanks naar elk woord. Elk stukje informatie kon haar helpen deze wereld beter te begrijpen.

'Je wilt niet met mij samenwerken, maar ik ben jouw beste kans,' vervolgde de man.

'Je houdt je aan de afspraak?'

'Je geeft mij geen andere keus.'

Rayne knikte. 'Dan zal ik mij ook aan de afspraak houden. Ik zal het meisje helpen. Je hebt mijn woord, Darius.'

De man - Darius dus - keek niet al te blij. Er zat een ernstige blik in zijn ogen. 'Ik moet nog iets met je bespreken zonder Lucinda erbij.'

Ze zouden vast over haar praten, maar Lucinda vond het prima om weggestuurd te worden. Ze wilde alles op een rijtje zetten, verwerken wat ze had gehoord en gezien.

Ze had het gevoel alsof ze elk moment uit elkaar kon vallen, dus ze liep weg en ging buiten op het gras zitten. Ze focuste haar blik op de maanpoort die een aantal meters verderop stond, terwijl ze aan het gras plukte. Haar jas had ze naast zich gelegd. Het scheelde dat de bladeren van de bomen het zonlicht grotendeels tegenhield, anders had ze het te heet gekregen in haar trui. Hoewel het in haar wereld winter was, was het hier overduidelijk zomer.

Normaliter werd ze vrolijk van de zon, maar het deed haar op dit moment niets vanwege de zorgen die haar teisterden.

Ze voelde zich verward.

Haar hele leven was een leugen geweest als ze Darius moest geloven. Was haar leven hier? Ze wist het niet meer. Ze zou vandaag het sollicitatiegesprek hebben en nu zat ze in een andere dimensie. Ze vond het knap van zichzelf dat ze er rustig bij kon zitten, terwijl ze zich allesbehalve rustig voelde. Darius had haar verteld dat ze niet meer terugkon, maar betekende dat dat ze voor altijd hier moest blijven?

Ze kon het zich niet voorstellen dat ze hier voor zichzelf een leven zou maken.

Niemand stapte op haar af, ze lieten haar met rust en daar was Lucinda blij om. Toch merkte ze dat er nieuwsgierige blikken op haar werden geworpen.

Lucinda stond net op het punt om op te staan en een beschut plekje te zoeken toen Darius naast haar kwam zitten.

'Wat hebben jullie besproken?' vroeg Lucinda, met haar blik nog altijd op de maanpoort gericht.

'Over hoe we jou het beste kunnen helpen. Misschien zullen de herinneringen vanzelf komen door in deze wereld te zijn. Zo niet, dan moeten we risico's gaan nemen.'

'Nee, ik wacht totdat het rustiger is en dan ga ik terug,' zei Lucinda.

'Jouw leven is niet normaal en zal nooit normaal worden,' zei Darius. 'Je loopt enkel gevaar.'

'Je bent in ieder geval duidelijk.'

'Het is de waarheid. Je kunt niet terug.'

Lucinda keek naar haar handen. Ze was al bang geweest voor dat antwoord. 'Ik kan hier niet leven. Dit is mijn leven niet.'

'Jawel,' zei Darius meteen. 'Je bent in deze wereld opgegroeid. Waar ik jou uit heb gehaald, is een droom. Dit is de realiteit.' Hij praatte op een verrassend zachte toon, waardoor Lucinda naar hem op keek.

'Waarom help je me?'

'Omdat ik super behulpzaam ben.'

'Ik ga pas de ring zoeken als jij mij vertelt waarom jij zoveel moeite voor mij doet.'

Darius lachte. Het was een lach waar geen vrolijkheid in zat, eerder een lach van iemand die - net zoals Darius eerder had gezegd - alles had verloren. 'Ik help jou, omdat wij een relatie hebben.' Hij haalde een hand langs zijn gezicht en mompelde: 'Ik had nooit gedacht dit te moeten uitleggen.'

Lucinda wist niet wat ze erop moest antwoorden, waardoor er een stilte viel.

'Ik kan me niks herinneren,' zei Lucinda tot slot zachtjes.

'Dat geeft niets. Het is niet alsof jij je vrijwillig aanbood om je herinneringen af te laten pakken.'

Darius klonk oprecht en toch twijfelde ze aan alles wat hij zei, omdat ze hem niet kende.

'Ik voel niks,' zei Lucinda. Want had ze dan niet meer moeten voelen dan alleen een vertrouwd gevoel?

Dat had ze beter niet kunnen zeggen. Darius kromp ineen alsof ze hem had geslagen. Die reactie verbaasde haar.

'Dat geeft niets,' zei hij weer en keek van haar weg.

De stilte die vervolgens viel, werd niet meer opgevuld.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top