9.
Weer een nieuw hoofdstukje hoor! Door de proefwerkweek kreeg ik ineens veel inspiratie dus tja, het kwam voor mij wat sneller dan verwacht, binnen twee weken :3
Read, Vote & Comment please!
Enjoy my fellow readers!
9.
21e maanjaar dag 7;
Lieve Bette,
Hoewel ik het liever niet zou hebben, weten we allemaal dat het het beste zou zijn als jij je voormalige geliefde stopt, Bette. Alleen jij kan hem tot halt brengen.
Zonder jou gaat de hele wereld ten onder, en dat kan ik niet aanzien, liefste. Asjeblieft, Bette, redt ons van het kwade.
~Heer Tomiu, Stad der Gehoornden~
Eindelijk gaat het dan echt beginnen, denkt ze. Na al die tijd worden die oude wonden opengehaald en weer blootgelegd. En wéér gaat het gebeuren met iemand aan wie ze gehecht is. Waarom? Waarom met Rory?
Ze gaat weer dicht tegen Firenzo aanstaan, en hij slaat zijn arm om haar heen. Ze kan zijn sterke hartslag voelen door zijn witte gewaad heen. Het kalmeert haar een beetje, maar nog steeds staat ze half te trillen op haar benen van de angst. Ze is niet bang voor het schavot of de straf, maar meer wat de straf met Rory gaat doen. Zal hij het overleven? Ze zullen toch niet zo meedogenloos zijn dat hij zal sterven?
Het rumoer verstomt weer als Heer Tallynn in zijn spierwitte gewaad zijn hand opsteekt.
“Hoornlingen,” zegt hij op een normaal volume, “we zijn vandaag dus bij elkaar gekomen voor de terechtstelling van de onbepaalde halfbloed Rory Fholaíochta.”
Het is zo stil, dat niemand moeite heeft met het verstaan van de oude man.
“De raad heeft unaniem besloten over zijn lot. Er zal van elke familie waarvan er een lid is overleden bij de aanval van de chimaera een vertegenwoordiger komen, elk van hen zal één zweepslag mogen toedienen. Daarna zal hij zijn leven kunnen oppakken in deze Stad.”
Er klinkt een protesterend geroezemoes, maar met slechts een handgebaar maant Heer Tallynn ze tot stilte. “Ik verwacht niet dat iemand hier ook maar iets op tegen is. Zo zal het gebeuren, niet anders.”
Hij houdt even stil, zodat het kan bezinken, waarna iedereen zacht begint te overleggen.
Met een oor tegen Firenzo’s borst hoort ze het hem aan iemand van zijn vrienden vragen, Gideon, misschien?
“Wat is er precies zo gevaarlijk aan die zweep?” Hij vraagt precies wat ze zelf ook wilde vragen. Een gewone zweep voor zijn daden, dat zal zeer waarschijnlijk niet genoeg zijn voor de meesten. Er moet een addertje onder het gras zitten, maar waar?
Gideon kucht even voordat hij antwoord geeft. “De zweep is magisch bewerkt waardoor deze zo hard aankomt als degene die slaat dat wenst. Daarbij heeft het ook nog hele kleine gouden mesjes in het touw, zodat de huid en het vlees eronder helemaal verbrand en opengereten worden.”
Reveca kijkt hen spijtig aan. “Het is een hele zware straf, vooral omdat er zo’n twintig families zijn van wie er iemand is overleden in die aanval.”
Het is net alsof haar wereld instort, voor een kort moment. “Nee,” fluistert ze, “nee asjeblieft.” Haar knieën knikken, ze lijken wel van rubber. Firenzo houdt haar stevig vast, zodat ze er niet doorheen kan zakken, want dat is hetgene wat ze het liefst zou doen.
Waar dat gevoel vandaan komt? Ze weet het niet. Het enige wat ze weet is dat er niemand hem iets aan mag doen. Niemand.
Flora klopt zachtjes op haar rug. “Ssstt, het komt wel goed meisje. Het komt goed. Hij overleeft het wel." Langzaam kan ze zichzelf weer bij elkaar rapen, terwijl Heer Tallynn weer verder begint te praten. “Laat de misdadiger komen. Zo zal ik van elke familie een lid opnoemen, ik verwacht dat deze zonder aarzelen naar voren zal komen.”Dan gaat het luik open en komt er een schaduw omhoog, die langzaam steeds meer licht op zich krijgt.
Ze hapt geschrokken naar adem als ze ziet wie het is.
Zijn haren, slap en futloos, bijna alle kleur is er uit verdwenen. De schaduwen die over zijn gezicht lopen, waar ze niet naar wil kijken om te zien dat het blauwe plekken zijn. Zijn houding, gebogen en gebroken.
Maar het ergste van allemaal zijn zijn armen, vuurrood en op sommige plekken zwart verbrand, van de goudglinsterende kettingen die hem vasthouden.
Hij draagt een lang wit hemd tot net boven zijn knieën, het is vuil van het bloed en stof.
Hatelijke blikken worden vanaf overal zijn kant op gestuurd als hij wordt vastgemaakt met zijn kettingen aan een houten paal, zo dat hij zijn armen omhoog moet houden terwijl hij op zijn knieën zit.
Monotoon noemt Heer Tallynn de eerste drie namen. “Héacon Daktari, Dallas Herleigh, Ansalme d’Oloce.”
Uit de grote menigte komen drie stevig uitziende mannen tevoorschijn. Twee dragen er een donkergroene mantel, en de andere draagt een bruine. De voorste met de groene mantel gaat voorop staan, dus dat zal Héacon wel zijn. Hij krijgt van een jonge man met een zwarte mantel een glanzende zweep aangereikt, die hij gretig bij het handvat aanpakt. Met alle kracht die hij in zich heeft zwiept hij de soepele zweep naar voren.
Een harde knal en een ijzingwekkende schreeuw volgen. Ze gilt en zakt door haar knieën van de pijn die ze voelt in haar borst, maar het gaat teniet in het harde gejuich van de menigte. De man geeft de zweep aan de volgende groene mantel, maakt een buiging tegenover alle leden van de raad, die er met een uitdrukkingsloos gezicht staan te kijken, en daarna loopt hij naar de andere kant van het schavot, waar hij kalm blijft staan.
Bij de volgende klap hoort ze opnieuw een schreeuw, maar ze ziet de zweep niet, al voelt ze de pijn opnieuw steken in haar borstkas. De eerste traan vormt zich in haar ogen.
Firenzo buigt zich bezorgd over haar heen. “Anna, wat is er? Gaat alles wel goed?”
Ze krimpt ineen bij de volgende slag, maar knikt. “Het gaat. Ik kan het wel aan.”
Hij kijkt haar even wantrouwend aan, maar zegt niets en hij stuurt haar ook niet weg, zoals hij normaal zou doen. Waarschijnlijk weet hij dat het geen zin zou hebben, ze zou toch niet luisteren naar wat hij gezegd zou hebben. Ze zou koste wat kost zijn gebleven.
Drie nieuwe namen worden opgenoemd. “Gregor Aliaszoon, Davié de Strijder, Leila Aquila.”
De tranen rollen over haar wangen bij elke nieuwe klap, Rory is inmiddels helemaal bebloed, en bewusteloos. Zijn hoofd hangt naar beneden, volledig verslagen, maar toch blijven de hoornlingen juichen bij elke slag. Ook de oude vrouw die opgeroepen werd om de zweepslag toe te dienen slaat hard, heel erg hard.
Firenzo is de enige die haar overeind houdt, al werpt Reveca haar ook medelijdende blikken toe. Ze heeft, net als Anna, haar gezicht tegen de borst van Gideon gedrukt. Sybren juicht niet, maar hij grijnst wel bij elke klap, alsof hij verlost wordt van al het wraakgevoel. Flora kijkt alleen, af en toe staat er afschuw van haar gezicht te lezen, maar ze schreeuwt niet, ze gilt niet, ze juicht niet. Ze staat gewoon te kijken.
Weer drie nieuwe namen. Weer drie nieuwe klappen. Er lijkt geen einde aan te komen. Wanneer stopt het? Wanneer gaat het ophouden? Tijdenlang gaat het zo door, en langzaam wordt er woede, angst en verdriet in haar opgebouwd tot een zee van wanhoop.
“Laralytha Ohgeive, Elias Deyik, Caiden Jachevo.”
Reveca, Gideon, Sybren en Firenzo happen allemaal geschokt naar adem. “Vandaar,” mompelt Firenzo zacht. Waarschijnlijk kent hij die Caiden. Of die Laralytha. Of die Elias.
Een voor een geven ook zij de klap, waarna ze in plaats van te lopen naar de rest van de groep blijven staan bij het schijnbaar levenloze, bloederige hoopje Rory op de grond. Dan schopt de man met het lange blonde haar hem. Hij trapt hem, hard. De vrouw begint mee te doen, ze schoppen hem, trappen hem. De anderen komen aangelopen en beginnen mee te doen. De raad staat er bij en kijkt er naar, ze laten het gaan.
“Nee,” fluistert ze ademloos, de zee van wanhoop dreigt haar de verzwelgen. “Nee, houd op! Houd op!” Maar niemand hoort haar. Ze blijven trappen.
Uiteindelijk redt ze het niet meer, en in blinde woede stormt ze naar voren en klimt ze op het houden schavot. Haar broer probeert haar nog tegen te houden, maar het is al te laat. Ze accepteert dit niet meer, ze moeten ophouden, en wel nu. “Houd op! Houd op! Houd op stelletje barbaren!” schreeuwt ze terwijl ze voor Rory gaat staan om hem te beschermen. Ze krijgt nog een aantal klappen voordat ze ophouden en haar dreigend aankijken, net als de rest van de menigte. De man met de lange blonde haren stapt naar voren. “En wat heb jij daar over te zeggen, nieuweling?” Hij benadrukt het laatste woord, hij spuugt het naar haar voeten, alsof het een grote belediging is. “Jij bepaalt daar niets over.” Hij zegt het zo kalm dat het bijna grappig is, maar ze kan er de humor niet van inzien. Op dit moment wordt ze slechts gedreven door de vurige adrenaline van pure woede. Ze ziet maar één oplossing waardoor ze zullen afhaken, waardoor ze zullen stoppen. Iedereen die haar kent zal het schokkend vinden, maar ze weet dat het nu nodig is. Op dit moment kan het haar niets schelen dat ze het misschien beter niet zou moeten doen. “Oh ja?” vraagt ze luchtig. “Bepaal ik daar niets over? Dat denk ik toch wel.”
Met die woorden neemt ze het kapje van haar hoofd af.
Alle ogen verwijden zich. Iedereen, op het hele plein kijkt haar geschokt aan. Iedereen, behalve een paar hoornlingen. De raad kijkt net zo emotieloos als altijd, Firenzo kijkt bezorgd en bewonderend naar haar, en Flora glimlacht, alsof ze het wist.
Alle gesprekken op het plein verstommen. Oh Gaia, denkt ze, wat nu? Wat heb ik gedaan?
Nee. Niet terugkrabbelen. Dit was nodig om hen te laten stoppen.
Ze recht haar rug en kijkt hen hooghartig aan. “Dus. Zijn jullie nu van plan wél te stoppen?”
De brutale man doet zijn mond een aantal keer open en dicht, nog steeds duidelijk geschokt van haar bekendmaking.
Uiteindelijk is het de oude vrouw die als eerst wat zegt. “Het spijt ons, Vrouwe, we wisten niet dat u, dat, dat u, een lid van de Raad was.” Ze stottert ongemakkelijk.
“Het geeft niet, maar kan iemand me helpen deze kettingen van hem los te maken? Hij moet naar het geneeshuis, en vlug ook.” Ze draait zich om bij en knielt bij Rory neer, terwijl Firenzo en Sybren aan komen lopen met een lange houten plank om Rory op de leggen. Vanaf de andere kant komt er iemand met een zilveren sleutel, maar verder blijft iedereen stokstijf staan.
Ze zucht. Meer hulp gaat ze niet krijgen, dus de gouden kettingen zal ze zelf af moeten doen. Ze weet dat goud giftig is voor gehoornden, het veroorzaakt grote en hevige brandwonden die niet kunnen genezen zolang er goud in de buurt is. Met trillende handen neemt ze de zilveren sleutel aan en steekt ze die voorzichtig in het slot van de kettingen.
Met een luide klik gaat het slot open.
Om zichzelf niet te branden aan het goud, slaat ze haar donkergroene schortje om haar handen heen voordat ze aan de kettingen begint te sjorren.
Rory’s gepijnigde gezicht verandert meteen naar een wat meer ontspannen gezichtsuitdrukking zodra de kettingen van hem afvallen.
Ze let helemaal niet op alles om haar heen terwijl ze bezig is met alle kettingen naar de zijkant schuiven, maar als ze opkijkt ziet ze dat haast iedereen verdwenen is.
Heer Tallynn, Heer Dimitri en Vrouwe Valéria, het hoofd van alle genezers, staan vlak achter haar.
Ze glimlachen alle drie lichtjes, alhoewel Dimitri toch een beetje een verwrongen uitdrukking heeft.
“Het was vroeg om je ware gedaante te laten zien aan de wereld, Vrouwe, maar het was wel een goed moment,” Heer Tallynn kijkt haar een beetje moeilijk aan. “We zullen je nu extra veel moeten gaan beschermen, en je leren omgaan met je krachten. Je hebt ons een hoop werk bezorgd met je bekendmaking, maar jezelf net zoveel.”
“Het spijt me,” antwoordt ze zacht, ze wist niet dat er veel gevolgen aan haar bekendmaking zaten, en ze begint zich af te vragen of het eigenlijk wel een goed idee was.
“Het maakt niet uit, kind,” zegt Vrouwe Valéria moederlijk, haar lange witte haren vallen als een waterval over haar schouders. “Nu, breng hem vlug naar de hospitale, hij heeft vlug hulp nodig. Ik zal je helpen, kind.” De vrouw legt een magere, bleke hand op haar schouder.
Anna knikt, dat is wat het belangrijkste is op dit moment. Rory. Hij heeft haar hulp nodig, en wel nu meteen.
Ze zit in een van de kleine ziekenzalen, waar alleen de gehoornden met ernstige verwondingen liggen om te genezen. Vrouwe Valéria had de kamer een paar minuten eerder verlaten om naar haar andere patiënten te gaan kijken, waardoor ze nu alleen verder werkt om al zijn verwondingen te genezen.
Samen met Vrouwe Valéria had ze eerst de zware verwondingen behandeld, waaronder zijn armen, die nu helemaal ingezwachteld zijn. Dat was volgens de genezeres het belangrijkste, omdat als die niet goed genezen, er een kans is dat hij ze niet meer zal kunnen gebruiken.
Terwijl ze bezig waren was het al aan het genezen, al vorderde dat erg langzaam, aldus de hoofdgenezeres. “Hij is erg zwak,” had ze gezegd, “hij heeft nu vooral rust nodig, pas als hij wakker wordt kunnen we zeggen hoe ernstig het allemaal is. Ik ga nu even bij de andere zieken kijken, ik verwacht van jou dat je hem verder verzorgt Anna.” Daarna gaf ze haar een lieve glimlach, die moeder Wyna haar ook vaak gaf. Toen liep ze weg.
Ze heeft Vrouwe Valéria nog niet verteld over haar gave, het genezen van weefsels, maar dat wil ze graag nog even voor zich houden. Toch is dit een mooi moment om Rory’s rug te genezen.
Het vlees is helemaal opengescheurd en rauw, op sommige plekken is zijn hemd in de wond gesmolten door de gouden messen in de zweep.
Voorzichtig haalt ze met de stalen pincet de eerste stukjes hemd uit de wond, waarna ze het zachtjes schoon dept met een natte doek.
Het werkje vordert maar langzaam, maar na een tijd zijn de meeste lappen stof van het hemd uit de wond en is zijn hele rug schoongemaakt. Nu komt het werk met haar krachten, wat zeker zwaar zal worden sinds ze nog nooit zoveel in een keer heeft moeten genezen.
Ze legt haar handen in het midden op zijn rug en sluit haar ogen. Zoals Rory haar had uitgelegd werkt magie beter en sneller als je het helemaal laat stromen, je het met je hele wezen doet, in plaats van uit jezelf.
Dat is dan ook precies wat ze doet. Vanuit de lucht laat ze de magie in een brede rivier naar haar hart stromen, en vanuit daar in dunnere stroompjes naar haar vingers, waarna het heel kalmpjes Rory’s rug invloeit.
Ze ziet hoe het vlees langzaam maar zeker terug groeit, en ze voelt hoe haar vermoeidheid toeneemt. De dag was al zwaar vandaag, met alle nieuwe mensen, of genezers, zoals ze zichzelf alleen maar noemen.
Het werken in de Hospitale is zwaar, dat heeft ze zeker al wel gemerkt, de stroom zieken en gewonden blijft maar komen, maar volgens Flora gaat ook dat steeds beter, het wordt makkelijker en het gaat sneller.
Alles bij elkaar begint haar tol te eisen, dus als zijn rug half genezen is valt ze vermoeid op de grond, pas na een paar minuten kan ze zichzelf er toe zetten om op te staan. Ze wankelt op haar benen.
Ze zet zichzelf neer op een houten krukje, waarna ze verder gaat met het verbinden van al Rory’s wonden.
Zodra zijn rug is bedekt met een schoon gaasje en een groot plakverband, sluit ze haar ogen even.
Ze wordt wakker van een pijnlijk gekreun.
Rory, weet ze meteen.
Ze schiet overeind, waarna zijn ogen knipperend tegen het licht opengaan. Hij ligt nog steeds op zijn buik, van door de verwondingen op zijn rug kon hij niet andersom liggen.
“Hoi,” fluistert ze als hij haar ziet. “Hoe voel je je?”
Hij krimpt in elkaar als hij wat dieper ademhaalt. “Het gaat wel,” zegt hij. “Het kan beter, maar het gaat wel.” Met zichtbare moeite probeert hij op zijn zij te gaan liggen zodat hij haar beter aan kan kijken.
“Ho, rustig blijven liggen,” zegt ze terwijl ze hem weer terugduwt in zijn hoofdkussen. “Je moet eerst genezen, dan mag je pas bewegen.”
Met duidelijke tegenzin zakt hij terug in het ledikant, wat net als de rest van de kamer, helemaal wit is.
Zijn haar is nu misplaatst fel vergeleken bij de rest van zijn lichaam, alhoewel dat een teken is dat hij goed geneest, maar dat kan ook komen door haar krachten.
“Anna,” mompelt hij even later dwingend, “je hebt je mutsje niet op.”
Ze knikt een beetje afwezig terwijl ze in zijn bruine ogen kijkt. Ze glinsteren, al is dat nog zwak, hij krijgt zijn kracht blijkbaar op een hoog tempo terug.
Hij zucht, wat hem pijn doet aan zijn ribben, waar hij geschopt is, want hij krimpt opnieuw in elkaar, maar hij probeert het niet te laten merken. “Anna,” zegt hij nogmaals. “Je hebt je mutsje niet op, zet hem vlug op, voordat er iemand binnenkomt die je ziet!”
Ze schudt ongemakkelijk haar hoofd. Hij mag het niet weten, hij mag het niet weten. Ze kan het hem niet vertellen, niet nu hij nog zo ziek is. “Er komt hier niemand binnen,” mompelt ze vaag, maar ze weet dat het heel erg onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig klinkt. “Ik hoef het hier niet op te zetten,” zegt ze daarom maar. “Het is al laat, er zal nu niemand komen.”
“Maar Anna,” zegt hij opnieuw, een licht wanhopige toon in zijn dwingende stem, “je moet je hoorns verbergen voor de samenleving! Ze mogen je niet zien, niet zo.” Het lijkt wel of hij haar smeekt, en ze voelt haar gedachten zwaar worden, het voelt alsof ze geen andere keus heeft dan de waarheid vertellen.
“Nee!” roept het ene stemmetje in haar hoofd. “Hij mag het niet weten! Je mag het niet vertellen!”
“Zeg het, hij heeft het recht op de waarheid,” zegt een andere stem zacht en overrompelend.
“Zeg het niet!”
“Vertel het.”
Zo gaat de innerlijke strijd door, en uiteindelijk geeft ze het op. Ze zal het hem vertellen, maar op een rustige en duidelijke manier, om het maar voorzichtig te brengen.
“Rory,” begint ze, “de waarheid is dat ik mijn hoorns niet meer hoef te verbergen voor de samenleving.”
Hij hapt naar adem en de pijn en ongeloof schieten over zijn gezicht. “Nee,” mompelt hij geschokt. “Nee, dat is onmogelijk.”
Hij is slim, hij heeft het snel door. Hij weet het al.
Hij zoekt diep in haar ogen naar bevestiging van zijn gedachten. Ze weet zeker dat hij die meteen kan zien.
“Ik moest het wel zeggen Rory, ik kon niet anders!”
“Je hebt altijd een keuze Anna, altijd. Waarom deed je dat nou? Had je nog niet genoeg aandacht, gezien je nieuw bent?” Hij schreeuwt niet, maar het was beter geweest als hij dat wel had gedaan. Dit voelt als een vurige steek door haar hart, en de eerste tranen borrelen op achter haar oogleden. “Ik moest wel, het was de enige manier om ze te stoppen van wat ze deden.” Ze hapert even, maar gaat dan weer verder, voordat hij de kans krijgt om haar te onderbreken met een tirade van woorden waarom hij het niet had moeten doen. “Het was de enige manier, om ze te stoppen, met, met jou doden.”
Hij blijft enkele seconden lang stil.
Dan begint hij. “Anna hoe kón je je geheim daarvoor verklappen! Voor een hele menigte in Gaia’s naam! Ik ben maar een simpele halfbloed, nu word je niet alleen bespot en bezwaard met verschillende kwesties omdat je een dubbelgehoornde bent, maar nu word je ook verafschuwd omdat je hen hebt gestopt van hun ultieme wraak!” Zijn hoofd kleurt rood, en haar binnenste bloedt. Hij is echt boos en het doet haar verschrikkelijk veel pijn. Bijna meer pijn dan de pijn in haar hart toen hij neergeslagen werd.
“Ik snap niet hoe je zó verschrikkelijk dom had kunnen zijn,” zegt hij.
Met een luid kabaal staat ze op, met moeite probeert ze haar tranen binnen te houden als ze rent, wegrent zo ver mogelijk bij hem vandaan.
Zonder te weten waarom, rent ze als eerste naar Flora’s kamer, waarschijnlijk omdat dat de enige kamer is waarvan ze weet waar die is.
Ze klopt een aantal keer op de imposante houten deur en ze wacht totdat deze wordt opengedaan door een slaperige Flora. Meteen zodra die ziet dat de tranen over haar wangen lopen, laat ze haar binnen en geeft ze haar een knuffel. “Sssshhjt meisje,” zegt ze lief, haar zachte stem maakt dat ze zich soezerig en slaperig voelt. “Sssshhjt, het komt allemaal wel goed, wat is er gebeurd?”
Als ze wakker wordt weet ze eerst een tijdje niet waar ze is, maar al vlug komen de herinneringen van de vorige avond terug. Rory die haar kwetste. Ja, het was zeker kwetsen. Meestal als je iemands leven redt krijg je niet zo’n reactie, toch?
Flora begreep dat gelukkig heel goed, ze liet haar binnen, en ze mocht bij haar in het grote bed slapen. Een tijd lang heeft ze tegen Flora’s schouder aan gehuild, maar na een half uur waren de tranen echt op, en maakte ze zichzelf weer sterk.
Ze kijkt rond, haar vriendin ligt nog steeds diep in slaap naast haar, hoewel de kamer al helemaal verlicht is door de morgenzon die door de glazen ramen schijnt. De kamer is open en licht, met slechts enkele attributen. In het geheel heeft het een lichte groene teint, wat de kamer erg rustig en kalmerend maakt. Misschien is het hierom dat Flora tot nu toe altijd zo kalm en liefdevol is.
Haar ogen branden nog steeds van het huilen, dus wanneer ze op staat om zich aan te kleden sprankelt ze ook wat water uit de grote glazen kom in de hoek van de kamer over haar gezicht.
Ze draagt niet dezelfde kleren als de dag daarvoor, maar neemt een mooie witte werk-jurk van Flora van de stapel. De avond ervoor had ze gezegd dat ze altijd kleren mocht lenen als ze die nodig heeft.
Net als haar eigen jurk heeft ook deze driekwart mouwtjes die strak aansluiten maar toch elastisch zijn, en de zoom van de jurk komt net op haar knieën. Alles sluit perfect aan, het is wel duidelijk dat Flora dezelfde tengere bouw heeft als zijzelf.
Met wat van het potje met huidkleurig poeder wat normaal alleen voor de rijkeren is, verbergt ze alle imperfecties op haar gezicht en de mooie speld die ze gisteren van Alyssum had gekregen als welkomstpresentje doet ze in haar haren. Ze vallen net als altijd in grove krullen over haar schouders, maar nu zijn er lichter bruine plukken doorheen geweven, het geeft een magisch effect als ze in de manshoge spiegel aan de wand kijkt.
Juist als ze klaar is klinkt er een zacht geklop op de deur.
Vlug kijkt ze om naar het bed, waar Flora nog steeds ligt te slapen. Heel zacht, om haar niet te wekken, sluipt ze naar de deur, waarna ze hem opent.
Ze kan niet geloven wie ze in de deuropening ziet staan, hij zou in bed moeten liggen, hij zou moeten rusten.
Waarom is hij hier, schiet het door haar hoofd. Rory wat doe je hier, zou ze willen zeggen.
De woorden komen niet over haar lippen.
En net áls ze iets wil zeggen, snoert hij haar de mond, en verstijft ze enkele seconden als ze zijn lippen tegen de hare voelt.
Vuurwerk ontploft in haar gedachten, het voelt zo goed, maar nog steeds staat ze roerloos.
Een moment later accepteert ze het, en kust ze hem intens terug.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top