6.
Zie A/N aan het eind van het hoofdstuk, wel even kijken aub!
Dit hoofdstuk is toegewijd aan MrsSingapore, omdat ze in zo'n korte tijd op alle hoofdstukken heeft gevoted en een paar keer een berichtje heeft achtergelaten :)
Read, Vote, Comment! Enjoy! x
6.
Ze horen het als ze naar de leefruimte willen lopen om te eten. Een verwoed, bozig gefluister. Onwillig spitst Firenzo zijn oren en hij luistert aandachtig. Het zijn de stemmen van Elijo en Rory en zo te horen hebben ze een groot meningsverschil. Hij wil het horen, maar zo beleefd als hij is staat hij klaar om weg te lopen. Het hoort niet om mensen af te luisteren, dat is ongehoord. Hij werpt een zijdelingse blik op Anna, haar ogen verraden dat ze het ook hoort, luid en duidelijk.
Hij draait zich vastbesloten om wanneer het pas tot hem doordringt waar het eigenlijk over gaat.
“Ik ga niet mee.” Rory.
“Je moet, je gaat met ons mee.”
“Verdomme, nee ik ga niet mee. Ik blijf hier, waar ze me naar toe gestuurd zouden hebben. Ze sturen me daarna toch weer terug, ze willen wraak. Waarom zou ik in hemelsnaam meegaan! Ik blijf.”
“Ze hebben je nodig en dat weet je, mijn zoon. Je moet gehoorzamen aan je heer als hij je iets vraagt, je moet gehoorzamen aan je plicht. Je gaat met de tweeling mee, of je nou wilt of niet.” Elijo’s stem is zacht, moeilijk verstaanbaar en sussend. Toch schuilt er onder die zachtaardige toon een harde autoriteit, die eist dat er naar hem geluisterd wordt.
Aan de stilte die volgt kan hij afleiden dat Rory verbluft is, waarschijnlijk doordat hij had gedacht dat zijn vader aan zijn kant zou staan.
Het is vast een goed moment om binnen te komen en te doen alsof ze niets hebben gehoord, niet dus. Maar dat is iets waar Anna geen erg in heeft, of ze wil dat het juist wel gemerkt wordt. Koppig als ze is, weigert ze te stoppen. Vlug loopt hij achter haar aan, wat het ook is, ze gaat dit niet alleen doen, en stiekem vraagt hij zich ook wel af waar het over gaat.
Zijn kleine beetje hoop om onopvallend binnen te komen vervliegt direct als ze stilletjes de kamer binnenkomen om te eten. Aan Elijo’s blik is duidelijk te zien dat hij heeft opgemerkt dat ze stonden te luisteren. De sfeer is om te snijden.
“Het is niet netjes om mensen af te luisteren,” zegt Elijo alleen.
“Dat doen we normaal gesproken ook niet,” antwoordt hij een tikkeltje uitdagend, “maar het was wel een interessant onderwerp, waar wij naartoe gaan, namelijk. Dus… Waar gaan we naartoe?” Hij eindigt zijn zin luchtig.
Het blijft stil, niemand antwoordt.
Geduldig slaat hij zijn armen over elkaar en hij kijkt Elijo en Rory om beurten aan. Ze slaan beiden hun ogen niet neer. In zijn ooghoeken ziet hij dat Anna naast hem staat in de zelfde positie, alleen zij kijkt slechts naar Rory.
Zou ze het weten? Wat ze bedoelden? Ze is intelligenter dan de meeste mensen denken dat ze is, maar zou ze weten waarom Rory niet mee wil naar waar ze heen gaan? Weet ze überhaupt waar ze heen gaan? Zou Rory of Elijo het haar verteld hebben?
Deze gedachten verwerpt hij snel als hij haar woorden hoort, smekend om haar te vertellen wat er aan de hand is. De toon is perfect, met die toon kan ze mensen laten doen wat ze maar wil. Ze gebruikt de toon niet vaak, ze is niet zo hebberig, al heeft ze het bij hem wel vaker toegepast als hij ziek was en gewoon door wilde werken. Dan gebruikte ze de toon om hem te laten liggen, hij kon dan niet opstaan. Hij moest en zou haar gehoorzamen. Ook nu komt de toon goed van pas.
Alhoewel, het lijkt Elijo niets te doen, en Rory kan de toon ook weerstaan, zij het met wat meer moeite. Nu pas beseft Firenzo dat het best wel eens magie kan zijn, magie die Elijo met zijn jarenlange ervaring gemakkelijk kan afweren.
Voor Rory is het waarschijnlijk niet de magie die het lastig maat, maar zijn kleine zusje Anna zelf maakt het hem moeilijk. Op zulke momenten is hij erg trots op haar, dat zij zijn zusje is, en van niemand anders.
“Waar gaan we naartoe en waarom gaat hij niet mee?” vraagt hij nogmaals duidelijk, dit keer gericht aan Elijo.
“Het gaat jullie niets aan.” Rory staat luidruchtig op en beent weg, maar hij stopt als hij Anna opnieuw hoort praten.
“Wij moeten blijkbaar ergens heen waar jij niet naartoe wil gaan, dus het gaat ons wel aan,” zegt ze scherp. “Waarom zouden wij ergens naartoe gaan zonder dat we weten waarheen, zonder dat we ermee hebben ingestemd? Ik wil het liefst gewoon terug naar Velebora, want daar was ik gelukkig, maar ik vrees dat jullie dat nooit toe gaan laten.”
Ze zucht als er geen antwoord komt. “Dan zal ik jullie niet langer lastigvallen, ik ga terug naar Velebora. Morgenochtend.”
Hij glimlacht tevreden als Rory en Elijo beiden geschokt naar adem happen. Ook Anna grijnst licht en gaat verder. “Ieder ander zou terug mogen gaan, maar wij niet, want wij zijn gehoornd, en ik ben dubbelgehoornd, met een zwaardverbinding. Ik ben machtig, belangrijk, maar kan mezelf nog niet redden. Alleen dat wil dan nog niet zeggen dat ik niet helemaal zelf bepaal waar ik naar toe ga! Dus ja, Rory, het gaat me wel degelijk wat aan waar jullie ons zo nodig naar toe moeten hebben. Als ik me niet vergis zouden jullie zelfs naar me moeten luisteren, of niet?” Wat doet ze dat toch geweldig, Elijo en Rory hadden allebei ademloos zitten luisteren, wetend dat ze gelijk heeft.
“Anna, ga niet weg, asjeblieft, je overleeft het niet in Velebora,” zegt Elijo bezorgd.
“Hoe weet je dat alles?” is het enige wat Rory zegt.
Op een onverklaarbare wijze ontploft ze van woede bij het horen van die twee opmerkingen. “Mijn Godin, ik ben niet dom!” schreeuwt ze. “Ik kan dingen bij elkaar optellen en de conclusie trekken dat de wereld op het punt staat ten onder te gaan aan het kwaad als ‘twee Gehoornden,’ ik weet niet, misschien zelfs wel een tweeling die afstammen van de Hemelgod … (A/N: naam waarvoor nog gestemd moet worden!)en de Aardmoeder Gaia, het niet tegenhouden! Ik weet ook wel dat Fir en ik exáct hetzelfde eruitzien als zij eruitzagen miljoenen zomers terug!” de eerste traan biggelt over haar wang en wordt gevolgd door meerdere. “Ik ben niet zo dom als jullie mannen denken verdomme! Jullie zijn verschrikkelijk!" Haar stem breekt en ze rent boos weg.
Dit was de ontploffing die ze nodig heeft om over al haar verdriet heen te komen, en dat weet hij. Op dit moment wil ze alleen zijn, dat voelt hij. Net zoals dat hij voelt dat ze haar kanonnade ook een beetje tegen hem gericht was. Ja, dat doet pijn, maar ze heeft gelijk. Om die redenen houdt hij Rory tegen als hij achter haar aan wil gaan. “Laat haar gaan Rory, dat heeft ze nu even nodig. Vertellen jullie nou maar wat er aan de hand is hier, want ik vertrouw het op deze manier voor geen meter. Ik zal het haar vertellen.”
Hij negeert Elijo die wat wil zeggen als Rory hem meetrekt naar buiten.
Rory heeft hem meegenomen diep het bos in, waar niemand hen kan horen, of vinden. Al zodra ze zitten, begint Rory met zijn verhaal.
“Het begon al voor mijn geboorte, mijn vader vond als gezellin voor het leven een menselijke vrouw, geen Gehoornde, wat iemand van zijn stand zou moeten doen. Ondanks alle protesten van iedereen kregen ze mij, een halfbloed. Mensen worden door de meeste Gehoornden gehaat, maar halfbloeden worden veracht. Als halfbloed heb je smerig bloed, want het is half mensenbloed en dat is zo zwak, zo menselijk. Je bent geen volwaardig wezen in de Stad der Gehoornden. Dat is de eerste reden dat ik niet mee ga, ik heb geen leven daar,” zegt hij.
Dat wil dus zeggen dat het plan was dat ze naar de Stad der Gehoornden zouden gaan. Zullen gaan. Op die manier is de eerste reden een beetje zielig, want nu heeft hij hen toch? Nieuwe vrienden, waarvan een meisje met dubbele hoorns. “Dat is de reden waarom je niet mee wilt?” vraagt hij daarom een beetje teleurgesteld, hij had gehoopt dat Rory wel iets sterker was dan dat.
“Oh nee,” beantwoord Rory zijn vraag echter, “dat is pas één van de redenen waarom ik niet mee ga. Ik zal je het verhaal verder vertellen.” Hij houdt even stil en gaat dan weer verder. “Doordat ik een halfbloed ben, ben ik een mengsel van sterke emoties, en het kost veel kracht om deze in bedwang te houden. Haat, pijn en jaloezie worden versterkt door mijn menselijke kant en woede wordt versterkt door mijn onmenselijke kant. Kortom: als ik boos ben, wordt ik een soort van bom die op ontploffen staat. Daar begon het pas echt. Ik was anders, minderwaardig en ik hoorde er niet bij. Dat ben ik daar nog steeds. Op een gegeven moment pik je het niet meer dat jij er altijd tussenuit gehaald wordt, gepest wordt en dan krijg je dus al die elkaar versterkende gevoelens. Erg gevaarlijk om een magie-bevattend wezen te hebben die op punt van ontploffen staat. Heer Dimitri, de jongste heer die slechts een aantal zomers ouder is dan ik, besloot dat ik een uitlaatklep nodig had en hij haalde de raad over zodat ik met zijn broertje, Faolan, zou mogen gaan jagen. Elke week mocht ik een dag jagen om mee te helpen om aan het vlees te komen, ook al wilde niemand het vlees kopen van een halfbloed. Faolan mocht me eerst niet, hij liet ‘jachtdag’ redelijk vaak voorbij gaan zonder dat er iets gebeurde, en dan ging hij zwaarden maken, maar na een jaar werden we beste vrienden. Dat ging een paar maanden lang goed, er gebeurde niets, ik voelde me fijn, niet meer alleen en de meesten lieten me met rust. Tot die ene keer. Tijdens de jacht waren we op een chimaera gestuit, een draakachtige met een enorme territoriumdrift. We vochten, Faolan was het dapperst, hij offerde zich op zodat ik kon vluchten. Hoewel ik verschillende omwegen had genomen en ik pas twee weken later zwaargewond terug kwam, had de chimaera mijn spoor gevolgd en de stad gevonden. De halve stad werd verwoest en de bevolking verminderde met de helft.
Ik kreeg natuurlijk de schuld, van alles. En eerlijk gezegd, ik vind het ook mijn schuld. De raad stemde voor mijn straf en verbanning. De straf ben ik ontvlucht, maar sindsdien ben ik hier. Ook voor die straf ga ik niet terug, nog niet voor het meeste geluk van de wereld. Want geloof me, die straffen zijn verschrikkelijk,” eindigt hij zijn ellenlange monoloog.
Firenzo begint het al meer te snappen waarom Rory niet terug wil, hier weet hij weinig over te zeggen. Daarom zwijgt hij. Zoals moeder Wyna hem geleerd heeft: Spreken is zilver, zwijgen is goud, zeg niets als het er niet toe doet. Wijze raad van moeder Wyna.
“Est mea culpa, mea maxima culpa…" mompelt Rory zacht in een vreemde taal.
“Is er dan niemand die er voor kan zorgen dat je straf minder wordt? Of dat je zelfs je straf niet hoeft uit te zitten?” vraagt hij uiteindelijk.
“Alleen als de raad de meerderheid heeft met het stemmen. En die hebben ze niet. Iedereen stemt voor mijn straf, ook de gewone bevolking,” zucht Rory terneergeslagen.
“In de raad zitten alle dubbelgehoornden, nietwaar?”
Rory knikt. “De dubbelgehoornden bepalen alles, ze regeren met harde hand, niemand durft tegen hen in te gaan.”
Firenzo denkt even na, het lijkt best gemakkelijk. “En Anna dan? Zij is machtig, al helemaal door dat zwaard, naar haar zullen ze toch luisteren als ze het vraagt?”
Rory reageert geschokt. “Nee. Dat kan ik haar niet aandoen, ze moet zo lang mogelijk anoniem blijven, als het bekend wordt dat ze zoveel macht heeft, weten de demonen het ook en wordt het zo gevaarlijk voor haar en ze is nog zo… klein.”
Hij knikt instemmend, blij dat Rory er ook zo over denkt. Niemand, maar dan ook niemand mag haar met ook maar een vinger aanraken op een slechte manier. Op een gegeven moment zal ze van zichzelf af kunnen bijten, maar nu nog lang niet. Ze kan haar krachten nog niet beheersen, ze zal alleen zichzelf verwonden. “Dat is inderdaad geen optie.”
“Snap je nu dat ik niet mee ga?” zegt Rory na een tijdje. “Het is mijn eigen grote schuld, ik kan niet naar huis, nooit.”
“Heb je er niet alles voor over dan? Om naar huis te gaan?” zegt hij terug.
“Natuurlijk wil ik dolgraag terug naar huis!” reageert hij verontwaardigd. “Ik zou er alles voor geven, zodra je buiten de Wildernes bent vervaag je langzaam tot een mens, je raakt al je krachten kwijt. Al helemaal als halfbloed, het is verschrikkelijk.”
Een beetje verbaasd kijkt hij hem aan, hij zou zeggen dat dit de kans is om terug naar zijn huis te gaan. Hij zelf heeft zijn onmenselijke snelheid, reflexen en kracht pas net, en hij zou nu al niet meer zonder kunnen, laat staan als je ze je hele leven hebt gehad, zoals Rory. “Maar zou je dan niet je straf willen ondergaan zodat je terug kan?”
Rory kijkt hem bedenkend en een beetje triest aan. “Ja. Ware het niet dat de raad manipulatief is, ze me laten komen om de bevolking tevreden te houden en te laten merken dat zij nog steeds de baas zijn en me daarna alsnog verbannen.”
Dát verandert de zaak volkomen. Waarom zou je in hemelsnaam terug gaan, je straf ondergaan om vervolgens alsnog niet zeker te zijn van je leven? Dat is gekkenwerk. Hij begrijpt het helemaal, als Rory niet mee zou gaan, maar Anna heeft hem nodig. Hijzelf ook, als hij eerlijk is, maar dat gaat hij voorlopig nog niet toegeven. Daarom speelt hij zijn laatste troef uit, want hij weet heel goed dat Rory zijn zusje ook wel ziet zitten. “Anna en ik moeten sowieso mee, en ik weet zeker dat zij je nodig heeft op een plek als deze. Je zou haar er een groot plezier mee doen, dan is het bewaren van haar geheim vast makkelijker voor haar.”
Na dit gezegd te hebben, staat hij op en slentert hij terug, zijn weg zoekend naar de hut, Rory met zijn gedachten achterlatend.
Twee dagen later is Rory nog steeds niet teruggekeerd van het bos. Volgens Elijo heeft hij tijd nodig om na te denken, maar ook zijn ogen staan bezorgd. Ook Anna is rusteloos, ze is bang dat ze hem heeft weggejaagd met haar preek van een paar dagen geleden. Firenzo weet dat het niet zo is, waarschijnlijk is hij gevlucht om niet terug te hoeven. Anna weet niet waarom, hij kan het nog steeds niet aan om het haar niet te vertellen. Dat moet Rory haar zelf maar een keer aan haar zeggen, als ze hem nog ooit zullen zien.
Om de tijd te doden leert Elijo hen lezen, de beginselen van magie en geschiedenis van de Stad der Gehoornden. De magie is wel leuk al is het lastig en vermoeiend en kost het hem veel meer moeite dan Anna. De geschiedenis is makkelijk maar doodsaai. En dan heb je nog het lezen. Hoe vaak en lang hij het ook probeert, de letters en runen blijven niet in zijn hoofd hangen. Ze dansen voor zijn ogen, zorgen voor een hoofdpijn en flink wat frustratie omdat het maar niet wil lukken. Ook nu niet. Hij gromt en gooit het tot een prop verfrommelde perkament in het beekje waar het langzaam meegevoerd wordt door de stroom, doorweekt en gescheurd. Anna, die tot dat moment geconcentreerd wat simpele zinnetjes aan het lezen was, kijkt hem vol medelijden aan. “Wil het weer niet lukken?” vraagt ze.
“Nee,” antwoordt hij brommerig, “ze willen maar niet stil blijven staan om gelezen te worden.” Hij wrijft over zijn slapen. “Ik krijg er hoofdpijn van.”
Ze legt haar eigen perkamentenbundel eerbiedig aan de kant en kruipt tegen hem aan. Terwijl ze zachtjes over zijn slapen en haar aait, zegt ze: “Zal ik je helpen?”
“Graag.”
In de uren daarna gaan ze samen nog eens door alle letters en runen. Aan het einde kan hij alle letters uit elkaar houden en zelfs een aantal korte woorden lezen. Het gaat nog erg moeizaam, maar het lukt!
“En wat staat hier?” ze wijst een woord van vier letters aan op haar eigen perkament. Hij knijpt zijn ogen samen om zich beter te kunnen concentreren. “L-U-N-A. Luna.”
Ze slaakt een klein kreetje en geeft hem een vlugge knuffel. “Goed zo! Zie je wel dat je het kan?”
Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en zijn borst rijst van trots, na al die uren, ook al jaren geleden. “Dankjewel.” Hij zucht. “Alweer.”
Ze duwt hem tegen zijn schouders. “Na al die jaren dat jij voor mij zorgde, krijg je dezelfde zorg terug, dat doen broers en zussen gewoon voor elkaar.” Ze glimlacht lief.
Opeens bedenkt hij zich iets, een beetje boos op zichzelf dat hij het bijna weer vergeten was. “Ohja, Anna, ik heb nog iets voor je.”
Ze kijkt hem vragend aan. “Huh? Waarom dat?”
Hij glimlacht mysterieus. “Nog voor je verzomerdag.” Hij had er wekenlang aan gewerkt op momenten dat ze niet bij hem was en het zat altijd in zijn broekzak. “Verrassing!” hij legt het presentje in haar hand, tevreden om haar verbaasde blik.
Voorzichtig haalt ze het smoezelige lapje dat diende als pakpapier en bescherming er van af. Sprakeloos staart ze naar haar geopende hand. “Wauw, Firenzo, wat mooi! Het is schitterend!”
Het is een kettinkje met een klein houten bedeltje. Het touwtje is gemaakt van strak gevlochten gras dat verhard en gedroogd is in de brandende zon die altijd schijnt in het kleine plaatsje Aoney, waar ze nu zijn. Het bedeltje is een bolvormig houten hartje met de letter A er in gegraveerd. Dat laatste heeft hij gisteren pas gedaan, aan Elijo heeft hij gevraagd of hij de letter A kon aanwijzen zodat hij hem kon over tekenen in het bedeltje. Daarna had hij het gras gevlochten en het bedeltje er aan bevestigd. Vlug hangt ze hem om haar nek, doordat het gras in de zon heeft gelegen is het lichtjes rekbaar, dus het bedeltje hangt net over haar hemdje. “Dankjewel, hij is echt heel erg mooi.” Met een glimlach van oor tot oor geeft ze hem een knuffel en een kus op zijn wang. Hij voelt haar dunne armen tegen zijn ribben en omhelst haar terug terwijl hij in haar zachte krullende haar fluistert: “Asjeblieft Anna, nog een fijne vijftiende verzomerdag.”
Dan ineens trekt ze zich met een schuldige blik in haar ogen terug. “Maar ik heb niets voor jou… Dat ligt nog in Velebora.”
Hij kijkt haar verbaasd aan. “Voel je je daar schuldig om? Je hebt een week voor onze verjaardag mijn leven gered en me daarna verzorgd! Is dat niet meer dan genoeg?”
Met tegenzin knikt ze. “Dat is waar. Maar-“ Zijn hand op haar mond zorgt er voor dat ze niet meer verder kan praten en ze alleen nog maar gemompel voortbrengt.
“Niks maar,” zegt hij half gespeeld streng, “met een knuffel van jou ben ik echt hartstikke blij, goed?”
Ze kijkt hem even bedenkelijk aan en vliegt hem dan met zoveel kracht om zijn hals dat ze achterover vallen op het kleine beetje groene gras dat vlak naast het beekje groeit. De rest is verdord en bruin van de hitte.
Ze knuffelt hem echter maar kort, waarna ze met een ondeugende blik in haar ogen omhoog komt en ze op zijn buik gaat zitten zodat hij geen kant op kan.
Oh nee.
Hij weet al wat er gaat komen en hij is er niet gek op, maar zijn gelach maakt haar altijd vrolijk, dus hij laat haar begaan. Alhoewel, misschien probeert hij haar met alle macht tegen te houden en haar van hem af te schudden.
Zoals altijd.
“Nee, nee Anna stop!” roept hij schaterend als ze hem begint te kietelen.
Abrupt houdt ze op, maar voordat hij de kans krijgt om uit te hijgen begint ze opnieuw.
De volgende dag is het zover, vandaag is de dag dat ze naar de Stad worden gebracht. Aan de bosrand in de schaduw staat een grote donkere wagen, getrokken door 8 schichtige, zwarte paardachtigen met vleugels zo dun als perkament. In die wagen zullen ze reizen naar de rand aan de andere kant, de noordkant van Angora.
Elijo heeft Anna duidelijk verteld dat ze nooit haar witte mutsje af mag doen in het bijzijn van anderen, en dat ze niemand mag laten weten dat ze dubbelgehoornd is, voor haar eigen veiligheid.
Rory is nog steeds spoorloos, wat Firenzo kan merken aan Anna’s gedrag. Ze is rusteloos en prikkelbaar. Ze probeert het moment van vertrek te blijven uitstellen.
Uiteindelijk, na enkele uren is hij er klaar mee. Iedereen die meegaat – Elijo en de ‘koetsier’ – zit al in de wagen. Rory gaat duidelijk gezien niet mee. Hij is gevlucht voor zijn toekomst, voor zijn lot, ook al had hij nog zo hard geprobeerd hem over te halen wel mee te gaan voor Anna.
Hij pakt Anna bij haar pols en trekt haar vastberaden mee naar de wagen. Ze stribbelt flink tegen en beweert dat ze eerst, voor de reis nog een keer moet plassen.
Hij zucht en rolt met zijn ogen, maar laat haar toch gaan, waarna hij de grote houten wagen in klautert.
Na tien minuten komt Anna eindelijk de grote, donkere wagen binnengeklommen. Hij ziet direct aan haar ogen dat er iets mis is. Ze is wit weggetrokken en ze trilt over haar gehele lichaam. Als hij wil vragen wat er aan de hand is schudt ze haar hoofd en mimet ze: “Later.”
Oké. Blijkbaar is het dus belangrijk, zo belangrijk dat ze het niet aandurft het er met Elijo over te hebben.
Ze kijkt nog steeds heel erg bang en geschokt uit haar ogen, maar als de koetsier haar met vlugge steken met een touw vastmaakt aan de wand van de wagen zodat ze niet valt en haar vraagt wat er aan de hand is, weet ze redelijk overtuigend uit te brengen dat er niets aan de hand is, maar dat ze gewoon heel erg nerveus is voor de rit. Wat ze waarschijnlijk ook best wel is.
Als de koetsier ook hem vastmaakt aan de met zachte kussens beklede wand kan hij zich alleen maar zorgen maken om Anna. Wat heeft ze gezien? Wat is er gebeurd? Misschien moet hij haar toch maar gaan vertellen waar zijn gesprek met Rory over ging. Het enige wat hij haar verteld heeft is dat ze met zijn allen naar de Stad der Gehoornden vertrekken en dat Rory niet mee wil omdat er te veel pijnlijke herinneringen daar zijn en hij hier in Aoney nog iets af moest maken. Ze leek het te geloven, ze weed de pijnlijke herinnering aan zijn overleden moeder, maar ze dacht nog steeds dat ze hem had weggejaagd met haar preek, ‘want anders was hij toch gewoon in de hut gebleven?’ Hij voelt zich er nog steeds slecht over, hij had nog nooit over iets tegen Anna gelogen. Hij had dingen voor haar verzwegen, dat wel, voor haar eigen bestwil, maar nooit een leugen verteld. Hij moet het haar zeggen, het goedmaken, ze verdient dit niet.
Nee. Hij mag het haar niet vertellen, dat moet Rory zelf doen.
“Houd je vast,” zegt de koetsier met een vreemde tongval, “we gaan haast vertrekken.” Hierna snoert hij zichzelf vast aan een houten bankje aan de voorkant van de wagen met vlak voor zich de teugels. Het donkere leer past goed bij de gehele uitstraling van de wagen; duister. Het enige licht komt van het kleine raampje waardoor de teugels naar binnen komen, en dat is in het schemerende avondlicht niet veel.
De wagen is gemaakt van duister hout, recht uit de Wildernes. Hoewel het het stevigste hout is op de wereld, is het lichter dan een veertje. Waarom hebben ze juist dit hout voor deze duistere wagen gekozen?
Dan dringt het tot hem door. Ze gaan vliegen.
Een deel, een groot deel van hem jubelt in vreugde, hij heeft altijd al willen vliegen, zoals zo veel mensen. Hoog in de lucht, vrij als een vogel, zonder zorgen over hoe hij genoeg geld bij elkaar moet zien te sprokkelen om te eten.
Het overige, zeer kleine deel is eerlijk gezegd toch een beetje angstig. Niet voor het vliegen, dat zeker niet, maar of het wel aan zijn verwachtingen zal voldoen.
Een paar minuten later beginnen de paarden te rennen. Firenzo wordt met grof geweld tegen de wand aangedrukt door de snelheid, en hij is blij dat de wand bedekt is met zachte kussens. Ze gaan steeds sneller en dan ineens komen de wielen los van de grond.
Een lange tijd stijgen ze haast recht omhoog, daarna wordt het langzamerhand minder en uiteindelijk vliegt de wagen horizontaal. Door de heftige rit en het gebrek aan uitzicht is hij best wel een beetje misselijk geworden, en ook Anna ziet een beetje pips in het beperkte licht.
De koetsier maakt eerst zichzelf, dan hen en dan wat touwen die in knopen aan de wanden hangen, los. De touwen waren hem nog niet opgevallen in het donker, maar zodra de koetsier, -Denis, noemt hij zichzelf blijkbaar,- aan de schimmige dingen aan de wand frummelt, weet hij dat het touwen zijn.
Zodra de strakke knopen los zijn, klapt het dak in tweeën, en vallen de wanden naar beneden aan de zijkant, zodat de stralende blauwe lucht zichtbaar wordt. Hierna neemt Denis zijn eigen plek op de bok weer in. “Zorg er voor dat je niet valt,” zegt hij alleen maar, daarna zegt hij niets meer.
Verwonderd zuigt Firenzo zijn longen vol lucht. De lucht is koud en helder, waardoor hij het lichte gevoel in zijn hoofd en de misselijkheid met een ademhaling kwijt is.
Anna komt naast hem tegen de nu nog heuphoge wand staan, nog steeds duidelijk afwezig. Maar zelfs zij kijkt haar ogen uit op deze wonderbaarlijke hoogte waarbij zelfs de tempelhoge bomen lijken op houten knikkers. Er is bijna niets te zien op deze hoogte, nou ja, bijna niets. Soms is er een klein dorpje te zien in het uitgestrekte, dorre landschap, de woestijn van Dhaku.
Urenlang gaat het zo door. Al die tijd blijft hij roerloos staan, het uitzicht in zich opnemend als een zeespons dat doet met het zoute water.
Dit is vrijheid. De koele wind blaast zachtjes door zijn haren, de warmte van de zon compenseert de kou tot een aangename temperatuur. Het uitzicht, de wolken vlak onder en boven hem, soms zo dichtbij dat hij de nattigheid kan aanraken. Hij had gedacht dat wolken zacht waren, zacht als de watten uit de magere apotheek in Velebora, maar het valt niet aan te raken, het is gewoon zwevend water. Daar komt regen dus vandaan, zei Elijo bij de eerste wolk die ze tegenkwamen. Nog steeds steekt hij bij elke wolk zijn hand uit, om er telkens weer achter te komen dat zijn hand er dwars doorheen gaat en dat als hij hem terughaalt hij nat is.
Geweldig.
Anna is na een tijdje weer gaan zitten in een hoekje van de open wagen, het luchtschip, met haar rug tegen de wand aan. Hij weet dat hij eigenlijk bij haar zou moeten gaan zitten, de broer zijn die hij altijd was, en haar troosten, maar hij kan zich er niet toe zetten om weg te gaan bij het adembenemende zicht.
Hij is slecht, hij moet er zijn voor haar, waarom is hij zo verschrikkelijk egoïstisch, hij moet nu gaan zitten en haar troosten, hij moet nu –
“Maak jezelf klaar, we gaan landen,” onderbreekt Denis zijn gedachten, waarna ze met een schok en een grote snelheid naar beneden vallen.
Dit was hoofdstuk 6, en zoals jullie waarschijnlijk wel gemerkt hebben komt dit hoofdstuk eerder dan verwacht! (Yaaaaayy!) Omdat ik het nu extra druk heb met school, (4VWO, Peru-project, heel veel werken, internationalisering, profielwerkstuk, wiskunde en natuurkunde wat lastig is, blablabla) heb ik besloten gewoon een hoofdstuk te plaatsen als hij af is, of als ik hem lang genoeg vind om te posten, dit kan dus ook een half hoofdstuk zijn. Daardoor kan het dus zijn dat je twee hoofdstukken in een week krijgt, of eentje in twee weken. Sorry guys....
OOK HEB IK NOG STEEDS STEMMEN NODIG VOOR DE NAAM VAN DE HEMELGOD.
(zie het vorige hoofdstuk voor de namen, en stem op welke manier je wilt! Via Girlscene.nl (forum schrijfsels de gehoornde tweeling), de comments, of een privébericht.)
Bedankt voor het lezen! Heb je nog tips of foutjes gevonden, zeg het me!
xxx and until next time!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top