3.

Ik draag dit hoofdstuk op aan xxxKimberlyDxxx, omdat ze altijd als eerste reageert op girlscene, waar mijn verhaal al langer op staat. Dankjewel!

Read, Vote and Comment!

Enjoy! x

3.

Verward wordt Anna wakker, een fel icht schijnt in haar ogen. Meteen knijpt ze ze tot spleetjes. Een zacht, dun laken ligt over haar heen, het voelt prettig tegen haar naakte huid. Het is zó wit, dat het licht lijkt te geven. De zoete, sterke geur van lavendel dringt haar neus binnen en de walm maakt haar gedachten zwaar. Een houten kom wordt tegen haar lippen gezet. “Hier drink op” de barse stem is een onwelkome verandering in haar voor nu vredige droomtoestand waar ze in verkeerde, al gehoorzaamt ze de stem wel.

Met een trillende beweging opent ze haar mond lichtjes, ervan uitgaande dat de stem de kom vast zal blijven houden. Het goedje dat haar mond instroomt heeft een aparte smaak wat al haar smaakpapillen laat tintelen. Een heerlijk warm en loom gevoel verspreidt zich door haar gehavende lichaam en ze wordt moe. Zo verschrikkelijk moe…

Zonder het nog te beseffen valt haar hoofd terug op het kussen.

“Goed zo meisje, slaap maar lekker”  

De volgende keer dat ze wakker wordt voelt ze zich sterker, en met haar ellebogen weet ze zich overeind te werken, al is het slechts een paar centimeter. Ze ligt in een bed, een heus bed! Ze laat haar hand zachtjes over het withouten ledikant glijden. Een bed, dat is zeldzaam. In heel Velebora hebben er ongeveer 6 mensen een bed, de rest slaapt op stromatrassen, een juten zak met wat stro er in. Een bed is een teken van macht en rijkdom, want als je het geld hebt om hout te kopen voor een bed, en spijkers om ze vast te zetten, dan ben je rijk. Echt rijk.

Op het bed na staat er nog een kastje met een kom kristalhelder water, wat ze gulzig naar binnen klokt, maar verder is de kamer leeg.

Dan ineens schiet Firenzo in haar hoofd. Firenzo! Hij was zwaargewond geraakt om haar te beschermen tegen de wolven, alleen hij bezweek voordat ze de wolven had weggestuurd. Het had zoveel kracht gekost, dat ze een paar minuten daarna was flauwgevallen. Ze heeft nog steeds geen enkel idee waarom de wolven haar gehoorzaamden. Waarschijnlijk was het toeval. Nou ja, volgens moeder Wyna bestaat toeval niet. Het heeft altijd een reden.

Firenzo. Steeds opnieuw komt die gedachte in haar hoofd. Waar is hij? Of belangrijker, leeft hij nog?

Het neemt flink wat van haar kracht na zolang gelegen te hebben eer de tijd dat ze op trillende benen naast haar bed staat, maar het lukt.

Iemand heeft haar kanten jurkje uitgewassen en haar weer aangedaan, haar haren losgemaakt en geborsteld, dus ze besluit dat dat genoeg is om op zoek te gaan naar Firenzo. Met elke stap die ze zet om haar benen uit te testen wordt de steen op haar maag zwaarder.

Leeft hij nog? Waar ben ik? Waar is Firenzo? Leeft hij nog?

In een opvolgende cirkel herhalen haar gedachten zich opnieuw en opnieuw. Na een tijdje door de kamer te hebben gelopen en haar spieren sterk genoeg zijn opent ze de deur met knikkende knieën. Ze stapt binnen in een gezellige huiskamer. Een groen-bruin leren bank, een warm haardvuur, en jachttrofeeën sieren de bakstenen muur.  Voor het vuur zit een brede gespierde man met kastanje bruin haar. Hij lijkt een beetje op vader Naymer, van de achterkant. Met een lange stok pookt hij in het vuur, als een klein kind dat net de warmte en het licht van het vuur voor het eerst gezien heeft.

Als hij zich omdraait, schrikt ze even van zijn woeste baard en brede wenkbrauwen, maar zijn kleine ogen staan vriendelijk en uitnodigend. Eigenlijk heeft hij van de voorkant weinig overeenkomsten met haar oude pleegvader.

“Ha die schone slaapster! Hoe voel je je?” Zijn stem is laag, een beetje bars, maar dus wel vriendelijk.

Onzeker blijft ze in de deuropening staan, niet wetend wat te doen zonder haar een paar minuten oudere broer.

“Ik bijt niet hoor! Whahaha!” de man buldert van het lachen om zijn eigen gap. Een beetje vreemd is hij wel.

Als hij bedaard is zegt hij vriendelijk: “Ik ben Elijo, en wie ben jij?”  Hij spreekt zijn naam vreemd uit, een beetje als ‘Elichroh’.

Ze antwoord zacht, een beetje bang  van zijn lachuitbarsting. “Anna”

“Hannah? Ik houd van die naam.” zegt Elijo.

“Nee, Anna,” zegt ze iets harder, in de hoop dat hij haar dit keer wel zal verstaan. Praatte ze echt zo zacht?

“Oh whahaha,” opnieuw ligt hij in een deuk. Hij heeft duidelijk te veel wijn gedronken, maar toch, ze mag hem wel, hij heeft iets. Iets, aparts, iets mysterieus.

Toch blijft ze twijfelend staan. Het enige wat ze wil is Firenzo zoeken, en die man –Elijo, houdt haar van die taak af. Blijkbaar begrijpt Elijo haar stilzwijgen, want nadat hij uitgelachen is knikt hij begrijpend. “Oh ik snap het al.” Hij hikt een paar keer luid. “Jij wilt zeker naar je broer toe? Hij is je broer toch?”

Gretig knikt ze, dat is hetgeen wat ze het allerliefste wil op dit moment. “Firenzo… Ja, graag, eh, meneer,” ze hakkelt een beetje, maar dat heeft hij niet door, hij heeft het te druk met de fles die hij af en toe aan zijn mond zet.

“Leeft hij nog? Mag ik hem zien? Alstublieft?”

Elijo knikt, en ineens lijkt hij helemaal nuchter. “Natuurlijk meiske.” 

Hij strijkt zijn kastanjebruine baard glad , maar eigenlijk is het zinloos. Al zijn haar, inclusief baard, bestaat volledig uit klitten. “Afijn, kom mee, maar niet te lang, vrees ik. Hij had hoofdpijn, dacht ik. Daarbij moet ik zijn verbanden nog omwisselen.”

Ze loopt achter hem aan, opgelucht en bezorgd op het zelfde moment. Hij leeft nog, Gaia zij gedankt. Maar hij klaagt niet snel, dus de hoofdpijn moet wel ondraaglijk zijn, al helemaal als hij het een vreemde gewoon vertelt.

Elijo opent de meest linker van drie deuren in de woonkamer. Hoe groot is deze blokhut? Zo groot als een paleis? Overal deuren, en deze deur loopt nog uit op een gang met meerdere deuren ook! Hij loopt de gang door en uiteindelijk staat hij stil bij een grote deur, de toegang naar een kamer die verrassend stil is. Terwijl Elijo omdraait en terugloopt naar de woonkamer, mompelend over kruiden en medicijnen, stapt ze naar binnen.

Haar ogen moeten even wennen aan het duister, de kamer wordt maar verlicht door een enkele fakkel. Zodra ze de jongen in het bed ziet liggen, rent ze naar hem toe. “Firenzo! Ik dacht dat je dood was!” snel maar voorzichtig geeft ze hem een knuffel, waarna ze schrikt. “Je bent gloeiend heet..” geschokt staart ze hem aan. Hij glimlacht zwak en likt over zijn droge lippen. “Valt wel mee” zegt hij met een rauwe stem. “Het gaat al een stuk beter, al is mijn arm nog steeds onbruikbaar.”

Alleen zijn arm zeker, hij is geheel gewikkeld in verband! Om zijn bovenlichaam is een rol gewikkeld, met zijn linkerarm in een verband ertegenaan, deze zit weer vast aan een mitella om zijn nek. Hij ziet dat ze er naar zit te kijken. “Elijo is een kunstenaar met verband.” Hij grinnikt, maar stopt er snel mee en trekt een gepijnigd gezicht.

“Wat is er?” vraagt ze bezorgd.

Duidelijk met tegenzin vertelt hij het. “Volgens Elijo heb ik een paar ribben gebroken, dat lachen is geen prettig gevoel.”

“Oh” ze wist het eigenlijk al wel, maar ja, ze moest het gewoon vragen. Anders zou ze niet geïnteresseerd lijken. Hij is er erger aan toe dan ze had gedacht, maar goed, hij leeft nog, dus dat is in elk geval een voordeel.

“Nog bedankt,” zegt ze maar, om de stilte te breken.

Hij kijkt haar verbaasd aan, zijn wenkbrauwen in een frons. Dat is zo herkenbaar, zo Firenzo, zijn wenkbrauwen in een frons als hij iets niet snapt, of als hij nadenkt. Het ziet er eigenlijk best schattig uit.

“Dat je me beschermde, tegen de wolven,” maakt ze haar zin af.

“Jij hebt ze weggejaagd hoor”  met zijn rechterhand streelt hij haar wang. “Hoe gaat het met jou?”

Ze trekt zich terug, lichtelijk verbaasd over zijn vraag. “Het gaat prima, hoezo zou het niet goed met me gaan?” ze kijkt hem vragend aan.

“Nou,” begint hij, “ik ben al een paar dagen wakker, ik heb geen idee hoe lang ik daarvoor bewusteloos ben geweest, maar in al die tijd dat ik wakker was, heb jij geslapen… Ik was zo bezorgd om je, Elijo wilde niets loslaten over hoe jij je voelde. Op de momenten dat hij me niet pijnigde of verdoofde heb ik aan een stuk door aan je gedacht.” Hij grijnst licht.

Wow, dat was een van de langste monologen die hij ooit heeft gehouden, normaal is hij meer een denker, hij praat niet veel, hoewel hij wel altijd vrolijk is.

“Echt? Ik.. oh” zegt ze. Ze weet dat ze lang en veel geslapen heeft, maar zo lang?

“Ik ben echt blij om te zien dat je nog leeft,” zegt ze uiteindelijk maar.

“Ik ook,” zegt hij, nog steeds grijnzend.

Die grijns wordt snel van zijn gezicht af geveegd als Elijo binnenkomt met een kom met een dampende vloeistof en een paar doeken over zijn schouder. “Sorry jongen,” mompelt hij, “Ik moet de wonden op je rug even behandelen en je ribben bekijken.” 

Doodsbang kijkt Firenzo hem aan, en Anna schrikt ervan, ze heeft hem nog nooit zo angstig gezien. Zelfs niet bij de aanblik van de bezeten Luthgardin toen die moeder Wyna vermoordde. Dit is niet zomaar angst, ziet ze. Firenzo is volledig in paniek. Ze probeert hem te kalmeren door haar handen om zijn gezicht te leggen, zoals ze ook altijd deed als hij boos was. “Elijo gaat je helpen, Firenzo, anders word je niet beter, je hoeft niet bang voor hem te zijn,” fluistert ze.

Ondertussen maakt de grote man alles klaar, waarschijnlijk iets langzamer dan nodig is.

“Ik ben ook niet bang voor hém Anna,” overtuigt Firenzo haar met een wanhopige ondertoon in zijn zachte fluisterstem, “Ik ben als de dood voor de pijn…” 

Daar heeft ze even niets op te zeggen, het enige wat ze kan doen is hem steunen, dus dat is hetgene wat ze doet. “Het komt allemaal goed, hierna is het vast snel over. Denk maar aan een paar weken terug, toen je nog helemaal gelukkig was, oké? Denk maar niet aan de pijn.” Ze brabbelt alleen maar een beetje, want eigenlijk is ze zelf ook bang voor de pijn die hij moet trotseren, ze weet dat hij sterk is, maar iedereen heeft zijn grenzen, nietwaar?

En pijnlijk is het, ondanks de verdovende kruiden die Elijo hem van tevoren geeft. Terwijl ze het verband voorzichtig loshalen, - Anna helpt mee door haar broer niet te veel te laten kronkelen en af en toe iets aan te pakken - en Elijo de wond bekijkt die aan de eerste dode wolf toegeschreven mag worden maakt Firenzo onwillig vreselijke geluiden van de pijn. De wolf is met zijn klauwen diep in zijn vlees gedrongen, wat het tot gemene sneeën maakt.

Anna kijkt vol medelijden op hem neer. “Kun je hem niet wat sterkers geven?” ze smeekt Elijo bijna, ze kan het niet aanzien dat haar andere helft zoveel pijn heeft.

Hij schudt geconcentreerd zijn hoofd. “Daar is hij nog te zwak voor, het spijt me.” Hij legt zijn handen op de grootste snee en Firenzo slaat een kreet van de pijn. Dit lijkt Elijo niet tegen te houden, sterker nog, hij gaat met zijn ruwe handen langzaam over de wond heen en weer.

“Aaaghlff” een verstikt geluid ontsnapt uit Firenzo’s keel, en dat is voor haar de druppel die de emmer doet overstromen. “Houd op! U doet hem pijn!”

Elino gaat onverstoorbaar verder, pas na een paar minuten houdt hij op. “Asjeblieft zeg,” moppert hij, “ik ben hier de genezer, ik weet wat ik doe. Vertrouw me, zo gaat het geneesproces vele malen sneller.” Hij kijkt haar aan. “Zorg jij nou maar dat hij bij bewustzijn blijft, oké?”

Hij lijkt serieus te weten waar hij mee bezig is,  maar toch, moeder Wyna was ook een genezeres en ze had haar nog nooit zoiets dergelijks zien doen bij een zieke. Na even aarzelen knikt ze vastbesloten. “Oké.” Ze richt zich tot Firenzo. “Fir, ik ga je een verhaaltje vertellen en jij moet rustig blijven liggen en luisteren, goed?” ze wacht totdat hij met een van pijn vertrokken gezicht knikt, waarna ze op haar knieën naast het lage bed gaat zitten waardoor ze met haar hoofd op gelijke hoogte zit met dat van hem en ze Elijo tegenover haar kan aankijken. “Iedere keer als ik stop met praten, moet je laten merken dat je me gehoord hebt, snap je?” zegt ze met een rustige, zachte stem. Hij knikt langzaam, waarna hij met moeite zijn ongedeerde rechterarm naar haar uitstrekt, die ze met twee handen beetpakt.

Zo begint ze haar verhaal, langzaam en duidelijk pratend, over een arme, oude man die in het verleden een houthakker was, maar nu niet veer geld meer kon verdienen, waardoor hij vocht voor zijn leven omdat de mensen nooit aardig tegen hem waren. Tot er op een dag een jong, haveloos meisje voor de deur van zijn kleine houten hutje stond, hongerig en koud omdat niemand haar op zo’n koude winternacht binnen wilde laten.

De arme oude man, die een goed hart had, liet haar binnen, deelde het weinige brood dat hij had en liet haar bij de haard slapen.

Het jonge meisje bleek een goede elf in vermomming te zijn en ze beloonde de arme man rijkelijk voor zijn goede daden. Nu hoefde hij nooit meer bang te zijn, of hongerig, allemaal omdat hij aardig was geweest toen de elf hem nodig had. “Wie goed doet, goed ontmoet,” besluit ze haar verhaal. Firenzo had braaf om de paar zinnen zwakjes in haar hand geknepen, en het viel haar op hoe geconcentreerd hij was op het verhaal, hoe hard hij had geprobeerd te luisteren naar haar stem. Het leek zelfs of hij minder pijn had terwijl Elijo de diverse wonden op zijn lichaam behandelde, maar dat was waarschijnlijk bedrog, denkt ze.

Inmiddels is Elijo klaar met het verwisselen van het verband. “Goed nieuws mijn jongen,” zegt hij, “de wond geneest voorbeeldig, dus dit was waarschijnlijk de laatste keer voor je rug.”

Anna en Firenzo zuchten beiden opgelucht, maar ze zijn nog niet klaar.

Nadat hij weer op zijn rug is gelegd maakt Elijo het verband om zijn borst los en betast hij zijn ribben voorzichtig met zijn vingers. Ze lijken dik, log en lomp, maar hij is merkwaardig precies, en ze kan zien, zoals hij al zei, dat hij weet waar hij mee bezig is, alsof hij het regelmatig doet. Ondertussen komt er een gekwelde kreun over haar broers lippen, waarna ze zacht over zijn voorhoofd streelt, wat glanst van het zweet.

Inmiddels maakt Elijo het verband weer vast. “Zo, klaar,” bromt hij tevreden.

Een diepe zucht verlaat haar lippen, en Firenzo sluit uitgeput zijn ogen, waaronder diepe wallen zijn gezicht ontsieren.

Bijna meteen na dat bericht komt bij haar ook de vermoeidheid opzetten. Waarvan? Vraagt ze zich af, ze heeft geprobeerd Firenzo te kalmeren, maar verder eigenlijk niets. Hoe kan dat?

Vragen, vragen…

Ze schrikt op uit haar gedachten door de rauwe stem van haar tweelingbroer. “Mag ik nu slapen?” je kan zijn stem bijna niet horen, het is slechts een ademtocht die zijn mond uit glipt.

“Ja mijn jongen, rust maar even uit.” Elijo legt een dun laken over hem heen, waarna hij zich richt tot Anna. “Ga jij ook maar, ik zie dat je moe bent”

Ze knikt en loopt na een laatste blik op Firenzo terug naar haar kamer. Hij is in goede handen, en zodra ze wakker wordt gaat ze direct naar hem toe, zegt ze ten zichzelf, waarna ze al gapend haar bed in kruipt. 

Een gouden, glanzende koepel, ongeruste mensen. Enkele wachters.

Een lichtflits, een hels kabaal. Mensen in totale paniek. Legers maken zich klaar voor de strijd.

Scheuren. Breuken. Een nieuwe lichtflits. Gerinkel. Duisternis.

Stilte.

Anna schrikt gillend wakker. Ze weet niet echt wat het was, maar wel dat het iets betekent. Dromen betekenen altijd iets. Tenminste, dat is hetgene wat moeder Wyna altijd zei toen ze nog leven. Ze laten je dingen zien die je over het hoofd ziet, of ze voorspellen de toekomst, hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt. Wat betekent deze droom dan? Vraagt ze zich af.

Ze zucht. Waarom is moeder Wyna er niet meer? Zij had geweten wat het betekende, zij zou haar troosten, haar tegen zich aantrekken en vertellen dat het allemaal goed zou komen, dat zij het wel zou oplossen. Maar als dit de toekomst wordt, wie kan dat oplossen? Niemand. Helemaal niemand. En moeder Wyna al helemaal niet, nu ze overleden is.

Waarschijnlijk is dit de toekomst, ze is niet zo dom, zo naïef als ze lijkt. Het is misschien alsof ze niet luistert, alsof ze niet begrijpt wat er aan de hand is, maar ze weet wel degelijk dat de volwassenen ongerust zijn over de toekomst van Angora, dat het leven niet zo makkelijk is als het lijkt. Er komt een oorlog aan, en er zullen twee ‘uitverkoren’ Gehoornden opstaan die het zat zijn dat iedereen denkt dat alle hoop op hen gebaseerd is, zij zullen Angora redden. Dat is wat wordt voorspeld, maar of het ook zo is? Als deze droom die ze had werkelijkheid wordt, en de barrière tussen Angora en de woeste Wildernes breekt, gaat Angora vast en zeker ten onder aan de duistere krachten die zich al eeuwen roeren in de diepe begroeiing van de Wildernes. Alleen Endracci en Nerto, de vijandige rijken  zullen overblijven, en hun leiders zullen krijgen wat ze wilden, een leeg, dood Angora.

Ze schrikt van zichzelf. Sinds wanneer denkt ze zo treurig? Zo hopeloos? Ze is duidelijk te lang alleen geweest.

Zacht glijdt ze uit haar bed, waarna ze doodstil de koele, donkere gang op loopt. Het oude hout kraakt niet onder haar lichte gewicht zoals normaal, alles is rustig. Op de tast zoekt ze haar weg door de drukkende duisternis, op weg naar de kamer van Firenzo. Misschien weet hij wat het betekent? Misschien kan hij haar helpen minder treurig te denken.

Ook de woonkamer is aardedonker en zo verschrikkelijk stil! Het geluid lijkt opgezogen door het duister. Het duister.

De angst in haar laait op als een vuur en vult haar hele lichaam met paniek. Was het wel een droom? Is het zeker dat het niet echt gebeurde? Is dit het einde? Normaal zou haar hart de kamer vullen met het geluid van de snelle, bonkende klop, maar ook dit blijft uit. Trillend van angst gaat ze nu nog sneller op zoek naar haar broer. Het enige waar ze aan kan denken is zijn naam, nu hoeft ze zichzelf niet te verliezen. Firenzo. Firenzo. Firenzo. Firenzo. Firenzo. Firenzo. Firenzo.

Uiteindelijk, na een paar keer struikelen en een aantal verkeerde deuren met daar achter donkere kamers staat ze met tranen in haar ogen voor een gesloten deur waarvan ze zeker is dat het de kamer is waar Firenzo in lag. De deur is groot, en zwaar, bijna te zwaar voor haar tere spieren, maar hij gaat langzaam open.

Nog steeds een totale stilte.

Binnen moet ze een paar keer heftig met haar ogen knipperen, en de opluchting spoelt de angst weg als een rivier een brand bij het zien van het licht van de enkele fakkel in zijn kamer.

Firenzo ligt nog steeds op dezelfde manier als toen ze hem achterliet de avond ervoor. Of was het middag?

Ze rent naar hem toe en gaat op haar knieën bij het bed zitten, waarna ze haar hoofd op zijn borst legt. Hij slaapt, dus om hem niet wakker te maken leunt ze er slechts een klein beetje op.

Het geluid van zijn sterke hartslag en zijn rustige ademhaling brengt haar langzaam tot kalmte. Ze wordt zelfs, tot haar eigen verbazing, zo rustig, dat ze niet eens schrikt als zijn hand zacht over haar haren begint te strelen. “Hey” zijn hese stem is een zachte fluistering. “Wat is er?”

Ze komt langzaam overeind, want eigenlijk zou ze liever gewoon blijven liggen tegen zijn borst aan. Het verband was warm van zijn door de koorts verhitte borstkas en het lag eigenlijk heerlijk daar. Ze kreeg er een gevoel van genegenheid. “Nou,” begint ze, maar ze valt direct stil, niet wetend wat te zeggen. Hoe kan ze nou een droom uitleggen? Ze wil het alweer verwerpen, wat heeft hij er nou aan? Ze stelt zich aan, ze moet zich niet zo druk maken, het komt allemaal goed. Waarom zou Firenzo haar kunnen helpen? Waarschijnlijk was het gewoon een droom. Gewoon een vervelende droom, niet een die de toekomst, maar haar grootste angsten laat zien. Ze huivert en hoopt met heel haar hart dat het slechts haar angsten zijn, en niet de toekomst. Ineens lijkt het toch weer niet zo erg om het hem te vertellen. Misschien weet hij daadwerkelijk of het de toekomst is of slechts haar angst.

“Wat?” vraagt hij.

“Ik had een droom, en ik weet niet wat het betekent… Misschien is het de toekomst, of het zijn mijn angsten, maar ik weet niet, weet jij wat het zou kunnen betekenen?” fluistert ze.

Kort en bondig vertelt ze hem over haar droom, hij knikt precies op de juiste momenten, vraagt wat details aan haar, die ze met een trillende stem beantwoordt. Ze rilt bij de gedachte aan de angstaanjagende nachtmerrie. Als ze klaar is, kijkt ze hem afwachtend aan.

Hij fronst zijn wenkbrauwen en sluit zijn ogen terwijl hij nadenkt. Na een tijdje kijkt hij haar strak, maar verontschuldigend aan, zijn ogen schitteren lichtjes van de koorts.

Dat is niet goed. Niet goed. Ze neemt zich direct voor straks naar Elijo te gaan om hem te zeggen dat Firenzo’s lichaamstemperatuur te hoog is.

“Sorry An, maar ik heb geen idee. Misschien is het je grootste angst, dat is de beste optie denk ik. Misschien is het dé toekomst, misschien is het één van de mogelijke toekomsten, want deze verandert bij elke stap die je zet. Ik hoop dat het niet vaststaat, anders heb ik echt geen idee wat we zouden kunnen doen. Ik weet het niet… Ik… Ik… Ik weet het niet.” Herhaalt hij zijn laatste woorden.

Ze kan zien dat hij boos is op zichzelf omdat hij haar niet kan troosten, of gerust kan stellen. Hij probeert het te verbergen, zoals alle negatieve emoties, maar hij is verzwakt, en zijn lichaam werkt niet mee. Waarom is hij boos? Of is het een andere emotie? Angst? Pijn? Ze zet een onschuldig gezicht op om hem van zijn schuldige gevoelens af te helpen en zegt: “nou ja, we zullen het zien. Hoe gaat het met je?”

“Goed” zegt hij snel. Té snel.

“Firenzo, eerlijk” dringt ze aan. Wat ze dus al dacht, hij probeert zijn negatieve emoties en gevoel te verbergen om haar niet bezorgd te maken, om niets aan de buitenwereld te hoeven laten zien, maar het is mislukt. Ze kent hem te goed om het niet te zien.

Opnieuw krijgt hij een mini-uitbarsting, net als een paar dagen geleden op het paard, toen hij haar voor het eerst had afgesnauwd. Er is wel een verschil, de vorige keer kon hij het niet tegenhouden, het gebeurde gewoon. Nu ziet ze in slechts een aantal seconden allerlei verschillende emoties over zijn gezicht glijden, strijdend om de voorhand te krijgen. Wat hij wil zeggen, wil hij toch niet zeggen. Ze ziet hoe hij het probeert tegen te houden, maar de woede wint en ze krijgt een kanonnade van verborgen gedachten over haar heen.

“Verdomme Anna, hoe denk je dat ik me voel?! Ik ben verwond door wolven omdat ik jou wilde beschermen, daardoor brak ik een paar ribben. Daarbij zijn de bijtwonden in mijn armen aan het ontsteken, ik heb hoge koorts, dat weet ik ook wel, ik hallucineer en ik heb een barstende koppijn! Hoe denk je dat ik me voel?”

Als ze stil blijft, met tranen in haar ogen, herhaalt hij zijn laatste woorden bijna schreeuwend. “Hoe denk je dat ik me voel?”

Ze weet dat hij het normaal niet zou zeggen, dat zijn gedachten door alles versterkt worden, maar toch, dat hij dát denkt, is wel erg kwetsend, ook al zijn het gedachten waar hij normaal niet eens over zou denken om ze uit te spreken. “Dat kan je me gewoon vertellen Fir, dan kan ik Elijo vragen of hij er iets voor heeft zodat het stopt,” zegt ze met een rustige, troostende stem.

Zijn gezichtsuitdrukking verandert naar een geschokte blik. “Nee.”

“Waarom niet, hij kan je helpen.”

“Gewoon niet, nee. Nee geen Elijo, asjeblieft,” met zijn ogen wijd opengesperd kijkt hij haar smekend aan. “Asjeblieft niet.”

Wat is er toch met hem aan de hand? Die koorts heet hem  hard te pakken, komt er in haar op. Ze pakt zijn rechterhand vast in haar koele handen. “Waarom wil je Elijo niet zien? Waarom mag hij je niet helpen? Volgens mij is hij heel aardig.” Hij ijlt. Dat moet wel.

“Maar hij.. hij.. hij..” twijfelt hij onzeker, “hij brengt pijn mee. Erge pijn.” Hij wijst met zijn andere hand naar zijn hoofd. “Daar.”

Ze gaat dicht naast hem zitten op het zachte stromatras. “Is het echt zo erg als hij er is?” vraagt ze verbaasd.

Hij knikt langzaam. “Het is nu al erg, maar als hij in de buurt is, is het bijna ondraaglijk. Vooral als hij de verbanden wisselt kan ik het bijna niet aan.”

“Zal ik vragen of ik het je mag brengen dan? Zodat de pijn minder is?”

Hij sluit uitgeput zijn ogen. “Zou je dat willen doen Anna? Morgenochtend?”

“Natuurlijk,” zegt ze lief, met als beloning een beverige glimlach.

Er valt een korte stilte, een prettige stilte die ze toch verbreekt. “Mag ik bij je liggen?”

Moeizaam schuift hij een stukje op. “Ja, is goed,” mompelt hij, “ik kan toch niet slapen, al dagen niet.”

Een golf van medelijden schiet door haar heen. “Rust dan maar gewoon lekker uit. Sliep je daarnet niet dan?”

Hij schudt zijn hoofd lichtjes, en kreunt dan zacht van de beweging. “Nee maar het gaat wel, nu jij er bent is het al beter. Nog sorry voor toen net, het werd me even iets te veel.”

“Het maakt niet uit, soms mag je je hart even luchten. Je weet dat het altijd bij mij mag, hè?”

Hij geeft geen antwoord.

Opnieuw is het een tijdje stil. Afwezig speelt ze met een paar plukken van zijn donkerbruine haar, het enige waar ze aan kan denken is hoe heet zijn lichaam is, hoe ver weg hij met zijn gedachten is, ook al is hij zo dichtbij, vlak naast haar. Ook denkt ze een lange tijd na over moeder Wyna, zij had geweten wat ze zou moeten doen om Firenzo te helpen. Ze had hen zo goed verzorgd, ze verdiende een betere dood dan vermoord worden door een demon. Ze had zoveel geheimen..

Opnieuw lopen de tranen over haar wangen van alle problemen om hen heen. Gelukkig hebben ze nu een kleine oase van rust in de grote woestijn van verraad en geheimen waar ze zojuist in terecht zijn gekomen, maar hoe moet het daarna verder?

Na wat voor haar uren lijken, valt ze in slaap, met haar handen nog steeds op het hoofd van haar broer.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top