18. Part_2

Sorry, sorry sorry dat het zo verschrikkelijk lang geduurd heeft voordat ik updatete! (Zo schrijf je dat toch?) Maar ik heb nu dit stukje voor jullie geschreven, en het is het allerlaatste stukje hoofdstuk van dit boek! Nu alleen nog de epiloog, en dan is het verhaal na 1 jaar en 2 maanden eindelijk af...

Read, Vote, Comment and Enjoy!

De vorige keer in Gehoornd:

Als Zaku voor de grote houten deur gaat staan, hoeft hij niet eens zijn stem te verheffen om boven het luide kabaal heen te komen. De mensen voelen zijn aanwezigheid aan, sluiten automatisch hun mond bij het zien van iemand die zo machtig is. Ze durven niet eens te fluisteren, ze kunnen alleen maar kijken, verstijfd van angst. Misschien is het de magie die dat met hen doet, misschien is het gewoon de aanblik van hun leider die hen laat rillen van ontzag.

"Maak je klaar. We openen de barricades nu," zegt hij. 


Ze staan op het open veld net voorbij de bossen, op de plek waar de ijzige vlakte van Sa'awa eindigt, maar de koelte nog duidelijk voelbaar is.

Met zijn zwaarden op zijn rug en de dolk voor zijn borst staat hij daar, kijkend naar de horizon, waar nog niets te zien is. Met zijn benen wijd gespreid en zijn armen gekruist voor zijn borst geslagen ziet hij er, net zoals Rory, die naast hem op dezelfde manier voor zich uit staat te staren, zelfverzekerd uit.

Hij voelt zich alles behalve dat.

Ondanks de vele lessen die hij heeft gehad in de Stad der Gehoornden van Meester Kenaz, en daarvoor van zijn roodharige vriend, zijn zijn zwaardtechnieken nog lang niet zo goed als die van de meesten van zijn vijanden. En dan heeft hij het nog niet eens over zijn talent met magie. Reveca heeft hem voordat ze op queeste naar het Fort gingen wel wat bijgespijkerd, maar zijn kunnen wat de magie betreft, is nog heel klein. Hij kan een schild oproepen als hij zich heel erg concentreert, maar het enige wat niet door zo'n schild heen kan komen is pijnmagie. Heel handig, volgens Reveca, want op die manier kan niemand je met gedachtekracht pijn doen, hetgene waar de dubbelgehoornden heel goed in zijn.

Verder kan hij nog met een pijl en een boog de wind lichtjes veranderen zodat de pijl aankomt bij zijn doel, maar dit heeft tijdens de strijd geen nut, gezien het feit dat hij geen boog bij zich draagt.

Kortom, hoe hard hij het ook zal proberen, hij vreest dat het weinig zin gaat hebben.

Anna staat naast Rory in haar eigen vechttenue. Ze kan bijna niet vechten met alleen haar eigen dolkachtige zwaard dat ze bij zich draagt, maar haar wachters staan bij haar en ze heeft haar hoorns.

Hij was erg verbaasd toen hij zag dat haar hoorns weg waren, verdwenen, totdat ze uitlegde dat dat de gebruiken zijn hier. Toen heeft hij 's avonds, vlak voordat Bette wegging, ook zijn hoorn laten verbergen. Het voelt niet anders, vindt hij, maar het ziet er wel vreemd uit. Zijn donkere haar lijkt ineens weer ontembaar.

Voor hen rijdt Zaku op een nachtzwart paard met gouden teugels heen en weer, aanzienlijk ongeduldig.

De gehoornden van de Stad hebben de hele nacht geprobeerd om door de barricades heen te komen, en nu ze die hebben geopend, zijn ze verdwenen.

Toch blijft het gehele leger wachten. Staan en wachten.

De zon rijst boven de bomen uit, verder omhoog, tot hij zijn hoogtepunt bereikt. Nog altijd is er geen spoor van de gehoornden uit de Stad.

Nu raken ook de mannen en vrouwen uit het leger onrustig, ongeduldig en hongerig. De ziekenposten voor gewonde strijders beginnen na het bevel van Bette eten uit te delen, wat het geroezemoes laat wegsterven.

Zelf knabbelt hij ook op een droog broodje. Hij voelt dat hij honger heeft, maar door de zenuwen krijgt hij geen hap door zijn keel. Als hij om zich heen kijkt ziet hij dat hij niet de enige is. Verschillende mannen, vrouwen en jongens eten haast niets.

Hij zou zo graag even met Anna praten, even zeggen dat alles goed komt, puur voor haar, want hij heeft het gevoel dat dat niet zo is, maar Zaku heeft hen duidelijk geïnstrueerd dat het niet toegestaan is om hun monden te openen behalve wanneer het gaat om een strijdkreet, een waarschuwing of een doodswens voorafgaande aan de strijd.

Vandaar dat hij in volledige stilte alleen zijn mond opent om zijn eten tergend langzaam naar binnen te schuiven.

Hij is net begonnen aan de laatste hap als er in de verte hoorns klinken. Niet veel later stormen er vanaf de horizon honderden witte strijders op hen af.

Hij gooit zijn laatste restjes eten op de grond en neemt zijn zwaarden uit de schachten op zijn rug. Met gebogen knieën en in de juiste starthouding wacht hij af tot de woeste mannen met hun wapens langzaam groter worden, totdat hij gedaantes kan herkennen.

Heer Dimitri, Heer Tomiu, en zelfs Heer Tallynn bevindt zich aan de frontlinie. Op een paard, uiteraard, zo wit en puur als het maanlicht zelf.

De strijd gaat beginnen, en hij blaast zijn adem uit in een zucht. Hij ziet er nog steeds tegenop, maar hij is er klaar voor.

De terreur van de Stad heeft lang genoeg geduurd, het is tijd dat daar een einde aan komt.

Zodra de meute witte strijders nog maar 5 boomlengten van hen af zijn, geeft Zaku het teken, en rennen ze allemaal met een strijdkreet die aan de andere kant van de Wildernes nog te horen is, richting de voorste linies van de vijand.

4 boomlengten.

Het woeste geluid van de vijand dringt zijn oren binnen, eist om gehoord te worden in de laatste uren voor de dood.

3 boomlengten.

Glanzende getrokken zwaarden en gespannen bogen komen in zijn zicht, eisend om gezien te worden, hem angst aanjagend.

2 boomlengten.

De paarden van de heersers van de Stad houden en beetje in, om niet voorop te lopen, om niemand van hen te missen als ze met lange zwaarden de voorste linie uit willen roeien.

1 boomlengte.

De gezichten van Heer Dimitri en Heer Tomiu zijn nu duidelijk herkenbaar. Hun grijswitte ogen spuwen vuur, een emotie die nog maar zelden gezien is bij hoge Heren zoals zij.

Dan ineens, staan de legers nog maar een voet van elkaar af. Even staat iedereen stil, onzeker over wat te doen, maar nog geen seconde later, barst de strijd los.

Paarden steigeren, mannen in de frontlinie schreeuwen en rennen met de puntige kant van de zwaarden op elkaar in.

Firenzo duikt onder het eerste zwaard door en komt net op tijd overeind om een ander zwaard dat in zijn richting komt, te ontwijken. Vervolgens, om de jonge man die bij de elitegroep van de strijders van de Stad hoorde, niet te vermoorden, trapt hij hem hard in zijn kruis, waarna hij het zachte gekreun achter zich laat.

Als hij om zich heen kijkt, merkt hij dat hij zijn geliefde zusje Anna uit het oog verloren is. Lang heeft hij niet om daar over na te denken, gezien het feit dat de ellenlange stroom van vijanden nog niet gestopt is.

Vele zwaarden, speren en paardenhoeven ontwijkend, sprint hij door het slagveld heen, af en toe een gemene trap of lichte steekwond uitdelend.

Hij weet dat hij niet altijd zo mededogend kan blijven, als hij deze oorlog wil winnen, zal hij genadeloos de vijand moeten kunnen doden. Dat is ook precies wat hij Rory hoort zeggen als deze ineens achter hem opduikt met Anna aan zijn zijde. Hijgend van het rennen, het beschermen van Anna  en het vechten met zijn twee zwaarden, schreeuwt hij Firenzo wat toe. "Je zal moeten doden, jongen, de eerste keer is het moeilijk, maar we winnen deze oorlog nooit als de vijand terug blijft komen."

Firenzo knikt, en zet zijn gedachten bij de eerste de beste ruiter die op hem afkomt, volledig op nul. Om zijn familie te beschermen, mag hij niet nadenken.

Met een luide kreet slaat hij beide zwaarden in het lichaam van de volwassen man uit de Stad voor hem. De ijzerachtige geur van bloed komt hem tegemoet zodra de zwaarden het lichaam van de man verlaten en hij op de grond zakt met schok zichtbaar in zijn ogen.

Pijn, spijt en woede zijn te zien op het gezicht, maar zijn uitdrukking vervaagt snel naarmate meer bloed zijn systeem verlaat en hij zijn laatste adem uitblaast.

Hij kent de man niet, dat maakt het makkelijker, maar de schok van het verscheuren van zijn eens zo schone ziel doet pijn. Hij heeft iemand vermoord.

Gedachten op nul, Fir! Hoort hij Anna hem in zijn hoofd toespreken. Als hij naar haar kijkt ziet hij de angst in haar ogen. De angst voor hem?

Het moest gebeuren Firenzo, laat het gaan. Denk er later over na, nu moet je overleven, zegt Anna.

Hij zucht, wetend dat ze gelijk heeft. Toch weet hij dat de uitpuilende ogen van de man in combinatie met het aanzicht en de geur van al het bloed voor eeuwig op zijn netvlies gebrand blijven.

De eerste is het ergste, Firenzo, nu zal het minder zijn.

Anna's stem dringt maar half tot hem door, maar hij krijgt het voor elkaar om het beest in hem naar voren te dringen, zodat het hem kan overnemen.

Zodra hij zijn gesloten ogen opent, ziet hij in de reflectie van Anna's ogen dat ze gloeien. Daarna is het enige waar hij aan kan denken het doden van de vijand. Het uitschakelen van de Stad.

Gerechtigheid, dat is hetgene waar hij voor vecht.

Het ene na het andere witte tenue van de vijand krijgt rode vlekken door zijn hand. Rory en Anna vechten met al hun kracht met hem mee, twee van hun wachters aan hun zijde. Hoewel ze met haar zwaard beweegt, is hetgene wat Anna doet niet echt fysiek vechten, want dat doet haar magische zwaard al voor haar. Ze hoeft haar negatieve gedachten alleen maar naar het zwaard te spreken en te wijzen naar de witte vechttenues van de Stad, en de mannen en vrouwen vallen op miraculeuze wijze neer, morsdood.

Toch blijft Rory angstvallig om haar heen draaien, alle gevaren die haar vanuit haar rug benaderen, uit de weg ruimend. Het is duidelijk te zien dat Anna er nerveus van wordt, zijn continue gedraai om haar heen. Het is aan haar gezicht te zien dat ze doodsbang is om hem te raken, dat hij door haar zal sterven.

Het valt Firenzo, die door de ogen van zijn lichaam meekijkt, wel op, maar het beest in hem dat zijn lichaam beheerst om genadeloos te kunnen doden, let alleen maar op zijn vechttechnieken en overleving.

Hij vindt het maar een vreemd gevoel, overgeleverd zijn aan het beest. Hij weet dat het zijn ware aard is, de Gehoornde in hem, dat het Hemelgod Torin is die in hem voortleeft. Toch laat hij het allemaal maar gaan, ondanks dat hij bij elke moord mentaal in elkaar krimpt.

Nog een dode op de lijst.

Nog een extra moord.

Hij is de tel kwijtgeraakt van degenen die hij inmiddels naar de hoge hemelen heeft gestuurd, en hij weet dat hij nog lang niet klaar is. Het leger van de Stad is gigantisch, en hun strijders zijn goed, ze weten hoe te vechten. Gelukkig weten zij zelf dat ook,  maar het gaat redelijk gelijk op. Velen zijn gestorven door de hand van de dubbelgehoornden uit de Raad van de Stad, omdat het niemand lukt om hen te doden.

Hij weet wat hem te doen staat, hij zal niet toelaten dat anderen zullen sterven op een onmogelijke missie. Hij krijgt het gevoel dat hij weet hoe hij de Heren moet doden, dat hij weet hoe hij de Stad kan verzwakken, hoe hij een einde moet maken aan deze bloederige, allesvernietigende strijd.

Hij heeft nog geen plan uitgewerkt, maar hij voelt aan dat Torin het werk voor hem zal doen. 

Als er enkele momenten lang niemand om hen heen staat en ze worden omringd door het angstaanjagende zicht van talloze witte lijken op vuurrood gras, wenkt hij zijn vrienden.

"Ik heb een plan," liegt hij, zijn ogen nog altijd gloeiend. "Ik weet hoe ik de basis van het leger van de Stad moet verwoesten."

Anna kijkt hem vragend aan, en voordat ze spreekt, weet hij al wat ze gaat zeggen.

Weet je dat echt, Fir?

-Nee, antwoordt hij, eerlijk ditmaal, maar Hemelgod Torin heeft een plan, ik voel het, in mijn aderen, in mijn bloed en in mijn botten. Hij weet wat ons te doen staat, hij kan ons hier doorheen leiden.

Ze knikt, woordeloos.

Wat is ze sterk vandaag, zijn lieve zusje, ze is zo sterk, veel sterker dan de meesten denken. Rory is gewond aan zijn been, waardoor hij nog lichtjes hinkt, zelfs nadat Anna midden in het strijdgewoel zijn hand en been heeft vastgehouden, zodat het zou genezen. Ze doodde niemand als dat niet nodig was, ze doodde puur en alleen uit verdediging, maar zonder ook maar een maal met haar ogen te knipperen.

Ze is zo sterk, en ze begrijpt precies wat hij bedoelt.

"Volg hem," roept ze over het harde lawaai van het gevecht heen. "De Hemelgod is met hem, vertrouw op hem, vertrouw op Torin."

Dat haalt direct alle strijders om hen heen over om hem te volgen.

Vreemd genoeg valt niemand hen aan als ze in een donkere stoet op weg gaan naar Heer Tallynn, als de engelen van de dood.

Je straalt een sterk aura uit, Fir, ze voelen aan dat je sterker bent dan zij, hoort hij Anna zeggen net wanneer hij zich afvraagt waarom.

Met elke stap die ze dichter naar Heer Tallynn zetten, voelt hij zich zekerder van zichzelf, maar hij heeft ook steeds minder controle over zijn lichaam.

Het beest, of beter gezegd; Hemelgod Torin, neemt haast zijn gehele

bewustzijn over, tot hij echt alleen nog maar door de ogen van zijn eigen lichaam heen kan kijken.

Het is net alsof hij dood is, merkt hij op. Altijd, gedurende zijn hele leven heeft hij gedacht dat wanneer hij dood zou zijn, hij zijn eigen lichaam zou zien, er even boven zou zweven, niet meer in staat om zijn armen te bewegen. Vervolgens zou hij als een vogel naar de hoge hemelen vliegen, om daar te rusten voor de rest van de tijd.

Nu zweeft hij er niet boven, maar hij kan nog steeds zijn ledematen niet bewegen, hij kan zelfs niet naar eigen wil met zijn ogen knipperen. Hij kan zelfs zijn eigen lichaam niet tegenhouden als Torin begint te schreeuwen. "Tallynn! Waar ben je, lafaard! Kom me halen! Neem mijn macht voor je eigen gebruik, verrader!"


Mannen in tenues van beide kleuren stoppen met vechten, om vol bewondering naar hem te kijken. Ze voelen zijn macht, zijn lef, hebben ontzag voor hem.

Heer Tallynn is nog altijd niet zichtbaar, hij laat zich niet zien.

"Neem mijn kracht, Tallynn! Ik zal je niet eens tegenhouden!"

Waarom zegt Torin dit?

Zou hij het menen? Nee toch? Hij hoopt van niet, want dat zou betekenen dat hij alles alleen maar erger zou maken.

Waarschijnlijk is het alleen om de man te lokken, ja, dat moet het zijn.

Dan, in de verte, wordt het melkwitte paard van Heer Tallynn zichtbaar, met aan zijn zijden de paarden van Heer Dimitri en Heer Tomiu in dezelfde kleur.

De mannen berijden de paarden statisch, golven van macht rollen van hen af als water in de zee. Mannen en vrouwen staken gevechten om te kunnen kijken naar de manier waarop zij rijden, emotieloos, genadeloos, maar vol elegantie.

Zonder dat hij het heeft gemerkt is er naarmate de drie paarden met hun ruiters zijn genaderd, een grote open plek ontstaan. De talloze gehoornden van beide kampen staan er in vrede omheen, alle gevechten zijn opgehouden.

Ieder is in voor wat vermaak, al zij het tijdens de strijd, ieder heeft er wat voor over om tijdelijk veilig te zijn.

Gracieus stappen de drie Heren af, om hem vervolgens langzaam te benaderen.

"Jonge Firenzo, wat een verrassing," spreekt Heer Tallynn langzaam. "De verrader van de Stad wil een einde aan me maken, wat een moed." Hij begint zacht te lachen, een laag, raspend en griezelig geluid.

"Geen zorgen, jongeling, ik zal je snel naar je pleegmoeder sturen, uit vergiffenis."

"Jij!" hoort hij Anna schreeuwen vanaf de zijlijn. "Dat was jij! Jij hebt haar vermoord!" Ze is woedend, net als hij, maar hij kan er niets aan doen, nog altijd heeft hij geen controle over zijn lichaam, zelfs al houdt Torin zich angstwekkend stil.

"Natuurlijk heb ik haar vermoord, jongeling," zegt hij, Anna volledig negerend, hoewel hij wel op haar uitbarsting ingaat. "Ze liep te veel in de weg, en ik moest er voor zorgen dat jullie de zogenoemde Zaku Pyür zouden gaan haten, jullie váder," hij spuugt het woord uit, "zou zoiets nooit bij zijn eigen kroost aan kunnen doen. Op sommige punten is hij echt een zwakkeling."

Opeens wordt hij van achteren vastgepakt bij zijn armen, maar nog altijd doet Torin niets.

Hij wil schreeuwen dat ze hem los moeten laten, hij wil worstelen en spartelen om vrij te komen, maar zijn lichaam beweegt niet mee. Torin blijft stilstaan, en doet niets.

"Jij echter, jongeling," gaat Heer Tallynn verder, "hebt een veel machtiger aura dan je vader heeft. Jij bent geen zwakkeling, maar de kracht wordt op deze manier verspild. Een jongen hoort geen macht te hebben die hij niet gebruikt. Gezag is er om gebruikt te worden, en dat doe jij niet, jongeling." Een wind komt opzetten, het maakt dat het haast glanzend witte gewaad van de Heren alle kanten op waait.

"Zoals je al zei, jongeling, zal ik niet twijfelen om je macht af te pakken, het maakt mij niet uit wat anderen van mij zullen denken. Met jouw kracht ben ik onsterfelijk, onverslaanbaar en onaanraakbaar! Ik zal onoverwinnelijk zijn!" schreeuwt hij. "En jij," wendt hij zich fluisterend tot zijn lieve zusje, "zal mijn persoonlijke slavin zijn."

Met die woorden legt Heer Tallynn zijn handen op Firenzo's hoofd en hart.

Zodra hij het voelt, het gevoel alsof al zijn kracht uit hem verdwijnt en niets dan ijs zijn lichaam vult, dringt niets meer tot hem door, ook Anna's gegil en geschreeuw niet meer. Alles in hem wordt zwaar, zo verschrikkelijk zwaar. Alleen al kijken is vermoeiend, en hij wil niets liever dan zijn ogen sluiten. Hij voelt Torin al lang niet meer in hem, hij is verdwenen, hij heeft hem achter gelaten in zijn eigen lichaam, dat op dit moment vernield wordt.

Tenminste, dat denkt hij. Dit kan toch niet waar zijn? Nu maakt hij het echt erger, Heer Tallynn zal onoverwinnelijk zijn, en waarschijnlijk heel Angora vernietigen.

Nee. Dat mag niet gebeuren. Hij moet hem tegenhouden. Maar hoe erg hij het ook probeert, het is niet mogelijk om ook maar een van zijn ledematen te bewegen. Ze lijken bevroren in lagen van ijs, duister ijs. IJs dat prikt aan de binnen- en buitenkant van zijn lichaam en gedachten.

Eindelijk laat Heer Tallynn hem los, waarna ze beiden op de grond vallen. De neiging om zijn ogen te sluiten is zo groot, dat hij het ook even doet. Het is zo verleidelijk om alles gewoon te laten gaan...

Wat maakt het uit dat de wereld vernietigd wordt? Hij zal er toch niet meer zijn.


Je zusje zal er nog steeds zijn, en haar zielsverwant, en jouw vrienden. Hoort hij een zware stem zeggen. Je hebt het nog steeds in je om er een eind aan te maken, aan Tallynn's terreur. Hij is nu ook zwak, voor even, maar hij herstelt snel. Je kunt het, Firenzo, maak iedereen trots, wordt een held.


Hij weet dat het Hemelgod Torin was, die tot hem sprak. Hij had hem toch niet alleen gelaten!

Die gedachte geeft hem kracht, en een idee, een risicovol idee met weinig kans van slagen, maar zijn enige plan.

Met trillende handen maakt hij zijn borstzakje open, waar de gouden dolk nog altijd in zit. Hij opent zijn ogen met moeite, en laat zijn arm, nog altijd liggend in de boog zwaaien die hij van Kenaz had geleerd. Met een zwiepend geluid schiet de glinsterende gouden dolk op de inmiddels weer met moeite rechtopstaande Heer af. Een enkele seconde later is er een hap naar adem te horen en er wordt een donkerrode vlek zichtbaar op de plek waar het hart van Heer Tallynn hoort te zitten.

De bejaarde man zakt in elkaar, niet in staat op zijn benen te blijven staan.

Firenzo glimlacht, als alles goed gaat sterft de terreur met de man die zo even nog onoverwinnelijk was.


Hij kijkt nog een keer naar de menigte om hen heen, waar zijn ogen de blik vangen van het mooiste meisje dat hij ooit gezien heeft.

Die prachtige blauwe ogen die schitteren van geluk en tegelijkertijd verdriet. Die prachtige blauwe ogen waar hij zijn blik niet vanaf kan wenden, zijn de laatste dingen die hij ziet.


Dan wordt hij omringd door een gouden licht, alsof de zon zijn stralen alleen op hem laat vallen. Hij sluit zijn ogen en laat zijn geest meevoeren naar de plek waar het licht hem brengt.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top