15. Part_2

Sorry dat het zo lang duurde, maar er kwam zoveel tussen terwijl het hoofdstuk al lang af was... Het spijt me, sorry, vergeef me *trekt zielig gezicht*

Anyway, door een schrijverscursus van Marcel van Driel die ik gisteren gehad heb met het Gala voor het Fantastische Boek (waar ik ook Thomas Olde heuvelt voor de tweede keer (!) heb gezien/gesproken en de vrouw heb ontmoet waarvan ik mijn hele inspiratie van dit verhaal heb gekregen, Bianca Mastenbroek- geheugenstrijd), heb ik besloten dat ik mijn verhaal eens grondig moet gaan herzien, omdat er stiekem toch heel veel dingen niet kloppen en vele malen beter kunnen. Daarbij komt ook nog eens dat het volgende week carnaval is... Kortom: het kan even duren voordat er een nieuwe update komt. Dan zijn jullie alvast gewaarschuwd.

Read, Vote, Comment and Enjoy! x

WAT VOORAF GING AAN GEHOORND:

 “Eigenlijk,” begint ze zacht, maar toch voelt ze meteen de druk van alle vijf de blikken op haar, “hebben we meteen al iets nodig.”

Terwijl ze praat, voelt ze hoe haar zelfvertrouwen stijgt. Aloy, Finley, Iann en Keegan kijken haar direct afwachtend en nieuwsgierig aan. Mooi.

“Wat heb je nodig?” vraagt Finley, als ze maar niet verder gaat met haar zin. Ze haalt een keer diep adem voordat ze zegt wat ze wil hebben.

“Antwoorden.”

Aan de gezichten van de jongens te zien is dat niet wat ze verwacht hadden om te horen. De normaal al bleke huid van Aloy wordt nog witter, waardoor het lijkt alsof ze tegen een spook praat.

“Ik hoef niet over alles dingen te weten hoor, maar we hebben zoveel vragen die Zaku gewoon niet beantwoordt! Ik weet zeker dat jullie het antwoord ook weten. Asjeblieft?” Bij het laatste woord zorgt ze er voor dat haar stem vol met onschuldige hoop ligt.

Het lijkt te helpen, want Finley haalt zijn schouders op. “Ach, wat kan het ook voor een kwaad. We kunnen inderdaad een hoop vragen beantwoorden, sommige dingen vertellen we anders toch wel.” Hij kijkt Aloy en Keegan vragend aan, gezien zij de enige twee zijn die er nog twijfels over lijken te hebben. Ian knikt beamend met Finley mee, om te laten weten dat hij het met de jongste van de vier eens is.

Ze zuchten tegelijk maar stemmen toch met het voorstel in. “Op een voorwaarde,” klinkt de zware stem van Keegan, “we mogen, als wij denken dat dat nodig is, vragen afwijzen zodat we hem niet hoeven te beantwoorden.”

Blij dat in elk geval een paar van haar vragen verduidelijkt zullen worden, glimlacht ze knikkend. “Is goed!” Ze werpt een korte blik op Rory, die aangeeft dat hij de eerste vraag wil stellen.

“Waar zijn we?” Hij schraapt zijn keel. “Ik bedoel, als je kijkt naar de bekende kaarten van de Wildernes, in welke richting vanuit hier ligt de Stad der Gehoornden, en hoever ligt Angora hiervandaan?”

Hun gloednieuwe wachters lijken zonder woorden met elkaar te overleggen. Uiteindelijk neemt Aloy het woord.

“Jullie bevinden jullie in Fort Thrythwig, dit ligt enkele honderden mijlen ten noorden van het echte Thrythwig, wat slechts een paar dagen reizen ten oosten van Angora ligt.”

Rory denkt even na, alsof hij de kaart van de Wildernes voor zich probeert te zien om te bepalen waar ze nu precies zijn. Na een tijdje opent hij zijn ogen, blijkbaar tevreden met het antwoord, zelfs al bleef Aloy redelijk vaag over de locatie.

Nu is ze zelf aan de beurt. Welke vraag zal ze stellen? En hoe krijgt ze de vraag juist geformuleerd waardoor ze hem niet zullen afwijzen? Terwijl ze daarmee bezig is, komt er een andere, dringendere vraag in haar op, de vraag die redelijk ver naar de achtergrond was gedreven, maar nu ineens in haar opkomt. Ze moet het gewoon weten.

“Aron heeft gezegd dat ik er waardig uitzie als een van de dochters van Zaku. W-wil dat zeggen dat,” stottert ze, vallend over de uitspraak van de niet al te lastige woorden, “dat ik zu-zussen heb?” Ze kijkt hoopvol op naar haar wachters, die opnieuw in een stille conversatie verzonken lijken te zijn. Ze wil het antwoord zo graag weten! Als ze zussen heeft, zou ze dan eindelijk een echte familie kunnen hebben, zoals ze dat al zo lang gewild heeft? Een echte familie, met een vader en een moeder, zussen en zielsverwanten, en natuurlijk haar geliefde tweelingbroer, Firenzo. Dan moet hij wel hierheen gehaald worden, zodat ze samen als een hechte familie, in alle vrede kunnen leven. Het brengt haar oude leven allicht niet terug, maar misschien zal ze dan weer kunnen leven zonder zorgen. Niet dat zussen daarbij helpen, maar misschien kunnen zij haar wel helpen met het werken aan de band tussen haar en haar biologische vader, Zaku.

“Anna? Heb je me gehoord?” Aloy, die plotseling voor haar staat, schudt zachtjes aan haar schouders.

Heeft ze nu het antwoord gemist? Nee toch zeker, ze heeft het antwoord niet gemist toch?

Blijkbaar wel.

Schaapachtig schudt ze haar hoofd, een rozerode blos kruipt via haar hals omhoog.

Aloy en Rory grinniken zacht, maar gelukkig wil hij het best nog een keer herhalen. “Nou, Anna, het zit zo. Voordat jij geboren was, hadden Zaku en zijn zielsverwant Bette, al een keer eerder een dochter, maar zij is helaas overleden toen ze drie zomers  was, door de slechte omstandigheden waarin ze gedoemd was te leven. Ik neem aan dat Zaku dat wel verteld heeft?”

Ze knikt, dat had hij. Dan is haar oudere zus dus overleden in de kerkers van de Stad. De bal met opgekropte woede wordt door dit nieuws weer een beetje gevoed, maar dit keer is de woede niet gericht aan Zaku, maar aan Heer Tallynn en Heer Fearghus, en elke Heer voor hem. Ze wil hen dood, weg ermee. Dankzij hen is de kans op een grote familie kleiner geworden, en daar zullen ze voor boeten.

Ze schrikt zelf van haar wraakgevoelens. Zo denkt ze normaal nooit toch? Het ligt vast aan deze donkere omgeving, het doet rare dingen met haar geest.

“Wat was haar naam?” fluistert ze zacht, maar net hard genoeg zodat Aloy, Rory en Finley, die dichterbij staan dan Ian en Keegan, het kunnen horen.

Finley glimlacht triest. “Haar naam was Laeticia, het betekent vreugde, als beeld voor de eerste echte vreugde in het leven van Bette. Helaas duurde die vreugde niet lang.”

Ze dringt een zoute traan die weg wil glippen uit haar waterige ogen terug om te voorkomen dat ze gaat huilen.

Ondertussen praat Aloy verder. “Maar, Anna, ik was nog niet klaar. Je hebt verder geen zus meer, maar je krijgt binnenkort nog wel een jonger broertje, genaamd Xen. Over ongeveer een twee manen wordt hij geboren.”

Waarom weet ze niet, maar de wetenschap dat ze hier niet alleen zal zijn maakt haar blij. Dan bedenkt ze zich iets. “Maar,” begint ze, “toen ik Bette gisterenavond zag, leek het helemaal niet alsof ze een kind verwacht!”

Dat is een vraag die Rory voor haar beantwoordt. “Heb je dat dan nog niet gehad bij de genezers lieverd?” vraagt hij. Als ze haar hoofd schudt glimlacht hij naar haar. “Gehoornde vrouwen die een kind verwachten van hun zielsverwant, zijn maar vier tot vijf manen lang zwanger, veel korter dan de mensen. Dat komt doordat Gehoornden veel sterker zijn dan mensen, in de eerste fase is de vrouw alleen moe en verbruikt ze veel energie voor haar ongeboren kind, maar na ongeveer drie manen begint het kind in een rap tempo te groeien, waarna het binnen een maan volgroeid is en geboren kan worden. Snap je?” Ze knikt begrijpend na de korte biologieles van Rory. Het verklaart ook meteen waarom het kind al zo snel geboren wordt. Volgens Zaku was haar moeder nog niet zo’n lange tijd in Thrythwig, de reden waarom ze nooit een kind van Zaku zou kunnen verwachten, was de voortplanting zo langzaam gegaan als bij normale mensen.

Aloy zet zijn handen in zijn zij. “Verder nog vragen, domina?” zegt hij grappend in een vreemde taal. Op de manier waarop hij het zegt, gokt ze dat het zoiets betekent als mevrouw of Vrouwe. Ze denkt even na.

Juist op het moment dat ze een vraag weet om te stellen, is haar zielsverwant haar voor. Hij stelt precies dezelfde vraag die ze wilde gaan stellen, maar beter geformuleerd dan dat zij ooit zou kunnen doen. Het is net alsof hij gedachten kan lezen! Zou het iets zijn wat te maken heeft met de band tussen twee verwanten?

“Ik heb van Zaku begrepen dat er vele Gehoornden zijn in dit Fort, jullie inbegrepen. Hoe is het dan mogelijk dat niemand zichtbare hoorns heeft? Is dat magie?”

Hierover hoeven de wachters geen moment na te denken. Ian, die tot op dat moment nog niets gezegd heeft op zijn naam na, legt alles uit. Hij heeft een zachte, aangename stem die duidelijk te horen is.

“Dat is een van de eerste dingen die men te horen krijgt als er nieuwe wezens wensen te wonen en leven in Thrythwig. Het is eigenlijk een voorwaarde voor het beschermd leven hier. Het heeft te maken met de waarheid die Zaku heeft gevonden. Dubbelgehoornden blijken helemaal niet zeldzaam of machtiger te zijn, ze zijn alleen bestemd voor andere soorten van de magie. Dit betekent dus dat in principe elke Gehoornde gelijk is. Helaas denken nog steeds veel wezens dat dubbelgehoornden vele malen machtiger, slimmer en zeldzamer zijn waardoor er soms op hen gejaagd wordt. Zaku wilde dit stoppen, hij wilde gelijkheid voor elk wezen in de Wildernes, te beginnen bij Thrythwig.

Door middel van een magisch drankje, gemaakt door elfen en Gehoornden in samenwerking, wordt elk magisch aspect van elk wezen geneutraliseerd. Elfen raken hun puntoren kwijt, Gehoornden hun hoorn, dwergen worden langer en de Saters krijgen normale benen, net als de centaurs. Hierdoor zijn we allemaal gelijk aan de mensen, al kan je met een geoefend oog wel zien wie oorspronkelijk welk wezen is.

Het is erg prettig, hier in Thrythwig is iedereen aan elkaar gelijk op basis van uiterlijk en magietoegankelijkheid, alleen in functie kun je elkaar overtreffen. Je hebt, net als in de Stad, verschillende groepen als genezers en jagers, maar het is niet zo dat als je bij de jagers zit, je beter bent dan een genezer. Je moet je best doen om een hogere functie te krijgen binnen je groep. Is dat te volgen?” Hij glimlacht geduldig na zijn uitleg.

Het principe is erg mooi, iedereen is gelijk aan elkaar, je moet je best doen om hogerop te komen.

Rory is echter wel wat kritischer. “Hoe wordt er dan geregeerd? Ik neem aan dat Zaku dat niet in zijn eentje doet.”

Finley is de eerste om te antwoorden. “Zaku regeert Thrythwig praktisch alleen, maar hij heeft wel een aantal adviseurs, gekozen door Thrythwig zelf. Uiteindelijk heeft hij het laatste woord, maar de burgers hebben hier geen problemen mee, wij vinden dat hij het goed doet. Hij heeft ons gered van het leven als een banneling, en wij zijn hem daar dankbaar voor, we zullen niet klagen.”

Ze lijken inderdaad oprecht gelukkig te zijn hier, vrolijk, ontspannen.

Er valt een stilte, waarin duidelijk is dat iedereen aan andere dingen denkt. De wachters denken zeer waarschijnlijk na over hun leven als banneling, Rory waarschijnlijk over Thrythwig, en zijzelf over, niets. Na deze antwoorden voelt ze zich vreemd licht, alsof er een last van haar schouders is gevallen. Ze begint te geloven dat Zaku echt het beste met de Wildernes voor heeft, maar wie is zij om dat te bepalen? Het is niet zo alsof ze iets afweet van het echte leven hier, ze zit tenslotte nog steeds opgesloten in dit fort als een gevangene, zonder haar broer en bewaakt door wachters.

Aloy verbreekt de stilte terwijl hij met zijn linkerhand door zijn glanzende witte haar strijkt om het uit zijn grijzige ogen te vegen. Ze glinsteren licht in de gloeiing van de brandende fakkels en de felle, gouden zonnen. “Jullie vragen doen me denken aan een paar dingen die ik geacht was jullie te laten zien. De vrouw van Zaku, Bette, tevens ook jouw moeder Anna, heeft ons persoonlijk gevraagd je naar haar toe te brengen zodat ze even met je kon praten, ik dacht dat ze letterlijk zei: Ik zou graag de verloren tijd met mijn dochter inhalen.” Hij werpt een korte blik op haar alvorens weer vlug zijn ogen te sluiten in de hoop te kunnen onthouden wat hij nog meer zeggen moet. “Echter, voordat we dat kunnen doen, moet ik jullie nog even naar de genezers brengen, die jullie het drankje toe zullen dienen waardoor jullie net zo gelijk zijn aan de rest van de burgers van Thrythwig.”

Naast haar voelt ze hoe Rory verstijft, duidelijk geschrokken. Zelf schrikt ze er ook wel een beetje van, want ook al heeft ze haar hoorns nog niet zo lang, ze kan zeker begrijpen dat Rory de zijne nooit kwijt zou willen raken. Zijn hoorn maakt een deel uit van hem, ze zou hem niet kunnen voorstellen zonder de trotse hoorn op zijn hoofd.

Ze grijpt zijn hand en knijpt er voorzichtig in, als teken dat ze hem begrijpt.  

Ook Finley, die ziet dat het Rory afschrikt, stelt hem gerust. “Het drankje werkt maar tijdelijk, meestal is het rond middernacht weer uitgewerkt mits je het drankje bij het ontbijt inneemt, waardoor het weer zichtbaar wordt. Zo kun je na een aantal weken een sterkere variant van het drankje pakken, deze werkt een aantal weken. Als je hebt bewezen dat je een waardig burger van Thrythwig bent, zal je hoorn pas helemaal verhuld worden.”

De gespannen spieren van zijn arm verslappen merkbaar na deze opluchting, toch klinkt zijn stem nog aarzelend als hij vraagt of het met de verbloeming nog wel mogelijk is om de magie te beheersen, hetzelfde als voorheen. Keegan grinnikt zacht en bevestigt met een volmondige ‘ja’ dat dat nog zeker mogelijk is. “Er verandert uiteindelijk niets,” zegt hij. “Alleen dat de hoorn niet meer zichtbaar is.”

Nu ontspant hij weer bijna volledig, maar hij is nog altijd op zijn hoede, zoals eigenlijk altijd wanneer er ook maar een spoor van gevaar in de buurt is, en zijzelf binnen handbereik is.

Ze gaat op haar tenen staan om hem een rustige kus op zijn mond te geven, wat meteen een gevoel van vlinders in haar hele lichaam loslaat. Met een glimlach komt ze weer terug op de bal van haar voeten.

“Zullen we dan maar gaan? Ik geloof dat hoe langer we wachten, hoe later we bij Bette aankomen. Ervan uitgaande dat ze net zo ongeduldig is als Zaku, denk ik niet dat we haar nog veel langer moeten laten wachten.”

“Ga maar even rustig zitten hier, dan kun je het drankje zo innemen.” Een jonge vrouw in de bloei van haar leven zet Rory voorzichtig neer op een zacht bed in de hoek van de ruimte, waarna ze naar een grote kast loopt om het goedje te halen. Ze zijn met zijn allen in de armzalige ziekenzaal van Fort Thrythwig. Blijkbaar zijn er bijna nooit zieken of gewonden als je in een fort woont waar bijna niets je kan bereiken.

Ondanks de vele pogingen om Rory volledig gerust te stellen, is hij nog erg gespannen en nerveus. Dat was ook de reden waarom ze zelf als eerste het drankje in had genomen. Het was, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, smaakloos, en werkte binnen een paar minuten.

Na de behandeling, zoals de vrouw het mooi noemde, was ze maar heel even gedesoriënteerd en wat duizelig, maar dat trok al snel weg. Ze kon binnen een korte tijd weer gewoon opstaan alsof er niets gebeurd was.

Het voelt ook niet alsof er iets gebeurd is, bedenkt ze. Het vertrouwde gevoel van het gewicht dat ze met zich meedraagt op haar hoofd is er nog steeds, dus de hoorns zijn er nog wel. Toch is het erg apart. Ze zijn er nog wel, maar ze zijn er ook niet, want je kan ze niet zien en ook niet aanraken. Toch kan ze ze nog wel voelen.

Ze gaat naast haar vriend zitten en pakt zijn linkerhand stevig vast. “Je merkt helemaal niet dat ze weg zijn, je kan ze alleen niet aanraken,” fluistert ze hem toe. “Het komt allemaal wel goed, maak je maar niet druk.”

Hij knikt, maar ze kan zien dat het hem niet los laat, hij is nog steeds verschrikkelijk nerveus.  Daarom blijft ze naast hem zitten als de vrouw in haar donkergrijze gewaad terug komt en hem met een soepele polsbeweging het kristallen glas aangeeft. Met trillende handen neemt hij het aan, zijn gezicht wit weggetrokken. Hij beweegt het tergend langzaam naar zijn gezicht, waar hij het uiteindelijk in een beweging snel zijn mond ingiet.

Het enige wat ze kan doen is hem kalm proberen te houden als hij het glas heeft weggezet, maar ze heeft niet echt het gevoel dat het werkt.

Ze is opgelucht als het voorbij is en ze weer op de been zijn richting Bette. Rory lijkt er, net zoals ze zei, inderdaad niet veel van te merken, hij blijft alleen af en toe met zijn handen door zijn haar gaan, in de hoop dat hij iets zal voelen, maar zonder enig resultaat.

Na vele gangen, hoeken en deuren houdt Ian, die voorop loopt, stil bij een wit met lichtgroene deur. De deur is erg misplaatst in de donkere gangen van het fort, maar het doet haar goed om te zien dat haar moeder net zo erg tegen al het zwarte en sombere is als zijzelf.

Aloy gebaart dat ze naar voren moet komen om zelf op de deur te kloppen. “Wij zullen hier bij de deur blijven staan, maar als je ons nodig hebt, hoef je maar te roepen, oké?”

Ze knikt, nu is zij degene met de zenuwen.

Ze ademt een aantal keer diep in en uit om de moed bij elkaar te sparen. Kom op, spreekt ze zichzelf toe. Het is je moeder maar, Anna, het is je moeder maar, er kan niets gebeuren.

Ze weet dat het zo is. Maar zo voelt het niet. Aarzelend klopt ze na een tijdje zacht op de deur.

Het voelt alsof er eeuwen voorbij gaan voordat er antwoord komt, maar dan, uiteindelijk, schuift de deur een gleuf binnen, waardoor de ruimte erachter zichtbaar wordt. En daar staat ze, daar staat haar moeder met een glimlach op haar te wachten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top