13. Part_1

¡Hola! Hoe gaat het met jullie?
Fijn he, we mogen weer naar school na die heerlijke vrije weken van kerstvakantie (als je die had natuurlijk, maar daar ga ik wel van uit.) Dit brengt me wel bij het volgende. Aangezien het nu dus volgend jaar 2016 is, wil dat zeggen dat het nu 2015 is, terwijl het bij de vorige post nog maar 2014 was. Daarom voel ik me gedwongen te zeggen: Gelukkig nieuwjaar!!
Fijn. Zijn we daar ook weer vanaf, al zou ik graag hetzelfde van mijn lezers horen :) Jullie dus.
Anyways, hier is het eerste deel van hoofdstuk 13!
Read, Vote, Comment and Enjoy! Xxx Sanne

13.

Heer Tallynn,

Ondanks alles wat we geprobeerd hebben, vrees ik dat we te laat zijn. Het duister heeft hen in zijn greep, ze zijn verloren.

Wij zijn verloren. Verdoemd.

Verdoemd om ten onder te gaan, net als De Hoge Heer Torin toentertijd. Onze laatste hoop is opgelost in de lucht, verdwenen om vervolgens geduisterd te worden door het kwaad. We zullen ons met man en macht voor moeten gaan bereiden.

~Heer Tomiu~

Nee. Dat is dus absoluut niet mogelijk.

Hij is dood. Ze heeft hem dood zien gaan. Zeker weten. Ze zag met eigen ogen hoe hij mishandeld, zelfs verminkt werd op het schavot in Velebora. Ze zag hoe hij uiteindelijk, nog op het schavot, aan zijn verwondingen stierf. Ze heeft zelfs de geur van zijn bloed, de geur van de dood geroken, en als ze diep nadenkt, diep graaft naar die herinnering, weet ze dat ze die geur nog steeds kan ruiken. Ze heeft gezien hoe de gieren nog wekenlang boven zijn lichaam cirkelden, wachtend op hun kans om zijn vlees van zijn botten te scheuren. Kortom: hij kán niet leven, hij kán niet hier zijn.

“Bedrog,” zegt ze alleen. Ze zegt het niet zomaar, ze spuugt de woorden naar hem toe, als dodelijk gif. Hij moet wel een bedrieger zijn, het kan niet anders.

Naast haar voelt ze hoe Rory verstijft, alsof hij bang is van de man die daar in zijn zwarte mantel naar hen staat te kijken. Zaku, - ze twijfelt er niet aan om hem aan te spreken met Naymer, -  kan haar alleen maar glimlachend aankijken.

“Ik ben blij te zien dat je waardig bent opgegroeid, mijn lieveling. Wyna heeft je juist opgevoed.”

Hoe durft hij zo te reageren! Hoe durft hij moeder Wyna zo te beledigen. Woedend is ze, woedend. Ze balt haar handen tot vuisten. Het verbaast haar dat niemand het lijkt op te merken.

“We zouden graag uw verhaal horen, Heer Zaku,” zegt Rory kalm. “Ik weet haast zeker dat u veel hebt uit te leggen.”

“Oh vertrouw me,” grinnikt Zaku zacht, “dat heb ik zeker. Al vrees ik wel dat de waarheid misschien wat…” hij zwijgt. “Schokkend kan lijken.”

“Vertrouwen moet je verdienen, Zaku, dat krijg je niet zomaar.”

Als hij echt vader Naymer is, zou hij moeten weten wat dat betekent, wat ze er mee bedoelt. Moeder Wyna gebruikte die woorden vaak, als de afgezanten van de koning weer naar het dorpje kwamen om hun kleine beetje geld wat ze hadden, af te pakken. Ze zeiden altijd dat de dorpelingen hen maar moesten vertrouwen, dat er zeker goede dingen werden gedaan met het weinige goud dat Velebora kon geven.

Moeder Wyna riep hen dan altijd spottend toe dat vertrouwen niet iets was dat je kon krijgen, je moest het verdienen, laten blijken dat je het waard was. Vader Naymer moest haar dan altijd tegenhouden voordat ze achter hen aan zou gaan, eisend het geld terug te geven. Hij was de enige die haar dan rustig kreeg, want Firenzo en zijzelf waren pas vijf zomers oud, zij begrepen niet wat er aan de hand was. Later konden ze dat wel, maar dat was pas jaren na vader Naymers ‘dood’.

Als Zaku al weet wat ze met die woorden bedoelde, laat hij het niet merken. Hij kijkt haar alleen maar gekwetst aan, met die zuiverblauwe ogen van hem. “Dat doet zeer, mijn lieveling.”

Hij klapt twee maal met zijn handen. Meteen komt er een dienaar met het hoofd gebogen naar hem toegerend om zijn zwarte mantel aan te nemen. Hij buigt naar zijn meester, waarna hij de kamer weer uit rent.

Met zijn armen over elkaar gevouwen wacht hij tot de jonge man weg is. Vervolgens nodigt hij hen uit om te gaan zitten.

“Oh wat ben ik toch onbeleefd, het is niet net van me om jullie te laten zitten, het spijt me daarvoor. Neem toch plaats.” Hij wijst met een simpel handgebaar naar de twee met goud bestikte sofa’s vlak naast het haardvuur. De stof glinstert in het warme licht.

Ze voelt zich zo erg in strijd met zichzelf. Het ene moment zou ze niets liever willen dan die man vertrouwen, geloven dat het echt haar vader is. Eigenlijk is hij ook haar vader, maar alleen haar biologische vader, haar vader is de man die haar opgevoed heeft, vader Naymer. Nu is het de vraag of de man die inmiddels tegenover hen op de sofa heeft plaatsgenomen, haar vader ook echt is.

Als ze het ene moment hieraan denkt, vliegen haar gedachten de volgende seconde over naar een meer defensiever gebied. Ze mag die man niet vertrouwen. Nu niet, nooit niet.

Ze mag niet vergeten hoe ze hier terecht is gekomen. Dat kwam allemaal door hem. Eerst – als dat waar is, - liet hij haar, Firenzo en moeder Wyna alleen achter, in alle armoede en honger, vervolgens vermoordt hij hun geliefde pleegmoeder en stuurt een demon achter hen aan. Daarna probeert hij hen te pakken te krijgen door middel van een demonische roos en nu heeft hij een eersteklas demon op hen afgestuurd om hen te ontvoeren en hier gevangen te zetten.

Ze mag het niet vergeten. Niet vergeten. Niet vergeten.

Niet vergeten.

Ze herhaalt het zo vaak in haar hoofd dat ze niet eens doorheeft dat Zaku met Rory zit te praten. Hij heeft een beschermende arm om haar heen geslagen, maar luistert wel geïnteresseerd naar wat Zaku te vertellen heeft. Ach, voor hem is het ook wel logisch, hij wordt verafschuwd in de Stad, en hij verafschuwt de mensen daar, het is normaal om dan een ander te zoeken, mensen en ideeën die wel met die van jou overeenkomen. Mensen die jou niet dood willen hebben.

Dat is een natuurlijk instinct, toch?

Ze voelt hoe Rory haar op een gegeven moment zachtjes aanstoot. “Peins niet zo, Anna, je doet er misschien goed aan even te luisteren.”

Ze voelt hoe een lichte blos op haar wangen verschijnt. Luisteren, ja, goed idee.

Maar niet vergeten.

“Nou,” begint Zaku, “ik zal jullie vertellen wie ik ben, wat ik doe, wat mijn ideeën zijn, en het belangrijkst, wat mijn geschiedenis is.” Hij kijkt haar recht aan, en het voelt alsof hij recht haar ziel in kijkt, voorbij alle muren en beschermingslagen die ze in haar verleden heeft opgelegd zodat er niemand volledig naar binnen kan.

“Wat jouw geschiedenis is.”

“Het begon allemaal, zomers geleden. Zomers voordat jij zelfs maar geboren was. Ik was nog maar zeventien zomers oud, ik had mijn hoorns nog niet zo lang, - ja hoorns, ik ben een dubbelgehoornde, net als jij Anna,- maar toch was ik al machtiger dan Vrouwe Valéria en Heer Kygo bij elkaar. Heer Fearghus, de toenmalige leider, zag mij als zijn opvolger doordat ik zo leergierig was. Hij leidde me op, leerde me alles wat hij wist, probeerde me te vormen voor dat leiderschap.

Echter lukte hem dat niet. Ik wist dingen van de Stad die eigenlijk geheim waren, diep verborgen onder lagen van manipulatie. Wat die dingen waren? Erge dingen. Vreselijke dingen.

Het was de manier waarop de dubbelgehoornden hun macht hadden gekregen. Met in het bijzonder de manier waarop de raad hun macht had verkregen.

In de verhalen zijn de dubbelgehoornden altijd al sterker geweest, gemaakt om te heersen. Maar eens in de zoveel tijd komt er een dubbelgehoornde om te heersen. Daarom zijn ze zo zeldzaam, omdat ze machtig zijn.

Ik ontdekte dat dit nog niet misschien waar was. Want toen ik een enkele dag vrij had van mijn plichten, deed ik iets waarvan ik hield: ronddwalen.

Ik kwam uit in de kerkers, een plek waar ik al vele malen vaker was geweest. De misdadigers van de stad zaten daar, niets bijzonders.

Echter, op die ene dag, vond ik een geheime, uiterst beschermde en verborgen deur. Door middel van mijn krachten als dubbelgehoornde kon ik deze openen, en je zult nooit raden wat ik vond.

De donkerste en grootste kerkers die je je maar kunt voorstellen. Kerkers die onder de gehele stad doorlopen. En er zaten niet zomaar gevangenen in, nee, het waren allemaal dubbelgehoornden. Sommigen jong, nog geen twintig zomers oud. Anderen lagen op het punt van sterven. Allemaal zaten ze opgesloten in die kerkers. De omstandigheden waren verschrikkelijk, afschuwelijk. Ziekte en dood dwaalden daar rond, ze kregen alleen restafval te eten, waardoor ze allemaal uitgehongerd waren.

In die kerkers vond ik ook mijn zielsverwant, mijn grote liefde, Bette. Ze was even oud als ik, en ook een dubbelgehoornde. Ik had haar nooit eerder gezien in de Stad, en ik had elke gehoornde in de Stad gezien na de inwijdingsceremonie die men destijds nog had als er een ‘nieuwe’ dubbelgehoornde verschenen was.

Ik hoorde van haar wat er gebeurde met dubbelgehoornden die niet speciaal genoeg leken voor de raad. Ze kwamen daar terecht, om vervolgens hun gehele leven te slijten in die kerkers, die afschuwelijke kerkers diep onder de grond. Niemand, behalve Heer Fearghus en Heer Tallynn wisten er van, zelfs de andere leden van de raad niet.

Die dag maakte ik een belofte aan mezelf, en aan hen. Ik zou die dubbelgehoornden redden, ik zou ze naar een plek brengen waar ze niet bang hoefden te zijn voor de Stad waar duidelijk niet iedereen welkom is.

Daarna ben ik elke keer als ik een moment vrij had, naar die kerkers gegaan, ik luisterde naar hun verhalen, bracht vers voedsel, kleding en medicijnen mee, hielp hen zoveel als ik kon.

Ze vertrouwden me, precies zoals ik dat wilde.

Ik werd sterker en machtiger. Heer Fearghus kon me op een bepaald moment niets meer leren. Daarom besloot ik om sterker te worden dan hij. Sterker dan de raad. Bij elkaar.

Ik ging de duistere kant in om dat te kunnen bereiken, alleen op die manier kon ik hen redden.

Alleen op die manier kon ik haar redden.

Helaas besefte Heer Tallynn op een gegeven moment waar ik mee bezig was, en hij haalde Heer Fearghus, en daarmee de raad over om me te laten verbannen.

Zo werd ik verbannen uit de Stad, de plek waar ik geliefd was, de plek waar ik macht had.

In mijn laatste dagen daar had ik een aantal van mijn vrienden en familieleden verteld wat ik had gezien, en gelukkig geloofden ze me.

Elke keer dat er een burger uit de Stad der Gehoornden verdween, werd er verteld dat ze vermist waren geraakt in de strijd, tijdens de jacht, of gewoon dat ze gestorven waren. Eigenlijk waren dat gewoon mijn volgelingen, die een voor een naar mij op zoek gingen.

Omdat ik niet wilde dat Heer Fearghus mij en mijn zou vinden, stichtte ik een rijk voor wezens die niet thuishoren in de Stad der Gehoornden, of in hun eigen stammen. Die wezens zijn welkom bij mij.

Na enkele zomers is het me met behulp van enkele dubbelgehoornden die inmiddels verschenen waren, gelukt om mijn zielsverwant Bette te redden uit die kerkers, samen met een aantal anderen. Ze waren enorm verzwakt en hebben er weken over gedaan om een beetje te herstellen.

Toen, op een dag, was ze ineens verdwenen. Weg.

Ik hoorde dat ze onder een andere naam en identiteit naar de Stad terug was verhuisd, om daar aan haar oude familie en vrienden te vertellen wat er gaande was in de Stad. Blijkbaar kreeg ze, bijna een zomer nadat ze verdwenen was, ook nog een tweeling. Een jongen en een meisje, die ze voor hun eigen veiligheid naar een dorpje in Angora over had laten brengen, naar een al wat oudere, maar zorgzame weduwe in het arme dorpje Velebora.

Al na een paar weken kwam ik er achter waar dat was, en meteen ben ik naar Velebora toegegaan, om de kinderen mee op te voeden. Helaas liet  Wyna dat niet toe, ze herkende me van de verhalen over een duistere tovenaar, een zekere Zaku.

Gelukkig zijn menselijke gedachten makkelijk te manipuleren, en niet veel later dacht ze al dat ik haar man was, een goede houthakker genaamd Naymer. Dat ben ik ook voor jou geweest Anna, dat weet ik. Dat ben ik nog steeds, mijn lieveling, voor jou ben ik dat nog steeds.

Op de een of andere manier raakte die betovering echter uitgewerkt, en Wyna had door wat ik had gedaan. Ze zorgde er voor dat de geruchten werden verspreid over dat ik duister hout kapte, wat zorgde voor de ziekte-epidemieën.

Geen andere keus dan verdwijnen had ik, met behulp van mijn nog steeds sterke magie zorgde ik voor een luchtspiegeling, zodat het leek alsof ik stierf door de hand van de beul.

Ik heb je altijd in de gaten gehouden, mijn lieveling, altijd. Jullie geholpen als het echt niet meer ging, de demonen weggehouden van de rand van de barrière.

Toen ik zag dat jullie het wel redelijk aankonden, ben ik teruggegaan naar mijn gestichte rijk waarin ik koning was-ben. Mijn geliefde Thrythwig had me nodig, en ik wist zeker dat de Gehoornden in de kerkers van de stad me ook nodig hadden. Ik zette een plan op om ze terug te halen, en meteen al mijn andere volgers mee te nemen. Ik denk dat jij, - Rory, was het niet?- wel, daarvoor mijn opening was. De sleutel tot het succes. Ik hoefde bijna niets te regelen op dat moment doordat jij en die vriend van je gingen jagen. Dat jullie die chimaera tegenkwamen was puur toeval, maar daarna heb ik die chimaera wel een beetje geholpen. Dat spijt me zeer, Rory, maar soms moet je voor je idealen offers brengen.

Terwijl de chimaera de hele stad in vlammen zette, waren de leden van de raad bezig om de nog niet gehavende delen te beschermen. Zij wisten dondersgoed wat er aan de hand was, maar toen ze uiteindelijk Heer Fearghus stuurden om mij en mijn volgelingen tegen te houden, waren ze te laat. De dubbelgehoornden uit de kerkers waren op zijn zachtst gezegd niet erg blij met deze hoge Heer. Er hoefden maar een paar van hen opgeofferd te worden om hem te doden. Daarna zijn we in een tocht die dagenlang duurde naar Thrythwig gereisd. We waren als een familie, iedereen hielp iedereen om verder te komen.

Na die tocht, toen iedereen weer aangesterkt was, zijn we begonnen met trainen. Velen hebben hier hun zielsverwant gevonden in die korte twee jaar. Er zijn vluchtelingen vanuit de Stad, vanuit Angora, vanuit andere rijken diep in de Wildernes gekomen om in Thrythwig te kunnen wonen. Voor een kleine vergoeding komen ze binnen de muren en pas als we zeker zijn dat we ze kunnen vertrouwen, worden ze opgenomen in het rijk. Thrythwig heeft een populatie van 147 gehoornden, 29 elfen, 5 centaurs, 41 mensen en 34 dwergen. Dat is een totaal van 256 burgers in mijn stad. En dan tel ik de pixies die vaak als gezelschap worden gehouden nog niet eens mee.

De 145e  gehoornde is er pas sinds kort. Alhoewel, ze is meer teruggekeerd nadat ik haar duidelijk had gemaakt dat weldra haar kinderen weer in Thythwig zouden zijn. Ze liet de Stad der Gehoornden achter zich en kwam terug naar mij.

Je lijkt veel op haar, mijn lieveling, je lijkt zoveel op haar.

Bette, lieverd, ik denk dat je je wel kenbaar mag maken aan je jonge dochter, Anna.”

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top